De pulsvisserij: een verspeelde troefkaart
In Geografie november/december 2020 schreef emeritus-hoogleraar Guus J. Borger over het onvermogen van de Nederlandse overheid om de uitstoot van stikstof daadkrachtig aan te pakken. Ook bij de ondersteuning van de pulsvisserij ging er veel mis.
De pulsvisserij werkt met een vangsttechniek die de zeebodem nauwelijks beschadigt en minder dieselolie slurpt dan andere methoden. Mede daarom stond de Europese Commissie in 2006 het gebruik van de pulskor in de Europese wateren mondjesmaat toe. In januari 2018 volgde echter een verbod – een zware tegenslag voor de inmiddels 84 Nederlandse vissers met een pulsvergunning. Minister Schouten van Landbouw ging daartegen in beroep bij het Europese Hof van Justitie, maar ving op 15 april jl. bot. Wat is er misgegaan?
Voorgeschiedenis
Een kwart eeuw geleden gebruikten Nederlandse vissers twee technieken voor de vangst van platvis als schol, schar en tong. Ten eerste de staand wantvisserij, waarbij ze hun netten in zee uitzetten en een dag later binnenhalen om de vastzittende platvissen er met de hand uit te halen. Een arbeidsintensief proces, dat kleinschalig werd toegepast en rond 2005 op zijn retour was. De tweede, veel meer gebruikte techniek was de boomkorvisserij, waarbij de platvis door kotters met sleepnetten en zware kettingen van de bodem werd opgejaagd. Alles op de zeebodem werd op die manier opgeveegd en dode vis werd weer in zee gegooid. Die vangsttechniek was arbeidsextensief, maar vergde erg veel brandstof. Rond 2005 ging zo’n 40% van de opbrengst op aan dieselolie. Bovendien protesteerde de milieubeweging steeds luider tegen het verwoestende effect van de boomkorvisserij op de zeebodem. De vissers wilden van dat laatste weinig van weten, maar onder invloed van de alsmaar stijgende olieprijzen werd de staand wantvisserij economisch aantrekkelijker en kwam deze weer op.
Ondertussen experimenteerde een Nederlands bedrijf met een nieuwe vangstmethode, waarbij de platvis op de zeebodem met elektrische pulsen werd opgeschrikt en in vangnetten belandde. De regering steunde de experimenten met de zogenoemde pulskor met 10 miljoen euro in 2000. Toen de nieuwe vangsttechniek succesvol bleek, brachten Nederlandse ambtenaren de innovatie in Brussel onder de aandacht.
In 2006 besloot de Commissie dat de visserijvloot van elk zeevarend EU-land bij wijze van experiment voortaan voor 5% van de pulstechniek gebruik mocht maken. Nederland kreeg voor 21 schepen een ontheffing. De voordelen voor de vissers waren duidelijk. De boomkor, die met zware kettingen over de zeebodem gesleept moest worden, maakte plaats voor de veel lichtere pulskor. Dat scheelde soms wel 40% in het brandstofverbruik. Ook de CO2-uitstoot was lager, al speelde dat in 2006 nog nauwelijks een rol. Verder konden de vissers met de nieuwe techniek een grotere vangst binnenhalen en was de ongewenste bijvangst kleiner. Gesteund door de overheid durfden vooral Nederlandse vissers het aan te investeren in de overschakeling op de pulsvisserij.
Modernisering
Aanvankelijk waren de banken nauwelijks bereid geld te steken in een innovatie waarvan de praktische bruikbaarheid nog niet was aangetoond. Daarom kwam de regering in 2008 met een subsidieregeling. De eersten die het aandurfden om over te stappen op de pulsvisserij, konden tot 40% van hun investeringen van het Rijk terugkrijgen. Verder werd er een garantie aan verbonden. Mocht de Europese Unie terugkomen op de 5%-regeling, dan zouden de pulsvissers door het Rijk ‘adequaat’ worden gecompenseerd. Ook de Europese Unie kwam over de brug met een bijdrage van 880.000 euro.
Aanvankelijk vroegen zestien vissers een vergunning aan, maar toen de brandstofprijzen in 2009 omhoog schoten, gingen steeds meer vissers overstag en ontstond er een run op de vergunningen. Op grond van de 5%-regeling had Nederland echter slechts recht op 21 vergunningen. De visserijsector voerde dan ook sterke druk uit op de Nederlandse regering om meer vergunningen in Brussel te regelen.
Steeds meer vergunningen
Staatsecretaris van Landbouw Henk Bleker wist in december 2010 het aantal vergunningen op te rekken. In de Europese visserijregels was namelijk vastgelegd dat er uitzonderingen gemaakt mochten worden ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek. Door een beroep te doen op die bepaling kon Nederland het aantal vergunningen verdubbelen naar 42.
Gesteund door de Nederlandse overheid en media gebruikten Nederlandse vissers steeds vaker het milieuargument om de uitbreiding van de pulsvisserij te rechtvaardigen. Maar was die wel zo duurzaam en milieuvriendelijk? Veel vissers, ook Nederlandse, zagen de nieuwe technologie vooral als een bedreiging. Enerzijds zou de pulskor vissen verminken, anderzijds vreesden zij dat de vangsttechniek zo efficiënt was dat de druk op bepaalde visgebieden te groot zou worden, met overbevissing tot gevolg. Wageningse wetenschappers oordeelden desgevraagd dat de effecten van de pulskorvisserij minder schadelijk leken dan die van de boomkorvisserij, maar dat was een voorlopige indruk. Verder wetenschappelijk onderzoek was nodig, mede vanwege de uitzonderingsregel waarop staatssecretaris Bleker een beroep had gedaan. Dit onderzoek zou echter nog lang op zich laten wachten….
In 2011 en 2012 werd er bij de regering op aangedrongen nog meer ontheffingen voor Nederlandse vissers los te peuteren. De officiële weg daartoe via de Europese Richtlijn technische maatregelen was op dat moment geblokkeerd. Staatssecretaris Bleker koos daarom voor een sluipweg via het Europese Visserijfonds.
In oktober 2012, in zijn laatste dagen als staatssecretaris, wist Bleker nieuwe vergunningen te regelen in een onopvallende bijlage bij het voorstel voor de besteding van de gelden uit het Visserijfonds voor de volgende zeven jaar. De Nederlandse manoeuvre zette veel kwaad bloed, want het Visserijfonds gaat over geld, terwijl de ontheffingen betrekking hadden op de vistechniek. Die hadden dus in de Richtlijn geregeld moeten worden. In Nederland was men tevreden, maar de afspraak moest nog door het Europese Parlement. Dat voelde zich gepasseerd door de packagedeal tussen de ministers in de Europese Raad. Ook diplomaten uit andere EU-landen waren woest en spraken van ‘een procedurele schande’.
Diplomaten uit andere EU-landen waren woest over het gesjoemel van staatssecretaris Bleker en spraken van 'een procedurele schande'
Misrekening
In 2013 brachten de visserij en een aantal Kamerleden een nieuw argument in om de druk op de Nederlandse regering te vergroten. Door het beperkte aantal vergunningen zou er in de Nederlandse sector een ongewenste scheefgroei ontstaan tussen vissers met en zonder vergunning. Dat ook Franse en Engelse vissers sterk werden benadeeld door de Nederlandse pulsvisserij, deed er blijkbaar niet toe. Door hun lichtere uitrusting konden de Nederlanders nu op plaatsen komen die voordien alleen bereikbaar waren voor de kleinere boten van de Engelsen en Fransen. Regelmatig beklaagden die zich erover dat ze veel minder vis vingen als de Nederlandse pulsvissers in hun gebied waren geweest. Vooral de Fransen klaagden over de grootschalige ‘elektrocutie’ van vissen en het leegplunderen van de visgronden. Bovendien zouden de Nederlanders door hun brute werkwijze beurse vissen van slechte kwaliteit leveren.
In januari 2014 oordeelde het Europese Parlement dat visserijtechniek niet thuishoort in het Visserijfonds. Staatssecretaris Sharon Dijksma, die inmiddels de portefeuille van Bleker had overgenomen, wees erop dat veel vissers waren vooruitgelopen op de nieuwe ontheffingen en al aanzienlijke investeringen hadden gedaan. Maar al snel ontving ze het sein dat nieuwe vergunningen er niet inzaten.
Bij verder speurwerk in de Europese regelgeving vonden Nederlandse ambtenaren een nieuwe uitweg. Lidstaten mochten onderzoek doen naar alle haalbare methoden ter voorkoming, beperking of uitbanning van ongewenste bijvangst. Voor zulke projecten was geen toestemming van de Commissie nodig en evenmin van het Europese Parlement. Zodoende kon Nederland met een beroep op de wetenschap het aantal vergunningen nog eens verdubbelen van 42 naar 84. Dat die ontheffingen onder drie verschillende EU-regelingen vielen, vond men geen probleem.
Later in 2014 besloot Dijksma tot een groot proefproject. In 2015 gaf het ministerie van Economische Zaken aan Imares, thans Wageningen Maritime Research, de opdracht in kaart te brengen hoe er in Europa over de pulsvisserij werd gedacht. De bevindingen waren schokkend. Alleen in Duitse media werden meer positieve dan negatieve berichten aangetroffen. Ook de Nederlandse handelswijze in deze kwestie werd alom afgekeurd. De onvrede richtte zich vooral op de wijze waarop Nederland steeds meer ontheffingen had weten te ritselen en op het gebrek aan transparantie.
Met het afschrikwekkende beeld van een geëlektrocuteerde vis in het logo wist de Franse milieuorganisatie Bloom veel aandacht te trekken bij burgers en politici.
Afloop
In mei 2017 besloten de Europese ministers van Landbouw vast te houden aan de in 2006 afgesproken 5%-regeling. Er bleef nog één ontsnappingsmogelijkheid voor Nederland open. Als wetenschappelijk werd aangetoond dat pulsvissen inderdaad beter voor het milieu en het dierenwelzijn was dan de boomkorvisserij, zou de regeling opnieuw bekeken worden. Dat was voor het ministerie aanleiding de Wageningen Universiteit toestemming te verlenen een groot onderzoek te starten naar de gevolgen van de pulsvisserij, waarin alle schepen betrokken waren die met de nieuwe techniek werkten. De resultaten zouden echter niet eerder dan eind 2019 beschikbaar zijn en dat bleek te laat. Op 18 januari 2018 verliep een stemming in het Europese Parlement namelijk desastreus voor de Nederlandse vissers. Alleen België en Duitsland konden enig begrip opbrengen voor het Nederlandse standpunt. Nederland had in Brussel inmiddels alle krediet verspeeld en dat leidde tot een miljoenenstrop voor de Nederlandse vissers.
Minister Carola Schouten van Landbouw kon vervolgens de rommel opruimen van de feestjes die haar voorgangers hadden gebouwd. In een poging de dramatische gevolgen voor de Nederlandse vissers te beperken, werd oud-minister Cees Veerman aangesteld als bemiddelaar. Daar was nog tijd voor, want de uitspraak van het Europese Parlement betekende niet direct het einde van de pulsvisserij. In zulke gevallen moet een driespraak (triloog) tussen de Raad van Ministers, het Europese Parlement en de Europese Commissie beslissen hoe het verder gaat. Woedend over het nieuwe uitstel blokkeerden de Franse vissers op 25 januari 2018 de toegang tot de havens van Calais en Boulogne. De Fransen weigerden een bemiddelaar aan te wijzen en Veerman moest zijn bemiddelingspoging staken.
Duidelijkheid over de toekomst van de pulsvisserij kwam er pas op 13 februari 2019. De triloog besloot toen dat de helft van de Nederlandse vissers tot 1 juli 2021 gebruik zou mogen maken van de verleende ontheffing en dat de andere helft deze moest inleveren. Per juli 2021 dreigde dus een algeheel verbod voor de Nederlandse pulsvisserij.
In een laatste poging dat te voorkomen, legde minister Schouten de kwestie in oktober 2019 voor aan het Europese Hof van Justitie. Op 15 april 2021 besliste het Hof dat er geen reden was het verbod te vernietigen. Daarmee is de troefkaart definitief verspeeld en het lonkende perspectief van de pulsvisserij verdampt.