Griezelen of herdenken?
Catacomben van Parijs
Diep onder Parijs liggen in donkere catacomben de beenderen van ongeveer 6 miljoen mensen. Jaarlijks lopen zo’n 500 duizend bezoekers langs de opgestapelde schedels en botten. Dit valt onder het opkomende dark tourism. Maar is toerisme wel te combineren met thema’s als herdenken en de dood?
Misschien bezocht u tijdens een vakantie wel eens een kerkhof, een voormalig slagveld of een plaats waar zich ooit een ramp heeft voltrokken. Het bezichtigen van locaties die verband houden met menselijk lijden en/of de dood staat bekend als dark tourism (duister toerisme), een in populariteit toenemende, maar beladen vorm van recreatie. Plaatsen met een geschiedenis van menselijk lijden worden gecommercialiseerd en gebruikt als toeristisch product. Wanneer bezoekers geen interesse hebben in de complexe en beladen geschiedenis van zo’n bestemming, kan dit aanstootgevend zijn voor mensen voor wie de plek wél die betekenis heeft.
Komen de doelstellingen van de uitbater van bijvoorbeeld de catacomben van Parijs wel overeen met de motieven van de bezoekers? En kan meer kennis van de motivatie en het gedrag van bezoekers van dark-tourism-bestemmingen bijdragen aan een duurzamer toeristisch gebruik van zulke beladen plaatsen?
Dark tourism
Het bezoeken van locaties die samenhangen met de dood fascineert mensen al eeuwen. Bekende voorbeelden zijn het bijwonen van gladiatorgevechten en openbare executies. Dark tourism heeft in de moderne maatschappij en in de geografie van het toerisme sinds de jaren 90 aan populariteit gewonnen. John Lennon en Malcom Foley, die het begrip introduceerden, verklaren de groei ervan door de opkomst van moderne massacommunicatiemiddelen. We zijn niet alleen beter op de hoogte van, en meer betrokken bij wat er elders speelt, ook de belangstelling voor ‘duistere plaatsen’ is toegenomen.
Doordat beelden van rampen nu binnen de kortste keren over de hele wereld verspreid worden, zijn we ermee bekend geraakt en er nieuwsgierig naar geworden. Auschwitz-Birkenau, de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog, het Hiroshima Peace Memorial Park en de Killing Fields in Cambodja trekken mede daardoor jaarlijks miljoenen bezoekers. Duister toerisme is hiermee een snelgroeiende en economisch steeds belangrijkere niche binnen het toerisme. Critici stellen echter dat de manier waarop de media en de toeristische sector deze bestemmingen in beeld brengen, leidt tot vulgarisering en commercialisering van de dood.
De manier waarop media een bestemming voor het voetlicht brengen, heeft invloed op wie zich ertoe aangetrokken voelen deze plek te bezoeken en wat zij daar verwachten te zien en doen. Als er op meerdere manieren over de bestemming wordt bericht, trekt dat bezoekers met verschillende motieven. Juist bij duister toerisme kan dit leiden tot ruimtelijke conflicten, vanwege de beladen geschiedenis, gerelateerd aan de dood. Waar de één er komt om de doden te herdenken, kan het voor de ander een plek zijn om eens ‘lekker’ te gruwelen
De beheerder of uitbater van een dark-tourism-bestemming speelt een belangrijke rol in het voorkómen van zulke ruimtelijke conflicten en het stimuleren van respectvol gedrag. Maar als de uitbater een andere betekenis voor ogen heeft dan de bezoekers in de praktijk aan de locatie geven, kan dit juist een voedingsbodem zijn voor conflicten. Toeristen kiezen een bestemming of een attractie omdat ze een bepaald beeld hebben van wat ze daar gaan ervaren, en gedragen zich daarnaar. Bij dark tourism kan een bezoek ingegeven zijn door de wens om te herdenken, maar ook door de wens iets te leren over de plek of een potje te gruwelen. De beheerder is niet de enige of belangrijkste zender van beelden en informatie over dark-tourism-bestemmingen. De media en degenen die de bestemming eerder bezochten, hebben meer invloed op het beeld dat de wereld in wordt gezonden. Wanneer het beeld dat de beheerder tracht te verspreiden niet meer overeenkomt met de verwachtingen van de bezoekers, kan dit tot conflicten en ontevredenheid leiden. We hebben onderzocht hoe dat ligt voor de veel bezochte catacomben van Parijs.
De catacomben
Onder de Franse hoofdstad loopt een 290 kilometer lang gangenstelsel, waarvan een aantal gangen gevuld is met beenderen. Hiervan is ongeveer 2 kilometer toegankelijk voor publiek. De geschiedenis van de catacomben gaat terug tot halverwege de 18e eeuw. Het Parijse stadsbestuur kampte met twee problemen. Het kalksteen waaruit vooraanstaande gebouwen zoals het Louvre zijn opgetrokken, werd in die tijd gewonnen uit groeven onder de stad. De groeven, waarvan sommige al sinds de 1e eeuw na Christus in gebruik waren, werden matig onderhouden. Instabiliteit van de bodem bedreigde de stad. Het stadsbestuur moest voorkomen dat delen van de stad zouden instorten. Het tweede probleem was dat de begraafplaatsen van Parijs overvol raakten, wat leidde tot ziektes en overlast. Toen in 1780 de muur rondom de grootste begraafplaats, Les Innocents, bezweek en de lichamen op straat terecht kwamen, moest het stadsbestuur in actie komen.
Door de kalksteengroeven onder de stad als ondergrondse begraafplaats, catacomben, in gebruik te nemen, sloeg het stadsbestuur twee vliegen in één klap. In de decennia erna werden de beenderen vanuit de begraafplaatsen naar de steengroeven onder de stad overgebracht en daar opgestapeld. Alles bij elkaar herbergen de catacomben nu de beenderen van ongeveer 6 miljoen mensen, van wie de identiteit onbekend is.
Historie als drijfveer
Sinds de toeristische openstelling halverwege de 19e eeuw hebben de catacomben, behalve als een plek om te herdenken, meerdere functies en betekenissen gekregen. Ze zijn bijvoorbeeld een plaats van geologische waarde vanwege hun oorspronkelijke functie als steengroeven. Ze vervullen ook een belangrijke geschiedkundige rol. De gangen volgen het oude wegennetwerk van Parijs, waardoor men als het ware een plattegrond heeft van de oude stad. Verder worden de catacomben tegenwoordig gebruikt voor culturele doeleinden, of louter ter vermaak. De bredere delen zijn bijvoorbeeld geschikt voor kleine tentoonstellingen, maar ook voor grote groepen toeristen die er komen om te griezelen.
De catacomben worden beheerd door het Musée Carnavalet Histoire de Paris. De manier waarop deze instelling de catacomben presenteert en de bezoeken organiseert, bepaalt mede het karakter ervan. In haar beleidsplannen focust het museum vooral op het historisch aspect van de catacomben en de botten die er opgestapeld liggen. Aan de geologie en educatie wordt minder aandacht besteed en dat merk je aan de manier waarop deze aspecten naar voren komen tijdens een bezoek aan de catacomben.
De teksten in de brochure en de site, bedoeld om toeristen te werven en informeren, richten zich voornamelijk op de geschiedenis en de archeologie van de catacomben. Het historisch aspect is bovendien duidelijk geëtaleerd op de borden met uitleg over de geschiedenis van Parijs en de leefwijze van de mensen die in de catacomben begraven liggen. Deze bordjes met informatie laten samen met de tentoonstellingen het educatieve aspect van de catacomben zien. Hoewel het museum in haar brochures en op de website weinig aandacht besteedt aan de geologie van de locatie, is er wel een ‘geologisch pad’ waarlangs de bezoekers richting de catacomben lopen. Hier kunnen ze fossielen en de verschillende grondlagen bekijken. Bovendien krijgen ze inzicht in ontstaan, delving en toepassing van kalksteen. Behalve aan de geschiedenis, educatie en geologie besteedt de beheerder ook aandacht aan de beenderen in de catacomben. Dit doet ze op een neutrale manier, door bezoekers bijvoorbeeld vooraf te informeren dat ze menselijke resten zullen zien. De uitgang en de souvenirwinkel richten zich wél voornamelijk op de dood en botten.
Onderzoek
Om na te gaan in hoeverre de intentie van het museum strookt met de motieven van de bezoekers, hielden we een enquête. Wat brengt mensen van dichtbij en ver weg naar de catacomben van Parijs? We enquêteerden in totaal 400 bezoekers die in de rij stonden voor de ingang, ouder waren dan 16 jaar en die Engels konden spreken.
Uit het onderzoek blijkt dat de catacomben net zo vaak worden bezocht door vrouwen als door mannen. Ze zijn redelijk jong: bijna de helft is tussen de 16 en 25 jaar; 86 procent is 40 jaar of jonger. Van de respondenten volgt 60 procent een universitaire opleiding of heeft die afgerond. Wellicht is dit hoge aandeel te verklaren vanwege het gebruik van Engels als voertaal bij de enquête.
Slechts enkelen zagen zichzelf als ‘sport- en recreatietoeristen’ dan wel ‘educatieve toeristen’. De laatsten waren vooral jongeren die voor hun studie Parijs bezochten. De grootste groep zag zichzelf als ‘culturele toerist’. Deze bezoekt vooral historische monumenten en doet aan culturele activiteiten en verdiept zich in de lokale cultuur en gewoonten. De culturele toerist lijkt goed te passen bij wat de catacomben te bieden hebben. Toch kwamen we in de catacomben ook relatief vaak de ‘vrijetijdstoerist’, de ‘avontuurlijke toerist’ de ‘backpacker’ en de ‘dagjestoerist’ tegen.
We legden de bezoekers 23 stellingen voor over hun motieven voor een bezoek aan de catacomben. Educatie, geschiedenis en gruwelen scoorden alle drie hoog. Zo vertelden bezoekers dat ze kwamen ‘because it’s funny to see the eye of the death’ en ‘because I am fascinated by the catacombs, I like to learn about them’. Het educatieve motief kwam gemiddeld nog iets sterker naar voren dan dat van gruwelen. Gevraagd om een toelichting noemden mensen vooral het historische aspect van de catacomben vaak. Zo beschreven bezoekers de catacomben als een van de belangrijkste historische attracties van Parijs.
De catacomben zijn dus niet enkel een dark-tourism-site, maar volgens de bezoekers ook een historische en een educatieve attractie. Jongere en lager opgeleide respondenten kwamen vaker naar de catacomben om te gruwelen tussen de beenderen, en hadden minder interesse in de beladen geschiedenis van de plaats. Aangezien jongeren de grootste bezoekersgroep vormen, is het wel zaak in de gaten te houden waarom zij de catacomben bezoeken en hoe ze deze beleven.
Discrepantie
Uit ons onderzoek blijkt dat het museum en de bezoekers educatie en historie belangrijk vinden. De instelling richt zich echter weinig op het dark-tourism-aspect, terwijl ‘gruwelen’ hoog scoort onder (een deel van) de bezoekers. Wanneer de beheerder van de catacomben zijn oriëntatie aanpast aan de wensen van de verschillende groepen bezoekers, kunnen de catacomben meer publiek trekken. De oorspronkelijke betekenis van deze plek mag echter niet uit het oog verloren worden. Het creëren van horror en toeristisch vermaak kan afdoen aan de beladen geschiedenis van de locatie. Dit kan conflicten tussen de verschillende typen bezoekers aanwakkeren.
Het museum dat de catacomben beheert – en dat geldt evenzeer voor beheerders van andere dark-tourism-bestemmingen – moet in het vizier blijven houden waarom het publiek toestroomt. Het is belangrijk de toeristische functie in stand te houden, aangezien deze inkomsten bijdragen aan het onderhoud van deze plek. Zonder dat zou het bijna onmogelijk zijn de plek open te stellen, ook voor degenen voor wie de catacomben een emotionele waarde hebben. Door de motivaties van de bezoekers te monitoren, en tegengas te bieden wanneer die doorslaat naar een ‘gruwelmotief ’, kan de organisatie zorgen voor een duurzaam gebruik van de locatie. Dark tourism kan op deze manier bijdragen aan het behoud van belangrijk historisch erfgoed zonder de betekenis van de plaats voor de verschillende bezoekers uit het oog te verliezen.
Dit artikel is tot stand gekomen als onderdeel van het honours leeronderzoek van de studie Sociale Geografie en Planologie aan de Universiteit Utrecht. We willen graag onze begeleiders, Bouke van Gorp en Egbert van der Zee bedanken voor de hulp bij het onderzoek en het schrijven van het artikel.
BRONNEN
- Musée Carnavalet Histoire de Paris. A timeless journey. Geraadpleegd op: http://www.catacombes.paris.fr/en/catacombs/more-2000-years-history
- Musée Carnavalet Histoire de Paris. The Paris catacombs: planning your visit. Les Musées de la ville de Paris. Visitor’s guide. Geraadpleegd op: www.catacombes. paris.fr/sites/catacombes/files/editeur/pm_catacombes_depliant_gb.pdf
- Sharpley, R. 2005. Travels to the edge of darkness: Towards a typology of ‘dark tourism’. In C. Ryan, S. Page & M. Aicken (Eds.). Taking tourism to the limits: Issues, concepts and managerial perspectives. Amsterdam: Elsevier.
- Stone, P.R. 2006. A dark tourism spectrum. Towards a typology of death and macabre related tourist sites, attractions and exhibitions. Tourism, an interdisciplinary International Journal, 52(2), 145-160.