Het pad terug [vervolg]
het pad – surveyors – Brexit – toerisme & honden – Hunstanton Hall – the Wash – White Wash – het begin
In het januarinummer van Geografie breekt Gerard Hendrix een lans voor de associatieve landschapsbeschrijving van W. Sebald in diens Ringen van Saturnus. In het najaar van 2021 onderneemt Hendrix een wandeling in de stijl van Sebald om daarvan een denkbeeldig nieuw hoofdstuk te maken, toe te voegen aan diens roman. Dit is het vervolg van ‘Het pad terug’.
Hét pad bestaat niet. Het zijn allemaal stukjes pad. Sommige zijn voor de gelegenheid gemaakt, maar bijna alles bestaat al. Het mooie van het pad dat wij lopen, is dat het zo afwisselend is. Soms moeilijk begaanbaar – maar dan weet je dat het straks weer anders zal zijn. Helaas geldt het omgekeerde ook.
Je kunt er zeker van zijn dat het over een paar jaar een uniform pad zal zijn, want de toeristenindustrie eist – ondanks alle doelgroepdifferentiatie – gelijkvormigheid en standaardisering. Dat kan verantwoord worden. En dan liefst op loopasfalt. Dat is een asfaltsoort die meegeeft. Geen grasfalt, want daar bestaat half Nederland uit. Wat we vroeger weides noemden, maar nu strak Engels raaigrasland.
Langs de kust is het behelpen: door mul zand, soms hard zand – je raakt erop gespitst welke oppervlaktes hard zijn – over schelpen, over shingles (kiezels). Door de duinen.
Verharde paden voeren over de dijken door het wetland tussen Holme en Salthouse. Ze lopen lekker, soms iets te hobbelig. Uiteraard is er ook asfalt. Een enkele keer ben je gedwongen langs een drukke weg te lopen, maar dat is zelden. Meestal gaat het om B-, C-of D-wegen
De Peddars Way bestaat vooral uit gras- en gravelpaden, tussen of ten minste langs heggen, meer of minder onderhouden. Omdat het pad ook open is voor mountainbikers en bepaalde stukken zelfs voor motoren, zijn er op plekken smalle sporen om in te lopen. Zwik, zwik. Hoe een trailrunner, die we tegenkomen en het hele pad waarschijnlijk in twee dagen doet, hier ongeschonden doorheen komt is me een raadsel. En dan zijn er nog de tractorsporen waar de weg ook door de boeren gebruikt wordt. Er zijn geen banken. Je moet vindingrijk zijn en geen eisen stellen aan het uitzicht als je ergens wil zitten.
Bij hele stukken moeten we ons een weg banen door brandnetels en bramen. Paden aanleggen is één ding, onderhoud een ander. Heb eens woorden gehad met een ambtenaar die, voordat hij zich committeerde aan het opknappen van een pleintje-met-banken, eiste dat er geld beschikbaar was voor onderhoud. Ik vond dat dit zijn pakkie-an was. Maar hij had gelijk.
Ik zie nog alle ‘witte olifanten’ voor me die zogenaamd succesvolle ontwikkelingsprojecten in Afrika achterlieten. Nieuw is sexyer en voor de investeerder aantrekkelijker dan opknappen of onderhouden wat al bestaat. Overigens zijn de Engelsen daar wel goed in. Make do and mend is het uitgangspunt: iets behouden doe je door zo veel mogelijk te werken met de materialen en het geld die je tot je beschikking hebt. Uitstukken, er een lap opzetten, een lik verf doen wonderen, even. In plaats van waar we in Nederland patent op hebben, alles nieuw, vervangen. Bij ons wordt een gemiddeld landschap niet ouder dan 25-50 jaar, want dan gaat er weer een nieuw beleidsprogramma overheen.
Op vijf plaatsen langs de Peddars Way zijn op grote en kleinere stenen dichtregels gebeiteld. Het is een project dat oud en nieuw verbindt. Het enige moderne kunstproject dat we tegenkomen. De Norfolk Songlines (Hugh Lupton), geïnspireerd door de Peddars Way, de weg waarlangs de Romeinen door het land marcheerden. Een songline is volgens de Australische Aboriginals een fragment van een verhalend gedicht waarvan de coupletten vertellen hoe het landschap is ontstaan en wordt gekenmerkt. Vergelijk de techniek waarin ze verhalen vertellen door dot painting. Dit is een van de songlines:
Surveyors have made their lines on the land
Trapping Albion in a net of roads
A taut web on the edge of empire
Je ziet het voor je. Hoe de lijnen gemaakt worden. Voor de Romeinen was het een eitje, want ze konden als het terrein het toeliet rechtdoor lopen. Niemand bezat de grond. De Peddars Way loopt van zuid naar noord in een bijna rechte lijn. De Via Appia was dat ook, recht. Voor legers is dat het handigst. Napoleon nam die rechtlijnigheid van de Romeinen over. Zo loopt de rechte Napoleonsbaan in Noord-Limburg, van Blerick naar Wessem, over een oud Romeins traject.
Maar met rechte lijnen gaat het ook vaak mis. De opdeling van Afrika ten tijde van het Weense Congres moest snel gebeuren. Er was overeenstemming, maar de situatie was gespannen. Geen tijd en waarschijnlijk ook weinig belangstelling voor finetuning. Zo leverde de scramble for Africa veel rechte lijnen op. Het leidt nog steeds tot bloedige grensconflicten. Ik denk niet dat Hugh Lupton dat bedoelde met het werk van surveyors.
Laten we de edge of empire eens nader bekijken. Want het is vreemd gesteld met het British Empire. Brexit werd gepromoot met de notie dat Groot-Brittannië, eenmaal verlost van het Europese juk, weer net zo groot kon worden als het eens was. Voorlopig is het enige nieuwe verbond dat is gesloten, het pact tussen de Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, het Aukus. Bedoeld om onderzeeboten aan Australië te kunnen leveren. ‘Wat?’ schamperde de aimabele chauffeur die ons afzette bij het begin/einde van het pad. ‘Dacht je dat de VS een pact zouden tekenen waar wij, het VK, voordeel van zouden hebben? Boris heeft zich laten inpakken, want hij moet scoren.’
Je ziet meer Engelse/VK-vlaggen dan eerder. Verder is er nog weinig goeds te vertellen over de Brexit. De distribution crises door ontbrekende chauffeurs; restaurants sluiten omdat ze geen kok hebben; of ze ontvangen hun gasten in shifts; de bouw kan niet vooruit vanwege materiaaltekorten. Van stikstof hebben de Britten geen last. Wel van steeds hogere prijzen. Maar laten we niet zwelgen in Schadenfreude. Want in Nederland hebben we met bijna dezelfde ontwikkeling te maken, alleen is het personeelstekort nog hanteerbaar en doen de Polen nog (net) al het werk dat we zelf niet willen doen.
Van stikstof hebben de Britten geen last, wel van steeds hogere prijzen
Maar corona heeft direct of indirect ook heel veel invloed op dit proces, hier en daar. Eén gevolg maken we aan de kust mee: de enorme drukte, mensen-en-honden. Nog wel in die volgorde. Toeristen blijven hangen omdat het een heel mooie nazomer is, maar net als in Nederland ook omdat men in eigen land op vakantie gaat. Kortom, het is moeilijk een kamer te boeken en de prijzen lijken wel dagkoersen. De wet van het toerisme geldt gelukkig ook: de meeste bezoekers komen niet verder dan maximaal 1 km van de kamer/caravan/tent, zeker met een hondje op korte pootjes.
Zonder de plannen voor de White Wash, zie later, is de kust dus al geheel wit en welgesteld. Want wie kan het zich permitteren? Zonder de vele vakantieparken met eenvormige stacaravans zou het allemaal nog exclusiever zijn. Hoewel, ook daar rekenen de ontwikkelaars pittige prijzen.
We passen dus prima. Alleen hebben we geen hond en zijn we daarmee een uitzondering. Het schijnt dat het hondenbezit door corona flink is toegenomen. Tijdens de lockdown was het hondenuitlaten de enige uitgaansmogelijkheid. Men schafte zich dus een hond aan. De prijzen blijken ver-x-voudigd. Het gaat dan ook om echte rashonden, hoe kleiner hoe fijner. De hond heeft gezelschap nodig, dus neem je er gelijk twee.
Een paar beelden:
- Man met hazewind. Nooit zeggen: ‘Wat een mooie hond!’, want dan krijg je haar hele leven te horen: ze is bang voor vuurwerk en jets. Kan niet loslopen, want dan sprint ze er vandoor. Gaat iedere week naar een soort hondensportschool waar ze rondjes mag rennen.
- Echtpaar met: man een herder, vrouw twee kleine hondjes en een draagtas op de buik met nog een puppy.
- Honden in kinderwagens of andere rijdende constructies.
En overal drinkbakken, poep-vuilnisbakken en bag it & bin it.
Afgezien van honden, weinig dieren te zien. We hebben dan wel geen echte kijker waarmee wel veel mensen rondlopen. Onze oogst: eekhoorntjes, fazanten & patrijzen, zeeleeuwen, aalscholvers, alken, meeuwen. Terwijl er toch veel natuurgebieden zijn.
Vergeet niet de varkens. Langs de Peddars Way zijn er eerst vooral militaire oefenterreinen – die hebben ze overgehouden aan alle vliegvelden van eerder – maar verder richting zee liggen de heel grote varkensbedrijven. Op 10-20 ha staan honderden hokken met zeugen, biggen, mestvarkens. Na een paar jaar wordt het bedrijf verplaatst en zorgen al die varkens voor omgewoelde en goed bemeste grond.
Hoe was het toen Sebald door Suffolk liep. Die kon nog over het hek klimmen en een varken aaien en krabben. Ik zou het met alle closed-circuit television (camerabewaking) niet meer durven. Landbouw heeft hier de schaal die afsluiten noodzakelijk maakt. Ik kom er niet achter hoeveel bedrijven nog lokaal geworteld zijn of dat het vooral ‘Londense bedrijven’ betreft, zoals Jinny opmerkt, onze Airbnb host, die op een boerderij heeft gewoond.
Verder de weg terug. We komen ook op Hunstanton Hall. Een van die estates waar Engeland rijk aan is. In het landschap zijn ze van veraf te zien. Daar waar bomen torenen – en zeker als het cederachtige en naaldbomen zijn – weet je dat er een estate ligt. Zo ook hier. Door goed kaartlezen gaan we het landgoed binnen via een verdekte zij-ingang. Over een golvend pad van een paar kilometer komen we uiteindelijk bij het grote huis. Maar voor het zover is, wanen we ons in een ren van wel 100 ha. Allemaal fazanten, oude, jonge, zittend, vliegend, rennend. Overal voederstations. Dus het is, zeg maar, een fazantenboerderij. Eerst denk ik nog, misschien is het voor gehandicapte jagers, blinden of mensen met Parkinson. Je schiet immers altijd raak. Dat doet me trouwens denken aan het schieten op kwartels in Malawi. In de theevelden van Mulanje maakte ik een jacht mee op kwartels. Tegen de schemering komen ze boven de theestruiken uit en zetten zich in de zon op een oude stronk. Het is prijsschieten merkte ik, want iedere andere vogel zou opvliegen als er schot klonk. Niet kwartels, want die zijn... zo doof als een kwartel.
De lady of the house bij Hunstanton Hall zegt, als we vragen hoe het zit met die fazanten, dat een jager er wel tweehonderd per dag afschiet, ‘poor animals’. Trouwens het blijkt geen lady of the house, want Hunstanton Hall is in appartementen opgedeeld, dus zal ze er daarvan eentje bezitten. Ze ziet er wel countess-achtig uit met haar twee Ierse setters. Waarvan ze dan weer wel de shit moet opruimen. Bag it, bin it.
Tot de grote brand in 1951 was Hunstanton Hall in het bezit van de familie l’Estrange of Le Strange, die na Willem de Veroveraar vanuit Frankrijk was overgekomen. De hall is gebouwd in 1490 en heeft tot de brand van 1951 als zetel van de familie gediend. Deze bezat veel grond in Norfolk, droeg bij aan de Victoriaanse allure (en belangrijke gebouwen) in Hunstanton en zo aan de toeristische ontwikkeling. P.G. Woodhouse was een belangrijke gast op de estate en situeerde daar een paar van zijn romans. Wel bijzonder trouwens dat de waarde van het erfgoed voor een belangrijk deel opgehangen wordt aan wie er woonden/wonen. En als die niet beroemd genoeg zijn, aan de beroemde bezoekers, ook al hebben ze er alleen gegeten. Zoals Dame Barbara Hepworth op de Hill House Inn in Happisburgh (spreek uit Haisbro), waar ook Conan Doyle verbleef, die er het verhaal over de dancing man schreef.
Er zijn ook andere verhalen over Hunstanton Hall. Een regionale bekendheid is de spokende Dame Armine Le Strange, die wraak nam op haar zoon, die haar Perzische tapijt, een gekoesterd geschenk van de sjah van Perzië, vergokt had.
Voor geografen interessanter is het plan van Patrick (uitspreken op z’n Frans) Le Strange, dat hij in de eerste helft van de 18e eeuw maakte voor de drooglegging van The Wash, het estuarium waaraan Hunstanton ligt. In Nederland waren de eerste polders met succes drooggelegd en er was grote behoefte aan grond voor landbouw. Het zou ook een huzarenstuk zijn. De inpoldering zou niet in één keer kunnen gebeuren door The Wash in z’n geheel van de zee af te sluiten, want daarvoor ontbrak nog de techniek. Maar stukje bij beetje, in een tijdspanne van – zo was het berekend – tweehonderd jaar zouden telkens nieuw polders op de zee worden gewonnen. Expertise kwam vanuit Nederland beschikbaar. Naast Pieter Vermuyden, nazaat van Cornelius Vermuyden, de Zeeuwse waterbouwkundige die The Fens drooglegde, waren Adrian Velsinga en Johannes van Duuren betrokken. Geld zou geen probleem hoeven te zijn, want de durfinvesteerders van die tijd stonden naar verluidt in de rij. De ontwikkeling van de windmolen had in delen van Norfolk al voor groot succes gezorgd en delen van Fenland en The Broads konden nu worden bewerkt. Een project van dergelijke omvang zou natuurlijk tot een geweldige spin-off leiden en Norfolk en dit deel van de county een flinke boost geven.
Voor de drooglegging van het estuarium was Nederlandse expertise beschikbaar
Het bleef echter bij de eerste kaarten (nu in het bezit van het National Archive) en een paar experimentele opstellingen. Patrick, die gedeeltelijk verlamd was, verdronk, 45 jaar oud, in een van de vijvers op het landgoed na een ongelukkige val. Na zijn dood bleek hij te veel een Einzelgänger te zijn geweest, want niemand van de familie wist raad met zijn ambitieuze plannen.
Maar zo’n 250 jaar later komt het plan weer tevoorschijn – zo stel ik me voor. Dan vinden de eerste discussies plaats over wat later de Brexit wordt en verschijnt Farage met de UK Independance Party ten tonele. Met zijn adviesbureau Farage & Friends werkt hij in het diepste geheim aan het plan White Wash.
De plannen van Le Strange zijn dan natuurlijk achterhaald, maar weer dient Nederland wat betreft de techniek van de inpoldering en de Afsluitdijk ten voorbeeld. Inpoldering van de Wash zou dan kunnen gebeuren achter de bescherming van de dijk in de Noordzee.
Technisch kan het, want The Wash is ondiep, afgezien van een vaargeul vanaf de zee naar de Great Ouse.
Doel van het plan White Wash is een thuisland te maken voor de witte en welgestelde bewoners van de Commonwealth. Technisch moet het allemaal van het hoogste niveau zijn. De ingrediënten van de Engelse empirecultuur krijgen een uitdrukkelijke plaats aan de zuidkant van de dan ingepolderde Wash. Landgoederen, de rijke geschiedenis van Albion vanaf de Romeinen en de machtige maritieme traditie met helden als Nelson, Drake en Kook, et cetera, et cetera. Je kunt er zelf een zeeslag naspelen of organiseren (maar dat is kostbaar). Het noordelijke deel van The Wash is beschikbaar voor energie en technologie. Daarvoor wordt de White Wash Valley ingericht, die de lay-out krijgt van Sillicon Valley. Landbouw, waarschijnlijk uitgevoerd door een conglomeraat van enkele bedrijven uit de agrarische sector en banken, zal de rest van The Wash exploiteren.
Als de Brexit-campagne goed op gang komt, wordt Johnson erbij betrokken en krijgt het geheime plan White Wash een officieus karakter. Nadat Farage de politiek heeft verlaten, wordt besloten het project, ook vanwege de hoge ecologische waarde van The Wash en haar achterland, The Fens, te beëindigen. Aandacht voor dit soort historische sensatiezucht houdt wel een hoge prioriteit.
Over iets van deze racistische ijdeltuiten hoorden we helemaal aan het begin van het pad. Niet bij Knettishall, waar de Peddars Way officieel start, maar waar het pad de A11 oversteekt. De eerste etappe wordt anders te lang. Een vriendelijke oude meneer die zijn vrouw heeft uitgezwaaid bij de bus in Thetford waar wij juist uitstapten, zet ons daar af. Het is trouwens Thetford en niet Stratford – de bestemming waarvoor wij per abuis buskaartjes hebben gekocht, 20 pond duurder dan nodig. ‘Lost in translation’, zoals de buschauffeur opmerkt, die verder zijn best doet om te zorgen dat we het te veel betaalde terugkrijgen.
Het heeft wel wat voeten in aarde om langs de A11 op de juiste plek te stoppen, omdat de vriendelijke oude man niet snel genoeg reageert op het moment dat het moet. We leggen dat traject minstens drie keer af. Maar we kunnen het met hem hebben over ambacht, politiek, de schande van Brexit en onze aanstaande reis.
Dit einde is een mooi begin.