Je kan geen krant open slaan of het gaat over identiteit. Volgens Fukuyama staat in de nieuwe eeuw niet langer de strijd tussen arbeid en kapitaal centraal, maar die om identiteit. In onze ‘selfie-maatschappij’ gaat het erom wie je bent en tot welke groep je behoort. Dit beperkt zich niet tot sociale groepen maar vinden we ook ruimtelijk terug. De Achterhoek komt met een zeer populaire regiovlag en de blokkeerfriezen wilden zich ook nadrukkelijk profileren. In welke mate kunnen deze regionale identiteiten benut worden bij de omvangrijke duurzaamheidsagenda die Nederland zich stelt en welke ruimte biedt de nationale omgevingsvisie daarbij.
Een nationale visie
De regering heeft op 20 juni haar Ontwerp Nationale Omgevingsvisie gepresenteerd. In deze zogenoemde NOVI wordt geschetst hoe de fysieke inrichting van Nederland moet veranderen zodat we in 2050 duurzaam zijn. Daar is veel voor nodig. De NOVI onderscheidt maar liefst 21 opgaven. De NOVI hanteert drie afwegingsprincipes om deze te realiseren. Allereerst moeten functies gecombineerd worden (bijvoorbeeld zonnepanelen op daken) en moet afwenteling op andere regio’s worden voorkomen. Juist bij het maken van keuzes zouden de identiteiten van regio’s een rol kunnen spelen. Om dat te realiseren moet de identiteit van regio’s centraal staan, zo staat in het document. Maar hoe doe je dat? De NOVI is daar vaag over.
Dikke en dunne regio’s en identiteiten
Als politiek geograaf die zich vooral met het gebruik van regionale identiteit bezig houdt zie ik twee verschillende manieren waarop regio’s en identiteiten in de NOVI gebruikt worden. Allereerst en het meest expliciet wordt regionale identiteit met fysieke kenmerken van het landschap en erfgoed verbonden. Deze zijn belangrijk voor de verschillende regionale leefomgeving van mensen die beschermd moet worden. Vooral de inbedding van nieuwe infrastructuur is daarbij cruciaal. Dit moet volgens de NOVI vooral gebeuren in de omgevingsagenda’s van de vijf landsdelen (Noord, Oost, Zuid, Zuid-West en Noord-West). Landsdelen hebben ook een belangrijke rol in de verdeling van de zogenaamde MIRT-gelden (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) voor investeringen in infrastructuur. De landsdelen zijn cruciaal voor het inpassen van de diverse ruimtelijke opgaven en het afstemmen van diverse ruimtelijke belangen. In de NOVI staat niets over bestuurlijke herindelingen, maar de nota benadrukt wel dat er regionaal keuzes moeten worden gemaakt die rechtdoen aan de bestaande regionale identiteiten. Het ligt voor de hand om deze keuzes direct democratisch per landsdeel te legitimeren. Een provinciale herindeling ligt dan voor de hand. Een paar jaar geleden kon Ronald Plasterk, de toenmalige minister van BZK, die eigenlijk alleen maar onderbouwen vanuit het streven naar minder overheden. De NOVI levert veel meer argumenten voor een provinciale herindeling. Er gaan niet alleen meer afstemmingsbevoegdheden naar landsdelen, maar er valt ook veel geld te verdelen. In 2019 omvatte de MIRT zo’n 10 miljard euro. Regionale identiteit die geworteld is in het historisch landschap en erfgoed sluit goed aan bij huidig bestuur en de wensen van de bevolking. Het beschermen van traditionele dikke regionale identiteiten past goed bij dit soort dikke territoriale regio’s.
Naast deze traditionele territoriale regio’s die democratisch verankerd zijn in de bevolking, zijn er steeds meer nieuwe en tijdelijke regio’s, gericht op het oplossen van specifieke problemen door specialisten en direct betrokkenen. Deze regio’s zijn veel vluchtiger en minder in een gedeelde geschiedenis verankerd. Zij hebben ook andersoortige, meer op de toekomst en de buitenwereld gerichte identiteiten.
Deze verschillende vormen van regionale organisatie en identificatie zijn complex, maar kunnen geplaatst worden op een continuüm tussen dikke en dunne regio’s en identiteiten. Tabel 1 geeft de hierboven aangestipte verschillen systematisch weer. Dikke identiteiten zijn gebaseerd op een gedeelde cultuur en gemeenschapsgevoel. Dunne identiteiten zijn meer met specifieke problemen en het oplossen hiervan verbonden. Dikke regio’s en identiteiten zijn op algemeen gedeelde waarden gebaseerd, terwijl dunne regio’s en identiteiten zich meer op het bereiken van praktische doelen richten. Dikkere regionale organisaties en identiteiten zijn stabieler en geworteld in een gedeelde cultuur en geschiedenis, terwijl dunnere regionale organisaties en identiteiten meer veranderlijk en op samenwerking zijn gebaseerd. Dikke identiteiten zien de regio als een doel op zich, terwijl bij dunne regionale identiteiten de regio meer een middel is om een doel te bereiken.
Dikke en dunne regio's en identiteiten
Aspect |
Dik |
Dun |
Ruimtelijke vorm |
Gesloten |
Open |
|
Territoriaal |
Netwerk |
Organisatie |
Geïnstitutionaliseerde hiërarchie |
Projectmatige samenwerking |
Doelgroep |
Alle bewoners |
Bestuurders en belanghebbenden |
Doel |
Bestaande voorkeuren bevolking |
Aanpassing aan nieuwe problemen |
|
Culturele en sociale bescherming |
Economische ontwikkeling |
|
Doel op zichzelf |
Middel voor een doel |
Tijdsperspectief |
Defensief & verlies |
Offensief & groei |
|
Op verleden gericht |
Toekomstgericht |
|
Stabiliteit |
Verandering |
Schaal oriëntatie |
Naar binnen |
Naar buiten |
Naar: Terlouw, 2019
De NOVI gebruikt regionale identiteiten ook via een tweede manier, namelijk via dunne identiteiten voor meer vluchtige regio’s. Deze zijn gebaseerd op meer losse samenwerkingsverbanden waarbij niet alleen naburige gemeentes, maar ook verschillende overheidslagen, maatschappelijke organisaties en ondernemers zijn betrokken. Deze dunne regio’s passen zich aan aan veranderende opgaven en omstandigheden. Deze zijn niet alleen organisatorisch dunner, maar ze maken om samen te werken ook meer gebruik van niet traditionele, maar meer op ontwikkeling en externe relaties gebaseerde dunnere identiteiten. Naast bestaande regionale samenwerkingsverbanden, zoals de metropoolregio’s, zullen ook NOVI-gebieden door de centrale overheid worden aangewezen die extra steun nodig hebben om complexe en urgente opgaven van de NOVI te realiseren, zoals het Groene Hart en Oost-Brabant. Deze dunne regio’s vullen anders dan de landsdelen niet het hele Nederlandse territorium. Er kunnen niet alleen gaten vallen, maar soms overlappen ze. Oost-Brabant en de metropoolregio Eindhoven delen wel veel ruimte, maar houden zich met andersoortige projecten bezig. Het zijn dunne regio’s die niet via directe verkiezingen gelegitimeerd worden. Hun legitimiteit is enerzijds afgeleid van de democratische legitimering van de verschillende deelnemende gemeentes en de nationale regering. Anderzijds worden ze gelegitimeerd door het succes van hun specifieke programma’s en projecten.
De NOVI geeft geen blauwdruk van de Nederlandse toekomst. De NOVI stimuleert wel een provinciale herindeling geworteld in traditionele, territoriale dikke identiteiten. Maar ze bevordert ook dunnere, op de toekomst gerichte regio’s en identiteiten. Het zal niet eenvoudig zijn om deze twee soorten identiteiten en regio’s met elkaar te verbinden.
Reacties
Welke regio’s zijn daarbij volgens jou het belangrijkst en waar zouden hun grenzen moeten liggen? Hoe zou jij de een nieuwe regionale kaart van Nederland tekenen?
Reageer naar redactie@geografie.nl.