Het Lötschental - De verborgen vallei

26 december 2019
Auteurs:
Gert-Jan Hospers
Stad en Regio en Radboud Universiteit
Dit artikel is verschenen in: geografie januari 2020
toerisme
Zwitserland
Opinie
FOTO: HEIDELBERGERIN/PIXABAY
Het Lötschental, bezien vanaf de terugtrekkende Langgletsjer aan het 'begin' van het dal.

In de Zwitserse Alpen ligt ten noorden van de Rhone het Lotschental. Het heeft de status van Unesco Werelderfgoed en staat bekend om zijn natuurschoon en eeuwenoude tradities. Toch wordt het Lotschental niet overlopen door toeristen. 

 

Als je in de trein vanuit Bern bij Kandersteg door de ruim 14,5 kilometer lange Lotschbergtunnel zoeft en er bij Goppenstein weer uitkomt, besef je pas hoe afgelegen het Lotschental ligt. Voor het gebied is de tunnel, die tussen 1906 en 1913 werd gebouwd, van levensbelang. Eeuwenlang was het Lotschental slechts via smalle slingerende bergweggetjes en per muildier bereikbaar. Was het in het verleden ’s zomers al lastig om er te komen, ’s winters was het door regelmatig terugkerende lawines vrijwel onmogelijk. Dankzij de spoorlijn en de tunnel werd het Lotschental eindelijk verbonden met de buitenwereld. Overigens hadden de inwoners daar niet meteen profijt van. Zo duurde het nog tot 1954 voordat Blatten, het meest oostelijk gelegen dorp, aansluiting kreeg op de autoweg die na de Tweede Wereldoorlog door de vallei werd aangelegd. Dat was tevens het moment waarop het pendelverkeer tussen het dal en de steden daarbuiten op gang kwam. Sinds juni 2007 gaat het merendeel van het treinverkeer door de nieuwe, meer dan 34 km lange basistunnel en omzeilt zo het hele Lotschental. Wat overblijft zijn de stoptreinen en de auto-shuttle.

Hart Berner Alpen 

Het Lotschental grenst aan het Berner Oberland en maakt deel uit van het kanton Wallis. Het gebied, dat qua vorm doet denken aan een boomblad, ligt geologische gezien in het hart van de Berner Alpen, net ten zuidwesten van de bekende bergen Eiger, Monch en Jungfrau. Ten zuiden van het Lotschental ligt de Matterhorn, die iedereen kent van Zwitserse ansichtkaarten en de Caran D’Ache kleurpotlodendozen. Het oost-west gelegen Lotschental wordt omgeven door meer dan twintig bergen van 3000 tot 4000 meter. De besneeuwde toppen, gletsjers, watervallen, weiden en bossen creeren een rustiek Alpenpanorama. Dwars door het dal stroomt de Lonza, een rivier die wordt gevoed door de Langgletsjer en naamgever is van een van de Zwitserse chemieconcerns met een belangrijke vestiging in het Rhonedal. Aan de rivier liggen vier dorpen, die – hoe klein ook – elk een eigen gemeente vormen: Ferden, Kippel, Wiler en Blatten. Kippel is traditioneel de hoofdplaats van het dal, terwijl Wiler (met circa 570 inwoners het grootst) dankzij het wintersporttoerisme het economische kerngebied vormt. Bij elkaar telt de vallei maar zo’n 1500 Lötscher, zoals de inwoners bekend staan, al zorgt het toerisme ervoor dat er voortdurend meer mensen in het gebied verblijven. 

FOTO: COLLECTIE BERN-LÖTSCHBERG-SIMPLON BAHN, 1964
De spoortunnel, gebouwd tussen 1906 en 1913, verbond het Lötschental eindelijk met de buitenwereld.

Tradities en trends 

De bewoners van het Lotschental zijn trots op hun leefomgeving. Gekscherend spreken ze wel van ‘Kanton Lotschen’. Die eigengereidheid is goed te verklaren: als gevolg van de perifere ligging was het Lotschental eeuwenlang op zichzelf aangewezen. De inwoners leefden met de natuur; ze bedreven kleinschalige landbouw, bouwden houten schuren om voedselvoorraden aan te leggen en streefden ernaar zelfvoorzienend te zijn. Waar nodig hielpen de Lotscher elkaar, want in je eentje begon je in de Alpen niet veel. Net als in andere Zwitserse berggebieden was de ‘deeleconomie’ – denk aan het gemeenschappelijk beheer van alpenweiden – vanzelfsprekend. 

Het Lötschental in Zwitserland

Door de geisoleerde positie konden ook typisch Lotschentaler tradities en gebruiken ontstaan. Wilde iemand bijvoorbeeld op een bergweide een hut bouwen, dan regelde de dorpsgemeenschap het houttransport. Aan dit Holztragen deed het hele dorp mee, al was het maar omdat na afloop degene die de hut bouwde een feest op de alm organiseerde. Of neem de Osterspend, een jaarlijkse voedseluitdeling op Paasmaandag in het dorp Ferden. Traditiegetrouw krijgt iedere dalbewoner daar een stuk kaas, brood en wijn uitgereikt. Nu een mooi symbool van christelijke naastenliefde, maar vroeger onontbeerlijk voor streekgenoten die niet konden rondkomen. Ook de Dorfbackofen uit 1826 in Blatten getuigt van gemeenschapszin. Nog in de eerste helft van de vorige eeuw konden gezinnen uit het dorp er hun brood bakken. Dat deze instituties zo lang hebben kunnen overleven, ligt volgens de Zwitserse etnoloog Arnold Niederer niet alleen aan de ligging; ook sociaal-culturele factoren hebben conserverend gewerkt en vernieuwingen in de weg gestaan. In de Alpen lieten ouders, die de hele dag buiten aan het werk waren, de opvoeding van hun kroost aan opa en oma over. Oude normen en waarden werden zo vanzelf aan de kleinkinderen doorgegeven. Ook kenden de dorpen maar weinig pioniers en trendsetters. Nieuwe impulsen kwamen vooral van buiten, om te beginnen via de katholieke kerk, die in heel Wallis veel invloed kreeg. De eerbied van de Lotscher voor alles wat van boven komt, kun je nog altijd zien aan de vele kerken, kapelletjes, landkruizen en religieuze festiviteiten. Toch slaagden de priesters er niet in om voorchristelijke tradities zoals de Tschäggättä (zie kader) helemaal uit te bannen. Verder brachten Lotscher die als huurlingen in het buitenland gingen werken, trends mee terug het dal in. Illustratief zijn de ‘rode soldaten’ die op Sacramentsdag (de tweede donderdag na Pinksteren) in dorpsprocessies meelopen. De kostuums van deze Herrgottsgrenadiere zijn geinspireerd op de uniformen van streekgenoten die aan de hoven van Versailles en Napels actief waren. In het Lotschental werden innovaties overigens niet zomaar geaccepteerd. Zo was een eeuw geleden niet iedereen blij met de komst van de ‘postauto’. Paardenfokkers, koetsiers en herbergiers zagen hun inkomsten wegvallen en bekogelden de gemotoriseerde voertuigen met stenen. Tegenwoordig zijn de gele postbussen in het dal een onmisbare vorm van openbaar vervoer. 

FOTO: HANS FRANSEN
Een van de vele traditionele houten schuren, hier in Kippel, waarin de zelfvoorzienende boerenbevolking voedselvoorraden aanlegde.

Duurzaam toerisme 

Aan het eind van de 19e eeuw zorgde het toerisme voor nieuwe impulsen in het Lotschental. Onder de indruk van zijn beklimming van de Bietschhorn noemde de Engelse schrijver en alpinist Leslie Stephen in 1871 de Alpen ‘de speelplaats van Europa’. In zijn voetsporen ontdekten steeds meer buitenlanders het natuurschoon van het Lotschental. De moeite die ze moesten doen om het gebied te bereiken, namen ze op de koop toe. Met de komst van de treintunnel en autoweg groeide het aantal bezoekers – en daarmee het aantal tweede huizen en andere horecavoorzieningen. Aanvankelijk kwamen de buitenlandse gasten vooral in de zomer, maar vanaf de jaren 1970 werd het Lotschental populairder als wintersportbestemming. Cruciaal was de bouw van een kabelbaan bij het dorp Wiler naar het skigebied op de Lauchernalp (1972) en de uitbreiding daarvan tot aan de Hockenhorngrat op 3111 meter hoogte (2003). Anders dan op veel andere plekken in de Alpen is het in het Lotschental in het skiseizoen relatief rustig. Hier zoek je tevergeefs naar torenflats, disco’s en een apres-skicultuur. Men zet hier liever in op gezinsvakanties. Een troef van het Lotschental is dat het ‘sneeuwzeker’ is. Maar waar sneeuw is, dreigt lawinegevaar, waarvan de inwoners zich altijd bewust zijn. Niet voor niets vormen lawinegangen nog steeds de natuurlijke grenzen tussen de dorpen. 

Voor een groot deel van de bevolking zijn recreatie en toerisme een belangrijke inkomstenbron. Dat geldt niet alleen voor de horeca, maar bijvoorbeeld ook voor bouwbedrijfjes die vakantiewoningen neerzetten en renoveren. Twee derde van het toeristische aanbod in het Lotschental is op dit moment duurzaam van aard, zo blijkt uit recent onderzoek van geografen van de Universiteit Bern. In het Alpengebied als geheel is dat slechts 20%. De Lotschentaler horeca heeft vanouds veel oog voor toeristische en recreatieve activiteiten die aansluiten bij de regionale cultuur en economie zonder dat ze de natuur en het landschap schade toebrengen. Zo is veel geinvesteerd in streekproducten, rondleidingen met lokale gidsen en thematisch opgezette wandelpaden. Denk aan de Alperlebnisweg Lauchernalp waar de bezoeker van alles te weten komt over de natuur en het leven in de Alpen. Duurzaamheid is de norm, of je nu in een hotel of berghut verblijft (zie kader). De onderzoekers uit Bern verwachten dat de vraag naar dit soort naturnaher Tourismus een vlucht zal nemen, vooral onder invloed van een groeiend klimaatbewustzijn en de toenemende behoefte van mensen aan rust en ontspanning. Voor het Lotschental biedt dat kansen, maar ook bedreigingen. Want om het toerisme naturnah te houden, moet het in het dal niet te druk worden. Daar komt bij dat ook het Lotschental te maken heeft met klimaatveranderingen. Zo zijn de stijging van de gemiddelde jaartemperatuur en de krimp van gletsjers veelbesproken thema’s. 

De Tschäggättä
tschaggatta

In de vastentijd spoken de Tschäggättä met hun angstaanjagende houten maskers over straat. FOTO: CHWEIZER

Tussen 2 februari (Maria-Lichtmis) en Vastenavond (de dinsdag voor Aswoensdag) kun je ze ’s avonds overal in het Lötschental tegenkomen: de Tschäggättä. Met hun houten maskers, rinkelende koebellen en ruige beestenvellen jagen de monsterachtige wezens je de stuipen op het lijf. Waarschijnlijk komt deze traditie voort uit een oeroud ritueel waarmee inwoners ’s winters boze geesten uit het dal verjoegen. Vroeger waren de jaarlijkse verkleedpartij en de wilde rondgang door de straten voorbehouden aan vrijgezelle jonge mannen, maar tegenwoordig mogen ook anderen meedoen. In de vastentijd worden er in het Lötschental speciale Tschäggättä-evenementen georganiseerd en het hele jaar door zijn er workshops houten maskers snijden. De woeste koppen met hun afschrikwekkende tanden zijn uitgegroeid tot een symbool voor het Lötschental, ja zelfs voor het hele kanton Wallis. Bewoners hangen kleine varianten van de maskers tegenwoordig aan hun huizen, terwijl ondernemers ze als souvenir aan toeristen verkopen. In het Lötschentaler Museum in Kippel zijn meer dan zestig originele Tschäggättä-maskers te bewonderen.

Een omweg waard 

In 2001 werd het Lotschental als onderdeel van het grotere Swiss Alps Jungfau-Aletsch-gebied opgenomen op de Unesco Werelderfgoedlijst. Alleen al daardoor zou je verwachten dat de vallei veel bekender zou zijn. Maar wie reisgidsen over Zwitserland doorbladert, vindt opvallend weinig informatie over het Lotschental. Toegegeven, het is een klein gebied en er wonen niet veel mensen. Maar het karakteristieke Alpenlandschap, de streekeigen tradities en de toeristische kwaliteiten maken het Lotschental tot Zwitserland op z’n best. Dat het dal ook in eigen land nog een Geheimtipp is, blijkt uit de campagne van het Zwitserse bureau van toerisme. Onder de slogan ‘Grand Tour of Switzerland’ word je aan de hand van fotogenieke locaties verleid een bezoek te brengen aan de mooiste plekken van Zwitserland. De tour omvat een traject van 1600 kilometer langs de hoogtepunten van het Alpenland, maar laat het Lotschental links liggen. Het bracht Die Lotschentaler, een samenwerkingsverband van drie lokale hotels, ertoe de ‘Grand Detour of Switzerland’ te lanceren. Hun boodschap: zowel landschappelijk als cultureel is het Lotschental beslist een omweg waard. Eigenlijk is er maar weinig veranderd: net als vroeger kom je niet zomaar in het Lotschental terecht – je moet er moeite voor doen. 

Berghutten

Na een inspannende tocht door de bergen kun je in enkele hutten bijkomen, eten en overnachten. De Hollandia Hütte – vernoemd naar de Nederlandse Alpenvereniging die in 1933 de herbouw van een gehavende hut sponsorde – bevindt zich op grote hoogte (3235 m). De Bietschhornhütte ligt op 2565 meter, aan de voet van de Bietschhorn (3934 m), die als hoogste berg van het Lötschental populair is bij bergbeklimmers. Het is een van de oudste hutten van de Zwitserse Alpen en heeft nog een urchige (Schwyzerdütsch voor ‘authentieke’) sfeer. De Lötschenpasshütte (2690 m) op deNa een inspannende tocht door de bergen kun je in enkele hutten bijkomen, eten en overnachten. De Hollandia Hütte – vernoemd naar de Nederlandse Alpenvereniging die in 1933 de herbouw van een gehavende hut sponsorde – bevindt zich op grote hoogte (3235 m). De Bietschhornhütte ligt op 2565 meter, aan de voet van de Bietschhorn (3934 m), die als hoogste berg van het Lötschental populair is bij bergbeklimmers. Het is een van de oudste hutten van de Zwitserse Alpen en heeft nog een urchige (Schwyzerdütsch voor ‘authentieke’) sfeer. De Lötschenpasshütte (2690 m) op de pas tussen het Berner-Oberland en het Lötschental is mede dankzij een Alpenzoo (hond, katten, kippen en varkens) in trek bij gezinnen. Een moderne en onder architectuur gebouwde berghut is de Anenhütte (2358 m) naast de gletsjer op de Fafleralp. Door een lawine werd de hut die hier eerder stond, in 2007 verwoest. Dat weerhield berggids en ingenieur Peter Tscherrig er niet van op precies dezelfde plek een compleet nieuwe hut te bouwen. Het bijzondere van de Anenhütte is dat deze zelfvoorzienend is met een eigen waterkrachtcentrale die aan de gletsjer drinkwater onttrekt en stroom opwekt. Een overnachting op een slaapzaal, een douchemuntje en een eenvoudig doch voedzaam groepsdiner en -ontbijt in de Anenhütte kost omgerekend tussen de € 110 en € 120 per persoon. Dat is niet goedkoop, maar het uitzicht op de bergtoppen en de gletsjer als je ’s ochtends wakker wordt is onbetaalbaar. Wie het luxer wenst en bereid is ervoor te betalen, kan in de hut een wellness-suite boeken, inclusief sauna, whirlpool en zonneterras. Ook voor deze toeristische exclusiviteit geldt dat het allemaal duurzaam is.

BRONNEN 

  • Ebneter, L. & K. Liechti 2019. Naturnaher Tourismus: Herausforderung und Chance für die Welterbe-Region. CDE Universität Bern, Bern.
  • ‘Lötschentaler’ lancieren die Grand Detour of Switzerland. Walliser Bote, 20 juni 2019.
  • Niederer, A. 1979. Die alpine Alltagskultur: zwischen Routine und der Adoption von Neuerungen. Schweizerische Zeitschrift für Geschichte, 29: 233-255.
  • Siegen, J. 1971. Lötschental: ein Führer für Touristen. Editions des Terreaux, Lausanne.
  • Staeger, A. 2018. Tradition und Brauchtum im Lötschental. Stiftung UNESCO-Welterbe Swiss Alps Jungfrau-Aletsch, Managementzentrum, Naters.
  • www.anenhuette.ch
  • www.loetschental.ch
  • www.loetschentalermuseum.ch