Het Werelderfgoedverdrag, dat op 23 november 1972 in Parijs werd ondertekend, is inmiddels door maar liefst 193 landen aanvaard. Het mag dus gerust ‘wereldrecht’ worden genoemd. Het verdrag heeft als doel het cultureel en natuurlijk erfgoed ‘van alle volken ter wereld’ te beschermen (preambule en artikel 11, lid 2 van het verdrag). Op grond van het verdrag is een lijst opgesteld van culturele en natuurlijke erfgoederen ‘van uitzonderlijke universele waarde’ (art. 11, lid 2). De Werelderfgoed Commissie omschrijft die als een culturele en/of natuurlijke waarde ‘die zo uitzonderlijk is dat het de nationale grenzen overschrijdt en van gemeenschappelijk belang is voor de huidige en toekomstige generaties van de hele mensheid’ (Unesco Werelderfgoed Commissie 2019). De lijst van werelderfgoederen moet ten minste iedere twee jaar geactualiseerd worden. Voor erfgoederen die worden bedreigd door ernstige en duidelijk omschreven gevaren, wordt een ‘Lijst van bedreigd Werelderfgoed’ opgesteld (art. 11, lid 4).
In bijna vijftig jaar zijn inmiddels in 167 landen ruim 1100 Unesco werelderfgoederen aangewezen. Daarbij is de natuur relatief ondervertegenwoordigd: ruim 900 cultuuren 250 natuurerfgoederen, waarvan 39 met dubbele status. Nederland telt 9 werelderfgoederen waaronder Schokland en omgeving, het molencomplex Kinderdijk, Droogmakerij de Beemster, de Amsterdamse grachtengordel en de Van Nellefabriek.
De Waddenzee is het enige natuurlijke werelderfgoed.
De Waddenzee: doen we Neerlands enige natuurlijke werelderfgoed voldoende recht?
De Waddenzee is het enige Nederlandse natuurgebied met de status van Unesco Werelderfgoed. Het is zo’n uniek en omvangrijk intergetijdengebied dat de hele wereld het als erfgoed mag beschouwen voor huidige en toekomstige generaties. Maar heeft die status juridisch iets om het lijf of is het vooral een marketinginstrument? En volstaat de huidige inzet om de bijzondere waarden van het Werelderfgoed Waddenzee ‘recht te doen’?
Al ruim veertig jaar werken Denemarken, Duitsland en Nederland samen aan een goed beheer van de Waddenzee. In 1991 spraken ze af een gezamenlijke nominatie voor te bereiden voor de werelderfgoedstatus onder het Unesco Werelderfgoedverdrag (zie gelijknamig kader). Dat bleek heel wat voeten in de aarde te hebben. Pas in 2009 besloot de Werelderfgoed Commissie deze status aan de Nederlandse en Duitse delen van de Waddenzee te verlenen. In 2014 werd ook het Deense deel aan de Werelderfgoedlijst toegevoegd.
Nominatie en aanwijzing
In het Werelderfgoedverdrag is vastgelegd dat de Werelderfgoed Commissie beslist welke culturele en natuurlijke plaatsen ‘uitzonderlijke universele waarden’ hebben en daarom de status van werelderfgoed verdienen (art. 11, lid 2). Daartoe heeft de commissie tien criteria uitgewerkt in de operational guidelines. Om op de werelderfgoedlijst te komen moet een monument aan minstens één van die criteria voldoen. Vier criteria hebben betrekking op natuurlijke erfgoederen: (vii) uitzonderlijke natuurlijke schoonheid en esthetisch belang, (viii) uitzonderlijk voorbeeld van bijzondere perioden in de geschiedenis van de aarde (bijvoorbeeld geologische processen), (ix) ecologische en biologische processen en (x) belangrijke natuurlijke leefomgeving voor biodiversiteit (Commissie Herziening Voorlopige Lijst Werelderfgoed 2010). Peter Burbridge van de University of Newcastle upon Tyne concludeerde in een haalbaarheidsstudie voor de nominatie van de Waddenzee in 2000 dat de Waddenzee voldeed aan al deze vier criteria.
Op advies van een ingestelde klankbordgrop werd later echter besloten de eerste grondslag (criterium vii, uitzonderlijke natuurlijke schoonheid en estethisch belang) te laten vervallen, zo heeft Hendrik Oosterveld in 2011 uitgelegd. Daarmee is de Waddenzee uiteindelijk genomineerd en aangewezen vanwege drie criteria, die op de Waddenzee Werelderfgoed-website als volgt uit de Engelstalige nominatie zijn vertaald:
- ‘Geologische processen (Criterium viii): Nergens anders op aarde is er zo’n gevarieerde en dynamische kustzone van deze omvang die voortdurend wordt gevormd en veranderd door wind en getijden. Deze natuurlijke processen voltrekken zich sinds millennia grotendeels ongestoord in de hele Waddenzee, waarbij eilanden, zandbanken, geulen, slikplaten, prielen, kwelders en duinen gevormd worden. […]
- Ecologische en biologische processen (Criterium ix): De Wadden-natuur getuigt op onschatbare wijze van de dynamische aanpassingen van planten, dieren en hun omgeving aan wereldwijde veranderingen, in het verleden en nu. De biomassaproductie is een van de hoogste in de wereld en biedt ruim voedsel aan vissen, schelpdieren en vogels.
- Biodiversiteit (Criterium x): [Het] werelderfgoed Waddenzee [hoort] bij de grootste wildernisgebieden van Europa en is een van de belangrijkste hotspots van biodiversiteit ter wereld. De Waddenzee biedt ruimte aan meer dan 10.000 soorten planten en dieren. Verder speelt de Waddenzee een onmisbare rol over haar grenzen heen: de rijkdom aan plaatselijke soorten is cruciaal voor zo’n 12 miljoen trekvogels die een tussenstop in het gebied maken op reis naar hun winter- of zomerverblijfsgebieden.’
Waddeneilanden erbuiten
Op 5 december 2007 sloten het Rijk, de drie Waddenprovincies, de negen Waddenzeekustgemeenten en de vijf Waddeneilanden het Convenant Waddenzee-Werelderfgoed. Ze spraken daarin af voor de afbakening van het Nederlandse deel van het werelderfgoed de grens aan te houden van de pkb (planologische kernbeslissing) Derde Nota Waddenzee, met uitzondering van het zogeheten ‘betwiste gebied’ in de monding van de Eems-Dollard. Daarmee vallen de Waddeneilanden in Nederland, anders dan in Duitsland en Denemarken, grotendeels buiten het werelderfgoed. Kwelders en platen aan de kust van de Waddeneilanden behoren er wel toe (figuur 1, pag. 50). Wat was de reden voor die uitsluiting? In de meeste officiële documenten beperkt de motivering zich tot de opmerking dat alleen pkb-gebied wordt genomineerd. De haalbaarheidsstudie van Burbridge voor de nominatie uit 2000 neemt deze begrenzing ook als uitgangspunt, maar geeft wel aan dat de eilanden onderdeel vormen van het hele systeem vanwege hun barrièrewerking. De eilanden hadden dus vermoedelijk wel meegenomen kunnen worden. Grote delen van de eilanden hebben ook de status van Natuur Netwerk Nederland-gebied (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en Natura 2000-gebied, waarmee de voor de nominatie vereiste juridische bescherming van relevante waarden is gewaarborgd. Een andere manier om de eilanden mee te nemen, was door het Waddengebied mede te nomineren voor de status van cultureel werelderfgoed. Het haalbaarheidsonderzoek van Burbridge uit 2000 zegt hierover zelfs: ‘Due to the international importance of the archaeological features, natural coastal landscapes, and unique agricultural landscapes, it is proposed that the initial designated World heritage Site will be expanded at a later date to incorporate major areas of the mainland and further areas of the islands.’ Dit voorstel lijkt echter nimmer een vervolg te hebben gekregen. Hoewel in officiële documenten weinig te lezen is over de reden om de eilanden niet mee te nemen, zal ongetwijfeld hebben meegespeeld dat men vreesde voor verdere Haagse bemoeienis en niet gerust was op de mogelijk beperkende werking van een werelderfgoedstatus voor de eilanden (zie verderop). Meindert Schroor schreef in 2008, in de tijd dat de erfgoednominatie werd voorbereid: ‘[…] de geringste associatie met een beperking van economische activiteiten [leidt] tot een afzijdige tot ronduit afwijzende houding van diverse economische sectoren in het waddengebied’.
Opvallend is echter dat bij besprekingen van de voordelen van de werelderfgoedstatus de eilanden vaak juist wél min of meer tot het werelderfgoedgebied worden gerekend. Dit gebeurt in marketinguitingen maar ook in officiële overheidsdocumentatie. Zo schreef minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2019 aan de Tweede Kamer: ‘De Waddeneilanden danken hun aantrekkelijkheid aan de ligging in een uniek natuurgebied dat sinds 2009 de status van Unesco Werelderfgoed heeft’. Voor de buitenstaander kan hiermee gemakkelijk het idee van ‘eten van twee walletjes’ ontstaan: geen last willen hebben van een eventueel zwaardere bescherming, maar wel willen profiteren van de voordelen. Dit lijkt niet nodig te zijn wanneer de Waddeneilanden een ontwikkeling nastreven die duurzaam is in de zin dat de mens een veilig en welvarend bestaan kan hebben binnen de grenzen van de internationaal erkende uitzonderlijke universele waarden van het Waddengebied.
Vrees voor extra regels
De nominatie van de Waddenzee als werelderfgoed was geen gemakkelijk besluit. Draagvlak werd essentieel geacht en er bestond nogal wat vrees dat de Unesco-status zou leiden tot extra regels en beperkingen voor de mens. Het Convenant Waddenzee-Werelderfgoed uit 2007 benadrukte daarom dat ‘gevestigde menselijke activiteiten een onlosmakelijk deel uitmaken van de karakteristieke waarde van het Waddengebied’ en dat de convenantspartijen uit een aanwijzing geen ‘verdere juridische consequenties, regelgeving en beperkingen laten voortvloeien, anders dan die voortkomen uit de vigerende weten regelgeving en reguliere beleid ten aanzien van de Waddenzee’ (art. 1). In dezelfde periode (december 2007) schreef minister Verburg (destijds verantwoordelijk voor natuurbeleid) dit ook aan de Tweede Kamer: ‘Unesco kan hieraan geen eigen regels toevoegen’. Volgens de convenantspartijen vormde het verkrijgen van de werelderfgoedstatus een ‘kwalitatieve erkenning en […] geen juridisch instrument’ (art. 4). Maar klopt dit wel?
Bescherming
De veelvuldig door de Rijksoverheid en anderen uitgedragen visie dat de werelderfgoedstatus geen nieuwe juridische verplichtingen of beperkingen aan het gebied zou opleggen, is goed te begrijpen als je kijkt naar de sterke juridische status die het Waddengebied al had en heeft onder geldend internationaal, Europees en nationaal recht. Het Waddengebied heeft de status van internationaal wetland onder het Ramsar-verdrag, is erkend als Bijzonder Gevoelig Zeegebied (PSSA) door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), heeft het etiket OSPAR Beschermd Gebied en is aangewezen als Natura 2000-gebied onder zowel de EU Vogelrichtlijn als de EU Habitatrichtlijn. Bovendien is het gebied van groot belang voor de bescherming van migrerende diersoorten (Verdrag van Bonn en daaronder tot stand gekomen bijzondere verdragen inzake zeehonden en trekvogels). Ook zijn onderdelen van het Waddengebied aangewezen als Belvedèregebieden ter uitvoering van het Europese Landschapsverdrag en het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta). Een al bestaande, goede juridische bescherming van de uitzonderlijke universele waarden vormde overigens ook een voorwaarde om een werelderfgoedstatus te kunnen verkrijgen. Die nieuw verworven status betekende dus niet dat het gebied plotseling een goede bescherming kreeg die het daarvóór niet had.
Toch is de stelling uit het Convenant Waddenzee-Werelderfgoed dat de toekenning van werelderfgoedstatus ‘geen juridisch instrument is’ en geen juridische consequenties heeft, niet juist. Het Werelderfgoedverdrag brengt weliswaar niet veel extra verplichtingen met zich mee ten opzichte van de al bestaande regels, maar er vloeien wel degelijk zelfstandige juridische consequenties uit voort. Het verdrag maakt bijvoorbeeld duidelijk dat een staat met werelderfgoed binnen zijn grondgebied verplicht is om ‘bescherming, behoud, het toegankelijk maken en het overdragen aan komende generaties’ te waarborgen (art. 4). Ook moeten ‘opvoedkundige en voorlichtende programma’s’ worden ontwikkeld ter ‘verhoging van de waardering en de eerbied’ van het volk voor het werelderfgoed en bestaat de verplichting ‘het publiek op grote schaal voor te lichten over de gevaren die dit erfgoed bedreigen’ (art. 27). Deze verplichtingen gelden dus ook voor Nederland ten aanzien van de Waddenzee. Het Werelderfgoedverdrag onderstreept verder de noodzaak van internationale samenwerking om de Waddenzee als erfgoed voor de hele wereld te behouden. Als partij bij het verdrag erkent Nederland dat een ‘[wereld]erfgoed een erfgoed is van de gehele wereld, tot welks bescherming de gehele internationale gemeenschap verplicht is samen te werken’ (art. 6).
Internationale erkenning
Los van deze juridische aspecten benadrukte Greetje van den Bergh als voorzitter van de Nederlandse Unesco Commissie tijdens een Waddenacademie-lezing in 2015 terecht dat een belangrijke toegevoegde waarde van de werelderfgoedstatus schuilt in de internationale erkenning van de bijzondere waarden van het gebied. Zij ziet hierin een ‘positieversterking van de pleitbezorgers van verantwoord beheer’, die belangrijk is voor de goede bescherming van het Waddengebied. Er blijven immers belangentegenstellingen bestaan en – zo legde Van den Bergh uit – kortetermijnbelangen winnen het vaak van langetermijnbelangen, en kwantificeerbare belangen van kwalitatieve argumenten. Denk aan de belangen van visserij, havenactiviteiten, agrarisch ondernemen, duurzame energieprojecten en toerisme enerzijds en het behoud en herstel van biodiversiteit, het vrij functioneren van het ecosysteem, openheid van het landschap, duisternis en stilte anderzijds. Van den Bergh benadrukte ook dat de werelderfgoedstatus bijdraagt aan ‘een sterker bewustzijn van de waarde van het gebied bij de regionale bevolking,’ en dat deze sense of place de bewoners energie en inspiratie geeft die de bescherming van het gebied ten goede kunnen komen.
Marketinginstrument
In december 2007, ten tijde van de nominatie van de Waddenzee als werelderfgoed, schreef minister Verburg aan de Tweede Kamer dat de status een belangrijk ‘merk’ en ‘marketinginstrument’ zou vormen voor toerisme, het aantrekken van werknemers, enzovoorts. Greetje van den Bergh gaf in 2015 al een mooi overzicht van de terreinen waarop de werelderfgoedstatus als ‘merk’ benut kan worden: recreatie, cultuur en ‘op duurzaamheid gerichte innovatie’ binnen de visserij, voedselproductie en andere sectoren. Overigens blijkt dat het alleen verlenen van een werelderfgoedstatus aan de Waddenzee niet zonder meer tot positieve effecten leidt. Onderzoek van Akke Folmer in 2016 onder Terschellingbezoekers wees uit dat de Waddenzee een belangrijk motief voor hun eilandbezoek was, maar slechts 6,5% gaf aan dat de werelderfgoedstatus voor hen een reden vormde. Zoals Van den Bergh aangaf, vraagt het strategisch en verantwoord benutten van de voordelen een consistent langetermijnbeleid, gebaseerd op visie, regie en integraliteit.
Zorgen
Al is er op alle overheidsniveaus veel inzet om de Waddenzee goed te beschermen, op een aantal punten bestaan grote zorgen. Zo staat het behoud van het open landschap, een belangrijke doelstelling van de Structuurvisie Waddenzee, voortdurend onder druk. Dit wordt vooral veroorzaakt door cumulatie. Kleine inbreuken in de vorm van nieuwe bebouwing, havenuitbreiding, boortorens en duurzame-energieprojecten worden vaak individueel getoetst en aanvaardbaar gevonden, terwijl de optelsom leidt tot een langzame aantasting van het landschap. De Beleidsverkenning Waddengebied uit 2017 stelt dan ook: ‘De kans is groot dat het unieke open landschap van het Waddengebied de komende decennia verder dichtslibt. Er is onder de huidige omstandigheden en gelet op toekomstige ontwikkelingen (energietransitie) reden aan te nemen dat deze tendens zich versterkt zal doorzetten. […] Om sluipend dichtslibben een halt toe te roepen en het unieke open landschap voor het werelderfgoed te behouden én om duidelijkheid te bieden waar bebouwing mogelijk blijft, is het nodig de huidige beoordelingskaders te verduidelijken.’ Er zijn ook zorgen over cumulatieve effecten op waarden als duisternis en stilte. De in 2016 door 43 organisaties ondertekende intentieverklaring Dark Sky Werelderfgoed Waddengebied maakt duidelijk hoe sterk die zorgen worden gevoeld. Het is daarmee extra jammer dat men er ruim tien jaar geleden voor koos de Waddenzee niet ook voor het vierde werelderfgoedcriterium – uitzonderlijke natuurlijke schoonheid en esthetisch belang – aan te wijzen. De haalbaarheidsstudie voor de nominatie maakte immers duidelijk dat het gebied wel aan dit criterium voldeed. Aspecten zoals openheid, duisternis en stilte zijn bovendien van belang voor het behoud en herstel van biodiversiteit. Dan zijn er nog andere, directere zorgen, blijkt uit het Quality Status Report Wadden 2017. Zo is het nutriëntengehalte in de Waddenzee, onder meer door de aanvoer via rivieren, veel te hoog, wordt er nog steeds chemische verontreiniging in vogeleieren gemeten en blijft het zwerfafvalprobleem in alle delen van het Waddengebied voortduren. Ook komen in de Waddenzee tientallen niet-inheemse soorten voor, waaronder enkele die grote invloeden kunnen hebben op de inheemse natuurwaarden. Veel van deze problemen stapelen zich op, waardoor de overheid er moeilijk grip op krijgt.
Voorts laat een analyse uit 2019 zien dat een groot aantal vogelsoorten die gebruik maken van de Waddenzee er niet goed voor staan en dat juist de Waddenzee een zwakke schakel is in de trekroute. Dat geldt met name voor broedvogels en voor acht migrerende vogelsoorten, waaronder de smient en de bonte strandloper. Zorgen bestaan voorts over een effectieve bescherming van vogels en andere soorten onder de Wet natuurbescherming. Zo is het door afzwakking van de soortenbescherming in deze wet lastiger geworden om handhavend op te treden tegen verstoring van vogels en zeehonden. Sjoerd Keizer, raadslid in kustgemeente Noardeast-Fryslân, schreef op 18 februari 2019 in Trouw: ‘Sinds op 1 januari 2017 de nieuwe Wet natuurbescherming in werking trad, is ook handhaving op de Waddenzee een stuk lastiger geworden. Kon je vroeger een bon verwachten als je zeehonden of vogels verstoorde, het afgelopen jaar is hier geen enkele boete voor uitgedeeld.’ De verstoring kan juist toenemen door groeiend toerisme en andere menselijke activiteiten. Zorgen vloeien ook voort uit scheepsongelukken zoals Katja Philippart en Edward Brans beschrijven. Naast deze tamelijk concrete bedreigingen zijn er ontwikkelingen waarover nog veel minder kennis bestaat, zoals klimaatverandering. Daarover meer in het interview met Pier Vellinga en Ad van der Spek.
Waddenzee als rechtspersoon
Hierboven ging het steeds over de Waddenzee als object, niet als subject. Zo is de Waddenzee ook als object aangewezen als werelderfgoed voor huidige en toekomstige generaties. De mens bepaalt de juridische status van de Waddenzee en hoe en in welke mate het gebied wordt benut, beschermd en beheerd. Dit is op zich geen verrassing, want in nagenoeg alle rechtssystemen wereldwijd staan de mens en menselijke rechten en belangen nu eenmaal centraal. In veel van deze antropocentrische rechtssystemen neemt de mens bovendien een zeer dominante houding ten opzichte van de natuur aan.
Geïnspireerd door inheems recht is dit op diverse plaatsen aan het veranderen en zijn componenten van de natuur zoals rivieren en oude bossen erkend als rechtspersoon. Hierdoor kan de natuur ook zelf rechten hebben, waaronder eigendomsrechten. Zo heeft de Nieuw-Zeelandse Whanganui-rivier, van groot belang voor de Maori, in 2017 bij wet rechtspersoonlijkheid gekregen en heeft de rivier nu zelf eigendomsrechten. In onder andere Colombia en India hebben rechters rivieren of oude bossen een eigen positie in het recht met de daarbij behorende rechten toegekend. De juristen Lambooy, Van de Venis en Stokkermans hebben onlangs geopperd om voor de Waddenzee een vergelijkbare benadering te gaan volgen. Zij stellen voor ‘het eigen belang van de Waddenzee’ meer centraal te zetten ‘door deze in een eigen organisatie met rechtspersoonlijkheid onder te brengen’. Zo’n organisatie noemen ze een ‘natuurschap’.
Voldoende recht?
De Waddenzee wordt in theorie ‘voldoende recht gedaan’. Het gebied geniet bescherming onder een groot aantal internationale verdragen, Europese richtlijnen en nationaal recht en beleid. De werelderfgoedstatus is te zien als een fraaie kroon op deze vele lagen van bescherming. Anders dan vaak wordt aangenomen, is de aanwijzing als werelderfgoed wel degelijk juridisch relevant. Nederland moet er immers samen met Duitsland en Denemarken voor zorgen dat de uitzonderlijke universele waarden van dit gebied behouden blijven. De besproken zorgen laten echter zien dat dit in de praktijk lang niet altijd vanzelfsprekend is. We kunnen de beste intenties hebben, maar er zijn veel processen die de uitzonderlijke universele waarden van de Waddenzee aantasten of bedreigen. Dit zijn vaak langdurige processen met een veelheid aan effecten, die vooral als optelsom grote gevolgen hebben. Nagenoeg alle grote bedreigingen hebben een cumulatief karakter, of het nu gaat om verontreiniging, verstoring, landschapsaantasting of klimaatverandering. Ook op internationaal niveau hebben we geleerd dat overheden hier moeilijk grip op krijgen. Denk aan de plastic-problematiek, het biodiversiteitsverlies, het fragmenteren van wildernisgebieden, de stikstofproblematiek in Europa en natuurlijk klimaatverandering. Dit inzicht vraagt veel van het Nederlandse beleid en recht, maar gelukkig zijn er veel lichtpunten aan de horizon. Het instellen van de Beheerautoriteit Waddenzee onderschrijft het grote belang van meer afstemming tussen de vele bij de Waddenzee betrokken overheden en de inzet van bedrijven, maatschappelijke organisaties en bewoners. De op 9 juli 2020 aangeboden Ontwerp-Agenda voor het Waddengebied 2050 straalt veel ambitie uit en moet het fundament gaan vormen voor de verdere concretisering van de gezamenlijke inzet en beleidsontwikkeling. Deze gezamenlijkheid en het daarin geïncorporeerde brede draagvlak passen bij de geest van het werelderfgoed.
Het is echter ook belangrijk te beseffen dat de beschreven zorgen op veel momenten stevige regie en het stellen van prioriteiten zullen vereisen. De ervaren bestuurder en voormalig voorzitter van het inmiddels opgeheven Regiecollege Waddengebied Bas Eenhoorn zei eerder dit jaar in een interview in Geografie [maart 2020]: ‘In mijn bestuurlijke leven heb ik ervaren dat belangenafwegingen vaak niet leiden tot de beste oplossing, maar tot compromissen waar niemand blij mee is. […] Belangen die evident strijdig zijn met de hoofddoelstelling – behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden en een open landschap – mogen geen kans krijgen.’ Het mooie is dat deze vasthoudendheid uiteindelijk in het belang is van mens en natuur. Juist in het Waddengebied bestaat immers een groot besef dat sociaaleconomische belangen en de uitzonderlijke universele waarden elkaar conform artikel 4 van het Werelderfgoedverdrag enorm kunnen versterken voor huidige én toekomstige generaties.
Kees Bastmeijer is hoogleraar Natuurbeschermings- en Waterrecht aan de Tilburg Universiteit en directielid van de Waddenacademie, met als portefeuille Natuur en Recht.
BRONNEN
- Van den Bergh, G. (2015). Sociaaleconomische kansen in het Werelderfgoed Waddenzee. Lezing 5 november 2015.
- Burbridge, P.R. (2000). The Nomination of the Wadden Sea Conservation Area as a World Heritage Site. A Feasibility Study for the Trilateral Wadden Sea Cooperation/ Common Wadden Sea Secretariat. Newcastle: Department of Marine Sciences and Natural Resources, University of Newcastle upon Tyne.
- Commissie Herziening Voorlopige Lijst Werelderfgoed (2010). Uitzonderlijk en universeel. Voorlopige Lijst Unesco Werelderfgoed Koninkrijk der Nederlanden 2010. Den Haag/Amersfoort.
- Folmer, A. (2016). Sustainable tourism development and the world heritage status of the Wadden Sea: The case of Terschelling. Research in Hospitality Management 6(1): 45-50.
- Intentieverklaring Dark Sky Werelderfgoed Waddengebied (2016).
- Keizer, S. (2019, 18 februari). Het waddengebied is ons werelderfgoed, bescherm het dan ook goed. Trouw.
- Lambooy, T, Van de Venis, J., & Stokkermans C. (2020). Hoog tij(d) voor een Natuurschap Waddenzee: Voorstel voor een nieuwe vorm van governance van de Waddenzee. Tijdschrift voor Omgevingsrecht en Omgevingsbeleid (TOO), 2020/1, 70-79.
- Ministerie van Binnenlandse Zaken (2019). Waddenzeebeleid. Kamerstukken II, 2018-2019, 29 684, nr. 189.
- Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (2020). Ontwerp-agenda voor het Waddengebied 2050. Koersen naar een veilig, vitaal en veerkrachtig Waddengebied in 2050. Den Haag: Ministerie van I&W.
- Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2007). Waddenzeebeleid. Kamerstukken II, 2007-2008, 29 684, nr. 62.
- Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Provincies Noord-Holland, Friesland en Groningen, Vereniging van Waddenzeegemeenten & Samenwerkingsverband Waddeneilanden (2007). Convenant Waddenzee-Werelderfgoed. Delfzijl, 5 december 2007.
- Ministeriële Verklaring van de Zesde Trilaterale Regeringsconferentie over de Bescherming van de Waddenzee. Esbjerg, 31 november 1991.
- Ministeriële Verklaring van de Achtste Trilaterale Regeringsconferentie over de Bescherming van de Waddenzee. Stade, 22 oktober 1997.
- Oosterveld, H. (2011). Een wereld van verschil. Veertig jaar beleid in het Waddengebied. Leeuwarden: Waddenacademie.
- Overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld (Werelderfgoedverdrag). Parijs, 23 november 1972.
- P2, RHO & ProDo Consult (2017). Beleidsverkenning Waddengebied. Toekomstige Rol en Ambitie van Rijk en regio voor het Waddengebied Deel 1: Bevindingen. P2, RHO en ProDo Consult, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, 31 maart 2017.
- Quality Status Report Wadden 2017.
- Schroor, M. (2008). Waddenzee Waddenland. Historische verkenningen rond de geografische identiteit en begrenzing van het internationale waddengebied.
- Unesco Werelderfgoed Commissie (2009). Decision 33 COM 8B.4, 2009. Natural properties - New Nominations - The Wadden Sea (Germany, Netherlands).
- Unesco Werelderfgoed Commissie (2019). Operational Guidelines for the Implementation of the World Heritage Convention. WHC.19/01, 10 July 2019.
- Van de Venis, J., Lambooy, T. & Berkhuysen, A (2018, 20 januari). De Waddenzee heeft ook rechten en die horen in de Grondwet te staan. Trouw.
- De Vries-Stotijn, A, Van Ham I, & Bastmeijer, K. (2019), Protection through property: from private to nature-held rights, Water International.
- World Heritage Nomination Project Group & Common Wadden Sea Secretariat (2007). Nominatie van het beschermingsgebied van de Duits-Nederlandse Waddenzee als Werelderfgoed. Versie na regionale consultatie november 2007.
En verder: