Gidsen en toeristen

1 oktober 2015
Auteurs:
Jan van Mourik
Universiteit van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2015
Fysische geografie voor...
toerisme
Opinie
FOTO: ARCHIEF JOOP RUTGERS
Joop Rutgers (3e van rechts) legt zijn studenten bij de sluiskolk van Spaarndam uit hoe het binnenwaterpeil wordt beheerd.

Joop Rutgers is betrokken bij de opleiding tot nationaal gids van het ROC van Amsterdam. Daar probeert hij aankomende gidsen te interesseren voor de fysische geografie van Nederland.

 

Wie over de Nederlandse wegen rijdt, komt af en toe een touringcar tegen met toeristen die onder leiding van een gids kennismaken met ons land. Zij hebben uiteenlopende interesses. Soms de geschiedenis, en dan vooral de glorie van de gouden eeuw, soms de wijze waarop wij de drassige delta aan de Noordzee zo beheren dat we ondanks de dreigende zeespiegelstijging kunnen overleven. Wat krijgen toeristen voorgeschoteld?

In Nederland is gidsen een vrij beroep. Professionals zijn verenigd in de Guidor, de Nederlandse beroepsvereniging van gekwalificeerde gidsen. De meesten volgden de parttime beroepsopleiding Nationaal Gids aan het ROC van Amsterdam. Touroperators schakelen echter vaak goedkope, niet gediplomeerde gidsen in. Die krijg je mee als je bijvoorbeeld op het Damrak in Amsterdam een dagexcursie boekt naar De Rijp, Volendam en Marken met inbegrip van bezoekjes aan klompenmakers, kaasmakers, monumentale windmolens en klederdrachten. Maar dat zijn allemaal aspecten uit het land van ooit. In het land van nu zijn bedrijvigheid en landbeheer geen folklore, maar gebaseerd op technologie toegespitst op de natuurlijke rivier- en kustprocessen, die al meer dan twee miljoen jaar onze kustlijn hebben bepaald.

Als fysisch geograaf wil je buitenlanders de ecotechnologische grondslag van ons huidige landbeheer tonen. Of gidsen daarin ook meegaan, hangt af van hun interesse en vooral kennisniveau. Joop Rutgers was jarenlang docent fysische geografie aan een lerarenopleiding. Sinds 2000 is hij betrokken bij opleiding tot nationaal gids van het ROC van Amsterdam. 

Hoe was de overstap van een lerarenopleiding aardrijkskunde naar een opleiding tot nationaal gids? 
‘Groot. Bij de lerarenopleiding lag de nadruk op het boek van Alan & Arthur Strahler, Physical Geography, een breed, wereldwijd overzicht van aardkundige processen en de landschappelijke gevolgen daarvan. Bij de gidsenopleiding lag de nadruk op de landschapsgeografie van West-Nederland. Hierbij komt de relatie met geschiedenis, kunstgeschiedenis, planologie en ruimtelijke ordening nadrukkelijk aan de orde. De landschapsbeschouwing krijgt vorm binnen drie kaders: conceptueel, met abstracte begrippen uit de geologie, geografie en biologie; fysiek, de groep ziet het landschap veelal vanuit een rijdende bus met korte wandelingen; en zintuiglijk, het gidsenwerk is sterk visueel gericht.

'Het gaat om het landschapsbeeld, met uitleg van historischgenetische processen, en om de verbeelding van het landschap in de kunst. Je zou kunnen zeggen dat gidsenwerk storytelling is en dat het landschap (landscape) te beschouwen is als een mindscape.’ 

Hebben studenten van de gidsenopleiding voldoende voorkennis en zijn ze gemotiveerd voor een cursus fysische landschapsgeografie? 
‘De deelnemers zijn over het algemeen relatief hoog opgeleid, spreken meerdere talen vloeiend, zijn tussen 25-40 jaar, vaak van buitenlandse afkomst en sterk gemotiveerd. Een aantal volgt het programma om meer kennis van Nederland te krijgen; het beroepsperspectief weegt minder mee. Het Nederlandse landschap kennen ze vanuit hun ervaring. De lessen zijn voor hen ware eye-openers.’ 

Denk je dat veel toeristen naar ons land komen met interesse voor het Nederlandse landschap en dan vooral aspecten van het waterbeheer? 
‘Zeer zeker. Ik heb acht jaar lezingen gegeven op riviercruises tussen Hoorn en Kampen voor Amerikaanse bezoekers. Ze waren vrijwel zonder uitzondering zeer geïnteresseerd in de waterhuishouding van Nederland en de landschappen van Laag-Nederland.

'Een standaardvraag was vaak of met de uitvoering van de Deltawerken de strijd tegen het water beëindigd was. Het antwoord laat zich raden: Ruimte voor de Rivier en de zandsuppleties langs de kust zijn slechts twee voorbeelden van de eeuwigdurende strijd tegen het watergeweld.’ 

Als fysisch geograaf wil je buitenlanders de ecotechnologische grondslag van ons huidige landbeheer tonen

Op de lerarenopleiding had je vier jaar om studenten voor te bereiden op het beroep aardrijkundeleraar, als roc-docent heb je maar 13 maanden om gekwalificeerde gidsen op te leiden en die beperkte tijd is verdeeld tussen allerlei vakken. Lukt het dan wel om als fysisch geograaf te ‘scoren’?
 ‘In zekere zin. De NLO-studenten werden veelal geen gids, ze spraken weliswaar hun talen, waren communicatief sterk en hadden een grondige kennis van Nederland. Met dit als bagage kwamen zij als 22-jarigen op de arbeidsmarkt, werden leraar of vonden werk in de toeristische sector buiten het gidsen. De gidsen opleiding van het roc sluit veel beter aan bij het gidsenwerk dat touroperators vragen. De gecertificeerde gidsen kunnen de toeristen professioneel informeren over de cultuurlandschapsgeschiedenis en de waterhuishouding van Nederland, op voorwaarde uiteraard dat ze daarin voldoende zijn geschoold.’ 

Is het fysisch-geografisch kennisniveau van onze nationale gidsen in jouw ogen voldoende, vooral in vergelijking met gidsen in andere landen? 
‘Als fysisch geograaf doe je je best zo veel mogelijk te bereiken. Maar anders dan in het buitenland is het hier niet verplicht een gecertificeerde nationaal gids in te huren. De ROC-docenten moeten met hun opleiding erkenning afdwingen. Daarbij staan ze vaak alleen. Het KNAG bijvoorbeeld heeft geen geografische lobby in de gidsensector voor inkomend toerisme. Toch is het kennisniveau van onze nationale gidsen goed te noemen. Als we willen dat toeristen goede landschapsgeografische informatie over ons land krijgen, moeten we doorgaan met het aanbieden van fysisch-geografisch onderwijs in de gidsenopleiding.’ 

Wat is voor jou als fysisch geograaf de top-3 van toeristische landschappelijke attracties in Nederland? 
‘Mijn belangstelling is gekoppeld aan de drie uitgangspunten van de landschapsbeschouwing die ik eerder noemde: de conceptuele, fysieke en zintuiglijke. Mijn top-3 van toeristische attracties ziet er dan zo uit. 

'1. De Beemster: een particuliere drooglegging met zo’n 55 windwatermolens; een verkavelingspatroon met vaste maatvoering; bijzondere gebouwen zoals de protestante kerk van de Amsterdamse architect Hendrik de Keyser in Middenbeemster; vele buitens en indrukwekkende stolpboerderijen zoals de Eenhoorn. 

'2. De molens van Kinderdijk: in 1510 werden de hoge boezems van de Nederwaard en de Overwaard aangelegd onder de verantwoordelijkheid van de waterschappen; rond 1740 werden de boezems voorzien van elk acht windwatermolens, die nog steeds te zien zijn; hun functie werd in 1868 overgenomen door stoomgemalen en in 1950 door elektrische gemalen. 

'3. De Afsluitdijk als onderdeel van de Zuiderzeewerken: het plan Lely en de planologie en ruimtelijke ordening van achtereenvolgens de Wieringermeerpolder, de Noordoostpolder, Oostelijk en Zuidelijk Flevoland.’ 

 

MEER INFORMATIE:

www.guidor.nl 
www.nationaalgids.nl