Het begon allemaal in de jaren 1960, toen Harvey Ball de smiley ontwierp. In al zijn eenvoud veroverde het symbool de wereld in rap tempo. De computertechnologie versnelde de evolutie van de smiley, want de twee puntjes en het gebogen lijntje waren ook op het toetsenbord te vinden. Creatievelingen gingen met het idee aan de haal en combineerden steeds meer leestekens om emoties digitaal te uiten. Deze emoticons werden in de jaren 1990 emoji’s, pictogrammen met nog meer variatiemogelijkheden. Na de gezichtsuitdrukkingen volgden handgebaren, symbolen, levensmiddelen, activiteiten, beroepen, dieren, planten en vele andere icoontjes. Al zijn emoji’s in alle lagen van de samenleving in zwang, vooral de jeugd is zeer bedreven in deze vorm van non-verbale communicatie
Geoticons: cartografie voor dummies
Smileys, emoticons en emoji’s verlevendigen chatberichtjes en vervangen woorden of zelfs hele zinnen. Maar ze lenen zich ook heel goed voor het aardrijkskundeonderwijs.
In 2019 verscheen op Twitter een bijzondere landkaart van Nederland. De topografische informatie was geheel vervangen door emoji’s. Schiphol, de Amsterdam Arena, de Efteling en schaatsstadion Thialf zijn direct te herkennen. Een aantal symbooltjes vergt wat meer denkwerk. Want je moet maar net weten dat Barneveld bekend is van de kippen en dat inwoners van Oss te boek staan als messentrekkers. En heel soms, als de betekenis van het icoontje echt niet te achterhalen lijkt, biedt de relatieve ligging uitkomst. De Cubaanse vlag ter hoogte van Nijmegen móet wel te maken hebben met de geuzennaam van deze linkse stad, ‘Havanna aan de Waal’. En het stoplicht in de regio Twente is alleen te verklaren door de iconische uitspraak van Herman Finkers: ‘Eén stoplicht springt op rood, een ander weer op groen. In Almelo is altijd wat doen.
Geografische vaardigheden
Topografische aanduidingen vervangen door emoji’s leidt onvermijdelijk tot stereotyperingen. Toch valt er vakdidactisch best wat te zeggen voor het gebruik in de klas. Het biedt een laagdrempelige introductie in de technische wereld van de cartografie, waarbij leerlingen nog even niet hoeven na te denken over projectie en schaal, maar al wel kunnen experimenteren met relatieve ligging en het maken van een duidelijke legenda. Verder is bij zulke emojikaarten niet alleen het ‘lezen’ van de kaart van belang, maar ook het interpreteren en analyseren. Als je dat expliciet kunt maken, is het aardrijkskunde.
Schaalniveaus en dimensies
De toepassingsmogelijkheden van de emojicartografie zijn eindeloos. Kijk maar eens wat er gebeurt als je verandert van schaal. Zoom je vanuit de Nederlandse kaart in op een provincie of stad, dan zul je wat meer onderzoek naar de regio moeten doen. Je kunt de emojikaart dus inzetten als praktische opdracht bij het domein leefomgeving Nederland. Omgekeerd geldt bij uitzoomen dat je gedwongen wordt te generaliseren en vereenvoudigen – net als bij reguliere cartografie. Je kunt ook spelen met de geografische dimensies, door per emoji te benoemen of die fysisch, cultureel, demografisch, economisch of politiek geladen is. Ook kun je emoji’s gebruiken om bijvoorbeeld culturele verschillen binnen een land of een regio zichtbaar te maken. De patat-frietkaart, losjes gebaseerd op een kaart uit 2015 van het Meertens Instituut, laat in één oogopslag zien dat er in Nederland blijkbaar sprake is van een taalgrens.
Zuid-Amerika en Brazilië
Er zijn legio toepassingen denkbaar, niet alleen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs, maar ook in de tweede fase van havo en vwo. Want sinds Zuid-Amerika en Brazilië als domein in het eindexamenprogramma vwo en havo zijn opgenomen, staat in de syllabus letterlijk dat leerlingen moeten kunnen aangeven hoe hun beeld van die regio tot stand is gekomen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen het objectieve geografisch beeld en de subjectieve mental map. Juist die subjectiviteit laat zich heel goed vertalen naar de stereotyperingen van de emoji’s.
Je kunt leerlingen aan het begin van de lesmodule bijvoorbeeld een emojikaart laten maken van Zuid-Amerika. Vervolgens vraag je ze de eigen kaart te vergelijken met die van medeleerlingen. Zo komen de verplichte examenbegrippen ‘perceptie’ en ‘stereotype’ tot leven. En wordt hun voorkennis geactiveerd. En aan het eind van de lessenreeks, wanneer het geografisch beeld van de regio zorgvuldig is opgebouwd, kun je de leerlingen laten reflecteren op hun aanvankelijke mental map. Wat was correct? Waar zaten ze er volledig naast? Welke blinde vlekken kunnen ze achteraf invullen?
En zo evolueert de simpele smiley, via emoticon en emoji, tot geografisch onderwijsicoon: de geoticon… ;-)