Veel dank aan de beheerders van dé Zuid-Afrika-collectie in Nederland: het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam.
De Eerste Hollandsche schoolkaart van de Zuid-Afrikaansche Republiek. De gouden aanraking
In het november/decembernummer beschreef Lowie Brink hoe Nederlanders het initiatief namen tot de schoolwandkaart van de Zuid-Afrikaansche Republiek (1892). De vondst van diamanten en goud in de jaren 1860 en 70 luidde het einde van de Boerenrepublieken in. De kaart werd nog aangepast, maar was in 1902 passé. Een gevoel van stamverwantschap met de ‘Afrikaner neven’ maakte gaandeweg plaats voor de Nederlandse anti-Apartheidsbeweging.
De vondst van diamanten bij Kimberley begin jaren 1860 trok de aandacht van gelukzoekers maar ook van Engeland. De diamantvelden werden daarna ondanks claims van Oranje Vrijstaat aan de Engelse Kaapkolonie toegewezen. De vondst van goud in diverse delen van Transvaal vanaf de jaren 1870 bleef echter voorlopig buiten bereik van de Engelsen. Vooral de goudvondst in 1886 in de Witwatersrand, een bergrug ten zuiden van Pretoria die de waterscheiding vormt tussen de Vaal en de Limpopo, was sensationeel. ‘De Rand’ werd het grootste goudproducerende gebied ter wereld. Het transformeerde Transvaal van een arm in een rijk land en schudde de Boeren wakker. Opeens was er geld voor de aanleg van spoorwegen en telegraaflijnen. Door het gebrek aan bevaarbare rivieren waren de spoorwegen economisch van levensbelang voor het transport van en naar de goudvelden. De spoorweg van Pretoria naar het Portugese Lourenço Marques aan de Indische Oceaan, die in 1895 open ging, was daarnaast van groot politiek en militair belang. Deze ‘Oosterlijn’ maakte voor het eerst een niet door de Britten gecontroleerd contact met de buitenwereld mogelijk en was een oude droom van Kruger en Leyds.
Het spoorwegennet breidde in de jaren 1890 snel uit en ook op de schoolwandkaart is dat merkbaar. Rond 1899 voegde een deskundig tekenaar van uitgever De Bussy met de hand maar liefst acht spoorwegen toe om de kaart weer actueel en beter verkoopbaar te maken. Ook het telegraaflijnennet was voor de goudmijnen van groot economisch belang en sterk in ontwikkeling. De schoolwandkaart geeft aan dat al in 1892 elk district en bijna elk goudveld telegrafisch bereikbaar was. De goudvelden leverden Transvaal hoge inkomsten op, maar – zoals ook de mythologische koning Midas ondervonden heeft – het goud zou tevens het einde bewerkstelligen. De enorme aantallen goudzoekers, deels van Engelse afkomst, kregen van de Boeren nauwelijks politieke rechten. Deze ‘Uitlanders-kwestie’ zou Engeland een aanleiding geven om in de Tweede Boerenoorlog (1899-1902) definitief met Transvaal en Oranje Vrijstaat af te rekenen. Waar koning Midas nog eenvoudig van zijn vloek kon afkomen, restte president Kruger in 1900 niets anders dan de boot naar Europa en een rijtochtje door Den Haag met Blink aan zijn zijde.
No more heroes
De Engelse stoomwals vanuit de Kaapkolonie naar het noorden was niet meer te stoppen, ook al dachten de Boeren God aan hun zijde te hebben. Natal (zie nummer 1 op de kaart) werd in 1843 geannexeerd en de diamantvelden bij Kimberley (2) zijn hiervoor al genoemd. Twee nieuwe Boerenrepubliekjes, Stellaland en Goosen, werden in 1885 onder druk opgenomen in Brits Bechuanaland (3). Het gebied noordelijk daarvan werd een Brits protectoraat (4). En in 1893 onderwierp Cecil Rhodes Matabeleland, op de schoolwandkaart Makalaka Land genoemd (5), en doopte het Rhodesië.
Ook aan de oostgrens van Transvaal was het onrustig. Het in 1884 gestichte Boerenstaatje ‘Nieuwe Republiek’ (later een district van Transvaal onder de naam Vrijheid) was interessant voor de Boeren vanwege de ligging aan de Indische Oceaan. Plannen voor een spoorweg van Pretoria via Utrecht naar de St.-Lucia Baai lagen dan ook al in 1885 klaar. Het protectoraat over Zulu Land (6) moest echter aan Engeland worden afgegeven (1887). De spoorweg zou een lijntje op de kaart blijven. Maar er was nog een baai aan de Indische Oceaan die voor de spoorwegplannen geschikt was. Kosibaai was bereikbaar via Zwaziland (in 1894 een protectoraat van Transvaal) en Tongaland (7). Door de bijtijdse Engelse inlijving van Tongaland (1895) viel ook dit plan in het water en was de insluiting van Transvaal vrijwel compleet.
De Tweede Boerenoorlog – correcter is nu: Zuid-Afrikaanse Oorlog – was het logische slotstuk van deze insluiting. Nederland stond volstrekt machteloos en de Nederlandse interesse in de Boeren zou na 1902 snel wegebben.
Alleen de NZAV (Nederlandse Zuid-Afrikaanse Vereniging, zie Geografie oktober 2022) bleef tot ver in de 20e eeuw hameren op de ‘versterking van het Hollandse element’. Veel ‘Hollanders’ zoals Mansvelt en Leyds zochten hun heil in Europa. Vluchtelingen in Lourenço Marques (het tegenwoordige Maputo) werden in 1901 in kampen in Portugal ondergebracht en stichtten daar een School der Boerenballingen. Aan de schoolwandkaarten van Transvaal en Palestina is af te zien dat ze niet van plan waren hun wortels te veronachtzamen.
Ook Ludolf van Wouw keerde terug naar Nederland en bleef door lezingen op ‘Transvaal-avonden’ en de vertaling van Duitse boekjes (zoals Christiaan de Wet, de held van Zuid-Afrika) trouw aan zijn overtuigingen. Jacobus Oerder bleef in Pretoria wonen en werken. Na de Vrede van Vereeniging (1902) en de oprichting van een Transvaalkolonie onder Brits bestuur leken de Boeren een comeback te maken. Na de stichting van de Unie van Zuid-Afrika (1910) richtten conservatieve Boeren een ‘Nasionale Party’ (1913) op. Het Afrikaans werd gelijkgesteld aan het Nederlands (1925) en de Nasionale Party legaliseerde rassenscheiding (1949).
Het bloedbad in Sharpeville (1960) vormde het begin van de anti-Apartheidsbeweging. Nederland speelde een voortrekkersrol in de strijd tegen de Apartheid. Net als in 1881 kwamen overal steungroepen op, maar nu voor een heel ander doel. Gevoelens van stamverwantschap zijn vrijwel verdwenen en de gedachte aan een ‘Groot-Holland onder het Zuiderkruis’ is nog zeldzamer geworden dan de Eerste Hollandsche schoolkaart.
Voor de uitgebreide bronnen, zie De Wereld aan de Wand.