De Noordpool volgens Mercator en Hondius
Hypothetische kaarten
Bij oude kaarten moet je er altijd rekening mee houden dat waarneming en fantasie vermengd zijn. Fantasie is misschien niet het goede woord. Cartografen hadden een hekel aan lege plekken op een kaart – de horror vacui – en vulden de onbekende gebieden met landen die soms gebaseerd waren op een enkele waarneming (waarvan we nu weten dat die vaak onbetrouwbaar waren), maar ook heel vaak stoelde op een hypothese. Een bekend voorbeeld van zo’n hypothetisch land is de grote landmassa die vanaf de 16e eeuw in het zuidpoolgebied getekend werd. De hypothese stoelt mogelijk op de aanname dat de aarde uit evenwicht zou zijn als er ten het zuiden en ten noorden van de evenaar geen gelijke landmassa zou zijn. Minder bekend is dat er ook in het noordpoolgebied hypothetische landen getekend zijn.
Ringvormig poolcontinent
De toonaangevende zestiende-eeuwse cartograaf Gerard Mercator (1512-1594) ontkwam er evenmin aan zijn kaarten gedeeltelijk met verzonnen landen te vullen. Op zijn wereldkaart van 1569 tekende hij zijn visie op het noordpoolgebied. Voor zijn Atlas van 1595 tekende hij een aparte kaart van de Noordpool (tot 60° N.B.). De pool is op die kaart een hoge, zwarte rots gelegen in een vrijwel ronde binnenzee met een diameter van zo’n 650 km en een kustlijn op ongeveer 87° N.B., die in een ringvormig poolcontinent ligt. De ring is ruim 1000 km breed. Hij wordt doorsneden door vier enorme rivieren, waarmee de binnenzee afwatert. Door grote delta’s stromen de rivieren in de poolzee uit. Deze voorstelling gaat terug op de Inventio Fortunata, een verloren gegane beschrijving van het Arctisch gebied door een monnik uit Oxford. Dat manuscript was al eerder als bron gebruikt voor de wereldkaarten van Johannes Ruysch (1507-1508) en Oronce Finé (1531), maar daar zijn rond de pool vier relatief kleine eilanden getekend. Mercator voegde nog allerlei wetenswaardigheden toe op zijn ringcontinent. Zo woonden er pygmeeën, die maar vier voet lang waren en die in Groenland Skraelingen genoemd worden. Op een andere plaats staat een verwijzing naar Marco Polo. Er zijn ook twee magnetische polen aangegeven, die elk op een andere theorie gebaseerd zijn. Mercator kon kennelijk niet beslissen welke juist was en tekende ze dus allebei, niet zo ver uit elkaar op de plaats waar nu ongeveer de Beringstraat is.
Noordoostelijke doorvaart
Op Mercators kaart was goed te zien dat er een brede doorvaart mogelijk was noordelijk van Azië of Amerika en dan door de Straat Anian tussen die continenten naar Oost-Indië. Maar ook die straat Anian was hypothetisch en mogelijk gebaseerd op gegevens van Marco Polo. De veronderstelde doorvaart betekende echter ook het einde van de hypothese van Mercators poollanden. De Europese zoektochten naar vooral de noordoostelijke doorvaart – langs de noordkust van Azië – leverden het bewijs dat er niets dan zee was op de plaats waar een deel van dat poolland lag. Denk bijvoorbeeld aan de zoektocht van Willem Barentsz., die noordelijk van Nova Zembla voer en uiteindelijk op de oostkust van dat dubbeleiland moest overwinteren (zie Geografie januari 2020). Dus toen Jodocus Hondius (1563-1612) in 1606 een nieuwe editie van Mercators Atlas wilde uitgeven, was hij wel verplicht de poolkaart van Mercator te wijzigen. De zuidkust van het deel waar de Skraelingen woonden, werd veel verder naar het noorden verplaatst en met een vaag stippellijntje weergegeven. Zo werd er ruimte gemaakt voor Spitsbergen en Nova Zembla. De aldus aangepaste kaart werd nog zo’n dertig jaar gebruikt. Toen vonden de uitgevers het wel tijd hem te vervangen door een moderne kaart.
Witte vlek
De nieuwe versie gaf de recente ontdekkingen goed weer en liet onbekende gebieden gewoon wit. De titel luidt: Poli Arctici et circumiacentium terrarum descriptio novissima [Allernieuwste beschrijving van de Noordpool en omliggende landen, PvdK] en verscheen voor het eerst in de Mercator-Hondius-atlas van 1636. De kaart toont het gebied noordelijk van 50° N.B., waardoor ook de Nederlanden (met als enige stad Amsterdam) afgebeeld worden. Spitsbergen is al veel beter herkenbaar dan op de voorlaatste, door Hondius aangepaste, Mercatorkaart. Maar de grootste vernieuwingen zijn te zien aan de andere kant van de oceaan: Groenland, de grote oostelijke Canadese eilanden en de Hudson Baai. De enige grote ‘gefantaseerde’ kustlijn is de noordkust van Siberië ten oosten van Nova Zembla. Tussen Siberië en Canada (om de anachronistische moderne namen te gebruiken) ligt een witte vlek, die zich over 125 lengtegraden uitstrekt. In dat witte gebied staat aan de Amerikaanse kant Americae Septentrionalia incognita [de onbekende noordelijke gebieden van Amerika] en aan de Aziatische kant Mare Tartaricum [Tartaarse Zee]. De noordoostelijke doorvaart ligt wijd open, een noordwestelijke doorvaart moet zich door een paar smalle zeestraten wringen. Die doorgangen zijn voorzien van de namen Sir Iames Lancasters Sound en Alderman Iones Sound. Ze heten tegenwoordig nog steeds Lancaster Sound en Jones Sound en vormen respectievelijk ten noorden en ten zuiden van Devon Island inderdaad de noordwestelijke doorvaart.
Rondom de kaart staan voorstellingen van het belang dat de Nederlanders stelden in de Arctische gebieden. De doorvaart naar Indië deed er minder toe, want daarvoor werd al jaren succesvol de route rond Kaap de Goede Hoop gevolgd. Het belang lag in de walvisvangst – nu denken we daar anders over. Linksboven op de kaart is de jacht op walvissen en walrussen verbeeld, rechtsboven het verwerken van de baleinen, linksonder het koken van traan en rechtsonder de opslag in tonnen.
‘Allernieuwste’
De graveur is onbekend. Bij 17e-eeuwse atlaskaarten was het niet gebruikelijk dat deze zijn werk signeerde. De kaart is heel lang gebruikt zonder enige wijzigingen. Hierboven is zo’n late staat afgebeeld, omstreeks 1685 uitgegeven door Frederick de Wit, die er zijn eigen naam op zette. Pas rond 1715 zijn er wat wijzigingen aangebracht: de nulmeridiaan is 10 graden naar het oosten verplaatst en IJsland is opnieuw getekend. Verantwoordelijk voor die laatste staat was Pieter Mortier, die de inmiddels 85 jaar oude kaart nog steeds novissima (de allernieuwste) durfde te noemen.