Wereldzwerfgoed

1 oktober 2020
Auteurs:
Katja Philippart
Hoogleraar Productiviteit mariene kustsystemen bij de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht, portefeuillehouder Ecologie bij de Waddenacademie en programmaleider bij het NIOZ op Texel.
Edward Brans
Advocaat bij Pels Rijcken & Droogleever en houdt zich onder meer bezig met privaat- en bestuursrechtelijke milieuaansprakelijkheid, waaronder handhaving bij milieu-incidenten.
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2020
Waddenzee
Kennis
FOTO: JASPER VEROLME/MEDIACENTRUM DEFENSIE
Militairen helpen bij het opruimen van het zwaar vervuilde strand op Schiermonnikoog na de ramp met MS Zoe (4 januari 2019).

Begin januari 2019 verliest het containerschip MSC Zoe even ten noorden van de Waddeneilanden een groot aantal containers, mogelijk met forse milieuschade voor de Waddenzee. Er is nu onderzoek gaande om vast te stellen hoe groot die schade is. Geen eenvoudige opgave.

 

Op 1 januari 2019 draait de MSC Zoe, met een lengte van bijna 400 meter, varend onder de Panamese vlag en op weg naar Bremerhaven, om 18.50 uur de vaarroute in net ten noorden van de Nederlandse Waddeneilanden (figuur 1). Tijdens de storm (Beaufort 8-10) deint het schip heftig op de meer dan 5 meter hoge golven. Rond 23.00 uur maakt de MSC Zoe een paar flinke slingerbewegingen en ziet de bemanning een aantal containers in zee verdwijnen. Na een inventarisatie van de schade wordt er doorgevaren. Om 01.30 uur zwaait het schip opnieuw heen en weer en verliest het nog meer lading. Als het licht wordt, blijken er veel meer containers over boord geslagen te zijn dan aanvankelijk gedacht.

Een dag later, op 3 januari om 01.00 uur, meert de MSC Zoe af in Bremerhaven en begint de inventarisatie van de verloren lading en het ongevalsonderzoek. De dag ervoor verschijnen in de loop van de ochtend veel foto’s van stranden bezaaid met vooral kunststof voorwerpen zoals stoelen, jassen en speelgoed. Schiermonnikoog lijkt het zwaarst getroffen, maar ook op de andere eilanden en even later op de vastelandskust spoelen resten van de lading aan. Het ruimen van aangespoelde containers en losse lading gaat van start en dan volgen ook de inventarisatie en berging van de containers op de zeebodem. Bijna twee jaar later lijken de stranden redelijk schoon, maar nog niet alle containers en hun inhoud zijn geborgen en dat zal waarschijnlijk ook niet meer gebeuren. De resterende rommel is inmiddels begonnen aan een zwerftocht door het Waddengebied en daar voorbij. De vraag is waar dit vuil uiteindelijk terecht gaat komen en tot wat voor schade dat leidt.

Overboord geslagen

Om eventuele milieuschade te kunnen beoordelen, moet eerst duidelijk zijn wat er verloren is gegaan. De informatie over wat er precies overboord ging, hoeveel en waar, was aanvankelijk nog vrij summier en werd voortdurend bijgesteld. Zo werd eerst gesproken over 30 containers, na een dag over 270 containers, een week later over 291. Uiteindelijk stopte de teller bij 342 stuks. Eind 2019 – een jaar na dato – was 2.432.630 kilogram van de verloren 3.257.000 kilogram aan containers en lading geborgen Dit betekent dat ongeveer een kwart (ruim 800 ton) van de verloren materialen nog ergens rondzwerft. Op basis van de te verwachten schade aan de omgeving is het ongeluk volgens de definities van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Europese richtlijn 2009/18/EC geclassificeerd als een ‘zeer ernstig scheepvaartongeval’.

FOTO: HAVARIEKOMMANDO
De MSC Zoe onderweg naar Bremershaven met omgevallen en deels in zee verdwenen containers (2 januari 2019).

De Duitse dienst voor maritieme noodgevallen maakte vrij snel na het incident de inhoud van drie containers met gevaarlijke stoffen bekend. Twee 20-voets containers met respectievelijk peroxides en lithiumbatterijen waren met lading en al overboord geslagen. Een derde, 40-voets container was opengescheurd, maar niet overboord gegaan. Wel was de inhoud (22,5 ton aan 0,5 millimeter polystyreen korrels) grotendeels in zee verdwenen. Het strand van Schiermonnikoog lag bovendien direct na het incident bezaaid met miljoenen plastic pellets van ongeveer 4 millimeter doorsnee, zowel los als verpakt in zakken van 25 kilogram. Mogelijk waren ook deze microplastics van de MSC Zoe afkomstig (figuur 1).

Mogelijke milieuschade

Het in 2019 gestarte onderzoek naar de milieuschade richt zich in eerste instantie op de gevolgen van het verlies van de plastic korrels en pellets. De grootte, vorm en het soortelijk gewicht van deze microplastics bepalen voor een groot deel hoe ze zich door het milieu verspreiden en welke organismen zoals schelpdieren, vissen en vogels de deeltjes zullen binnenkrijgen. Ook de chemische samenstelling van de microplastics is van belang. Afhankelijk van de additieven kunnen bijvoorbeeld de polystyreen korrels giftig zijn.

Omdat er vóór het ongeluk maar een beperkt aantal metingen is verricht naar dichtheden van microplastics in het Waddengebied, is het mogelijkerwijs lastig vast te stellen wat er door het ongeluk is toegevoegd. Daarom zijn op verzoek van Rijkswaterstaat en op basis van het advies van de Waddenacademie enkele bestaande langjarige meetprogramma’s (onder meer aan bodemdieren, vissen en vogels) van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en Wageningen Marine Research sinds begin 2019 uitgebreid met bemonstering van microplastics en wordt ook de aanwezigheid van plastic deeltjes van bewaard materiaal van voorgaande jaren geanalyseerd. De resultaten zullen begin 2021 worden gepubliceerd. Pas dan weten we of, en zo ja, hoe de plastic korrels en pellets zich verspreid hebben in het Waddengebied.

Verdragen en regels

De bescherming van de natuurwaarden van de Waddenzee is in een aantal nationale, trilaterale (tussen Denemarken, Duitsland en Nederland), Europese en internationale verdragen en regels vastgelegd. Zo heeft de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) de Waddenzee en de aangrenzende Noordzeekustzone in 2002 aangewezen als een bijzonder kwetsbaar zeegebied. Dit heeft er al toe geleid dat olietankers alleen nog via de noordelijke route mogen varen.
Verder bevatten het Waddengebied en de Noordzeekustzone ten noorden van de Waddeneilanden samen zeven Natura 2000- gebieden. Door het incident met de MSC Zoe is een aantal van deze gebieden vervuild geraakt. Het kan dus zijn dat deze vervuiling de soorten en de leefgebieden die onder de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn vallen, heeft aangetast en dat voor kortere of langere tijd zal blijven doen.

Daarbij speelt natuurlijk de vraag of een vervuiler met succes aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die aan beschermde leefgebieden en soorten is veroorzaakt. Dit is geregeld in de Europese milieu-aansprakelijkheidsrichtlijn (ELD). De reikwijdte van de ELD is beperkt tot leefgebieden en soorten die expliciet worden beschermd door de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Hieronder vallen ook vogels genoemd in de Vogelrichtlijn binnen de Natura 2000-gebieden van de Waddenzee en de Noordzeekustzone, en ‘typische’ soorten (bijvoorbeeld bodemdieren) van de habitattypes H1140 (slik- en zandplaten) en H1110 (permanent overstroomde zandbanken).

Er is pas sprake van schade in de zin van de wet als de lokale dichtheden van deze soorten vogels en bodemdieren na een incident significant afwijken van wat je zou mogen verwachten als er geen incident had plaatsgevonden, de baseline condition. De uitkomst van zo’n (statistische) analyse vormt de basis voor de verdere beoordeling of er milieuschade is veroorzaakt en welke herstelmaatregelen geboden zijn om dit gat te dichten. De schade in geld uitgedrukt zijn de kosten van de maatregelen nodig voor milieuherstel, waarbij ook het tussentijds verlies aan milieukwaliteit wordt meegenomen.

Figuur 1: Vaarroute van de MSC Zoe Vaarroute van de MSC Zoe ten noorden van de Waddeneilanden op weg naar Bremerhaven op 1 en 2 januari 2019 en gelocaliseerde en aangespoelde containers en langs de kust getelde HDPE-korrels. Het schip volgde de zuidelijke route (Terschelling-German Bight TSS). De noordelijke route is aangegeven als East Friesland TSS.

Metingen

Dit najaar gaat op verzoek van Rijkswaterstaat een onderzoek van start naar eventuele afwijkingen in dichtheden van een aantal soorten in de Waddenzee en de Noordzeekustzone ten opzichte van wat je zou mogen verwachten op basis van waarnemingen in voorgaande jaren. De analyses van de veldmetingen geven ook een indicatie van de plastic belasting van ons deel van het Unesco Werelderfgoed Waddenzee. De statistische analyse van de gegevens door de tijd heen biedt mogelijk inzicht in de vraag of en, zo ja, hoe deze belasting doorwerkt in beschermde natuurwaarden van de Waddenzee en de Noordzeekustzone. We kunnen alleen maar hopen dat het meevalt.

 

Katja Philippart is hoogleraar Productiviteit mariene kustsystemen bij de faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht, portefeuillehouder Ecologie bij de Waddenacademie en programmaleider bij het NIOZ op Texel.
Edward Brans is advocaat bij Pels Rijcken & Droogleever en houdt zich onder meer bezig met privaat- en bestuursrechtelijke milieuaansprakelijkheid, waaronder handhaving bij milieu-incidenten.

 

BRONNEN