De Noorderlingen

1 april 2020
Auteurs:
Virginie Mamadouh
Geografie, Planologie & Internationale Ontwikkelingsstudies, Universiteit van Amsterdam
Herman van der Wusten
Geografie, Planologie & Internationale Ontwikkelingsstudies, Universiteit van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2020
Europese kwestie
Kennis
FOTO: DAROLTI DAN/UNSPLASH
De Noordse landen kennen we als een welvarende regio met weidse natuur en houten huizen in vrolijke kleuren, zoals deze warenhuizen in Trondheim, Noorwegen.

Met het vertrek van de Britten, en het groeiende economische en strategische belang van het Noordpoolgebied heeft Nederland steeds meer oog voor de Noordkant van Europa, waar het nieuwe bondgenoten zoekt en vindt. Over welke landen hebben we het precies en wat is hun rol in de Europese samenwerking? 

 

De Noordkant van Europa, van IJsland via Scandinavië tot Finland, komt meestal niet als kwestie in het nieuws. Hoe dan wel? Als een verzameling welvarende landen met een heel eigen sociaal profiel en prachtige weidse natuur. Ze delen van oudsher een zekere terughoudendheid tegenover de Europese Unie, maar ieder op een eigen manier. Kortom, wat delen ze en waarin verschillen ze inzake de Europese samenwerking? 

Gedeelde geschiedenis 

De gezamenlijke reputatie van de Noordse landen berust op een gedeelde geschiedenis en religieuze en taalkundige verwantschap, in dit geval Lutherse staatskerken met een piëtistisch geloofsleven, en linguistische afstamming van het Oudnoords. In Finland spreekt de overgrote meerderheid van de bevolking Fins, maar is Zweeds de tweede nationale taal. In Noorwegen, Finland en Zweden spreken kleine minderheden Sami-talen, die net als het Fins een Oeraalse oorsprong hebben. Rond 1900 ontstonden in de Noordse landen parlementaire democratieën met een breed electoraat in een stevig verankerde rechtsstaat. 

Figuur 1: De Noordse landen en hun verbinding met Europa en de Navo

Welvaartsstaat 

Vanaf de jaren 1930 zijn onder invloed van de heersende sociale gelijkheid (bescheiden verschillen tussen standen, klassen en tussen man en vrouw) eigen varianten van een welvaartsstaat opgebouwd met nadruk op volledige werkgelegenheid voor alle geslachten en uitgebreide sociale voorzieningen (figuur 2 en 3). Dat vergde overeenstemming tussen werkgevers, werknemers en regeringen, maar ook een goed samenspel tussen centrale overheid en lokale besturen. Dit model heeft tot de jaren '90 gezorgd voor een bloeiende economie. De laatste dertig jaar staat de Noordse welvaartsstaat echter onder druk. Net als elders in de westerse wereld ontwikkelde zich een diensteneconomie met ingrijpende wijzigingen in arbeidsmarkt en klassenstructuur. De doorwerking van de Europese interne markt en de EMU veranderden de handelsverhoudingen en de financiële markten. En waar traditioneel arme Finnen en Noren naar Zweden migreerden om werk te vinden, leidden grote stromen vluchtelingen uit onder andere voormalig Joegoslavië, Irak, Iran, Somalië en Syrië tot nieuwe sociale vraagstukken. In dezelfde periode kampten vooral Zweden en Finland met werkloosheid en tekorten in de staatskas, en speelden in Denemarken en Zweden explosieve conflicten rond de islam en integratie. In 2011 pleegde Anders Breivik in Noorwegen een bomaanslag bij regeringsgebouwen en richtte een bloedbad aan in een jeugdkamp van de Noorse arbeiderspartij, naar eigen zeggen uit protest tegen het migratiebeleid en het verraden van de boreale cultuur. Sinds 2015 hebben Zweden en Finland nog meer migranten opgenomen: 20 procent van de inwoners van Zweden is nu in het buitenland geboren (let wel: inclusief Finnen en Polen). Ter vergelijking, in Nederland gaat het om 12 procent. 

De Noordse landen waren voorlopers van internationale ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten en vanaf 1945 steeds actief in de Verenigde Naties. 

Figuur 2: De Noordse landen scoren goed op gendergelijkheid in werk
Figuur 3: Publieke sector, sociale uitgaven en inkomensongelijkheid in de OECD (2015-2018)

Net als West-Europa ondernam Noord-Europa pogingen tot meer onderlinge samenwerking. In 1952 kwam er een Noordse Raad, als orgaan van de gezamenlijke parlementen, later gevolgd door een Raad van Ministers. Beide raden verbinden vijf staten, Denemarken, Zweden, Finland, Noorwegen en IJsland, en autonome gebieden. De samenwerking leidde tot een paspoortunie (later opgenomen in de Schengenzone) en een gemeenschappelijke arbeidsmarkt (nu onderdeel van de Europese Economische Ruimte). Men spant zich ook in om de wederzijdse taalkennis te verbeteren, maar onderling wordt steeds meer in het Engels gecommuniceerd. Dit tot opluchting van de Finnen die zich van het Zweeds moesten bedienen in de communicatie met Denen en Noren. 

Historische verschillen 

Er zijn van oudsher ook al aanzienlijke verschillen. Zo hadden de Noordse landen tijdens de Koude Oorlog verschillende militaire posities en dito strategieën. Denemarken en Noorwegen (die in WOII door nazi-Duitsland bezet waren) werden lid van de Navo. Dat gold ook voor IJsland, dat geen leger heeft, maar tijdens WOII ruimte bood aan een vliegbasis van de Amerikaanse marine, die tussen 1951 en 2006 opnieuw van groot strategisch belang was. Zweden wist de hele Tweede Wereldoorlog neutraal te blijven en ook tijdens de Koude Oorlog, met een sterk leger. Finland was in 1939 aangevallen door de Sovjet-Unie en vocht de vervolgoorlog uit met hulp van nazi-Duitsland. Na de oorlog wist Finland zich te onttrekken aan de invloed van de Sovjets in binnenlandse zaken (rechtsstaat, liberale democratie en markteconomie), maar wel tegen de prijs van een militair pact met de machtige buren. 

Nog verder terug in de geschiedenis ontwikkelden zich na de middeleeuwen in het Noorden de koninkrijken Denemarken en Zweden vanuit Kopenhagen en Stockholm. De Denen en Zweden voerden onderling oorlog en namen beide deel aan hoogte- en dieptepunten van de Europese geschiedenis. Zij beschikten over handelsposten en koloniën overzee. Binnen het Noorden was Kopenhagen lang de hoofdstad van Zuid-Zweden, Noorwegen en IJsland. De Deense koning heerste ook in Sleeswijk-Holstein. De huidige grens met Duitsland kwam pas in 1920 tot stand. Denemarken verloor Zuid-Zweden halverwege de 17e eeuw, Noorwegen in 1809 en IJsland in 1944. Zweden verloor Finland in 1809 aan Rusland, maar kreeg ter compensatie Noorwegen terug. Noorwegen werd onafhankelijk van Zweden in 1905, en Finland van Rusland in 1917. Kortom, Denemarken en Zweden zijn in het Noorden twee hedendaagse staten stammend uit oude koninkrijken. IJsland, Noorwegen en Finland zijn daarvan afgesplitste onderdelen die op een andere basis later tot moderne staatsvorming kwamen. IJsland en Noorwegen zijn primair gericht op de Atlantische Oceaan; Finland en Zweden op het Balticum en op Rusland. Denemarken was van oudsher actief in al deze richtingen én naar zijn Duitse buur. 

Zuigkracht EU 

In de loop der naoorlogse jaren is het samenwerkingsverband tussen de staten van West-Europa – eerst als EEG, toen EG en uiteindelijk EU – steeds dominanter geworden, ook in het Noorden. Drie van de vijf Noordse staten traden ten slotte toe. Denemarken en Noorwegen vroegen hun lidmaatschap tegelijk aan met het Verenigd Koninkrijk en Ierland in de jaren '60. Pas in 1972 leek de zaak rond, maar toen weigerden de Noorse burgers het toetredingsverdrag te ratificeren. De Denen traden toe in 1973. De geschiedenis herhaalde zich voor Noorwegen na de Koude Oorlog, toen het tegelijk met Zweden, Finland en Oostenrijk onderhandelde over toetreding, en de kiezers dat voornemen wederom torpedeerden. De andere drie landen traden in 1995 toe. IJsland was al die tijd buiten de EU gebleven maar veranderde van koers na de financiële crisis van 2008. Het verzoek tot toetreding werd in 2009 ingediend en ingewilligd, maar de IJslanders trokken het in 2015 weer in. IJsland en Noorwegen behoren sinds 1992 tot de Europese Economische Ruimte. Dat houdt in: met toegang tot de interne markt en de bijbehorende rechten en plichten, met enkele speciale vrijheden ten aanzien van visserij en landbouw, maar zonder zeggenschap over het verdere EU-beleid. 

Ook de Noordse EU-landen zijn niet gelijk. Denemarken bedong bij het Verdrag van Maastricht een opt out uit de euro. Zweden en Finland konden niet over de euro onderhandelen. Maar de Zweedse kiezers spraken zich in een referendum uit tegen de euro, en Zweden heeft daarna nooit de noodzakelijke stappen ondernomen om werkelijk tot de eurozone toe te treden. Niemand binnen de Europese Commissie of het Europese Hof die er iets van zegt. De Finnen voerden bij toetreding de euro gewoon in en zijn conform afspraak tot de eurozone toegetreden. 

Brussel 

De toetreding van de Denen in 1973 bracht behalve nieuwe aanhangers van de Europese samenwerking ook nieuwe eurosceptici binnen de EG. De Deense Folkspartij is een vroeg voorbeeld van een anti-EU-, anti-migranten-, populistische partij. De toetreding in 1995 van Zweden en Finland leidde tot nog meer euroscepticisme met de Zweden-Democraten en de Finse partij. De Noordelingen brachten ook andere prioriteiten naar Brussel. Ze droegen bij aan het verval van het Frans als gangbare taal binnen de EU-instellingen. Ze veranderden de structuurfondsen zodat dunbevolkte gebieden in het Noorden met hun extreme klimaat gesteund konden worden. Zij zorgden dat grensregio’s meer tot de verbeelding gingen spreken. Denk aan de Sontbrug die de Deense hoofdstad verbindt met het ‘eigen’ achterland in Zweden, en de geplande Talsinki-tunnel (Helsinki/Tallinn) als sluitstuk van het Rail Baltica-project. En ze maakten zich sterk voor ontwikkelingssamenwerking, duurzaamheid, mensenrechten, vrouwenrechten en sociale voorzieningen. 

FOTO: FRANKIE FOUGANTHIN/WIKIMEDIA COMMONS
Aanhangers van de nationaal-conservatieve, populistische partij Sweden Democrats juichen partijleider Jimmie Åkesson toe op het Norrmalmstorg (plein) in Stockholm (2014). In de peilingen is de SD momenteel de tweede partij van Zweden.

Transparantie 

De Noordse landen zijn voortdurend uit op een grotere toegankelijkheid, openheid en inzichtelijkheid van de bestuurlijke processen in Brussel. Zelf scoren ze hoog op de wereldranglijst voor transparantie en het praktisch ontbreken van corruptie. Het was dan ook slikken dat de correspondentie van de Commissie niet openbaar was, en dat de telefoonnummers van de ambtenaren die bepaald beleid voorbereidden, niet vrijelijk beschikbaar waren. Anita Gradin, het eerste Zweedse commissielid in 1995, ijverde als Commissaris voor justitie voor transparantie – ook in het corruptieschandaal rond haar Franse collega Cresson. Haar opvolger Margot Wallström was verantwoordelijk voor het milieubeleid en in een tweede termijn voor de communicatie met burgers. Na de referenda in Frankrijk en Nederland waarin de kiezers in 2005 tegen de ratificatie van het Grondwettelijk Verdrag (Lissabon) stemden, lanceerde zij haar ‘plan D’ voor democratie, dialoog en debat.

Sindsdien is de transparantie in de EU verbeterd. Lobbyisten bij en contacten met de Europese Commissie en het Europees Parlement worden tegenwoordig geregistreerd. Maar wat zich afspeelt in de Raad en bij onderhandelingen tussen Commissie, Ministerraad en Parlement over het afmaken van wetsteksten, blijft in nevelen gehuld. Sinds het Verdrag van Lissabon wordt een deel van de raadsvergadering gefilmd, maar debatten die regeringen in moeilijkheden kunnen brengen, vinden plaats achter gesloten deuren. Tijdens het Finse voorzitterschap in de herfst van 2019 werd wederom gepoogd meer openheid te creëren, maar de animo bij andere lidstaten bleef beperkt. Ook over de staatsfinanciën verwachten de Noordelingen meer openheid. 

De Hanze 

Met de Brexit verschuiven de machtsverhoudingen binnen de EU, en Nederland zoekt nieuwe bondgenoten. In 2018 werd gespeculeerd over een coalitie met de Noordse lidstaten, de Baltische staten en Ierland – een beetje het gebied dat de laatmiddeleeuwse Liga van handelssteden (de Hanze) bestreek. Nederland zou de aanvoerder zijn. Sinds het vertrek van de Britten beschikt ons land over de meeste zetels in het Europese Parlement (29). De nieuwe Hanze zou 117 stemmen tellen, een aanzienlijk blok. In de Europese Raad heeft de Hanze met 8 van de 27 stemmen nog meer gewicht. De coalitie zou een tegenwicht kunnen vormen tegen de Frans-Duitse as (de kleine tegenover de grote lidstaten), de Visegrad- landen (de liberaal-democratische tegenover de ‘illiberale’ staten), en de Zuid-Europese landen (de welvarende lidstaten met zuinige overheden tegenover de lidstaten met grote overheidsschulden en matig functionerende overheden). 

In de wandelgangen werd de Hanze-coalitie afgedaan als Nederland en de zeven dwergen. Maar dat doet tekort aan de diplomatieke kwaliteiten van de Noordse landen – nog afgezien van de inbreng van de Baltische staten en Ierland. De Noorderlingen spelen vooral een belangrijke rol in de buitenlandse betrekkingen richting het Noordpoolgebied. Deze regio wint met de klimaatverandering snel aan strategisch en logistiek belang. Alle vijf Noordse landen zijn met de Verenigde Staten, Canada en Rusland lid van de Arctische Raad. 

Daarnaast zijn de Noordse staten binnen de EU voorlopers op het gebied van gelijke rechten tussen mannen en vrouwen, met riante eigen regelingen voor zwangerschaps-, bevallings- en ouderschapsverlof. IJsland had de eerste vrouwelijke president van Europa in 1980, alle vijf hebben ze vaker vrouwelijke regeringsleiders gehad. Finland wordt sinds 2019 geleid door een coalitie van vijf partijen, allemaal met een vrouw aan het hoofd, en de 34-jarige Sanna Marin als premier. Wereldberoemder is wellicht nog Birgitte Nyborg, de fictieve Deense premier in de serie Borgen (het Deense equivalent van het Binnenhof), die net als zo veel Nordic noir politieseries draait om een sterke vrouw. Deze series tonen ook de donkere kanten van de vaak als utopisch voorgestelde Noordse samenlevingen, transparant als altijd.