Italië en de EU
op volle kracht de mist in
Rome en Brussel staan lijnrecht tegenover elkaar inzake de Italiaanse begroting van 2019. Beide kampen moeten de onderlinge eenheid zien te bewaren. In Rome is een wankele gelegenheidscoalitie aan het bewind en het land als geheel is scherp verdeeld.
Net als alle regeringen in de eurozone legde ook de nieuwe Italiaanse regering de conceptbegroting 2019 in het najaar van 2018 ter beoordeling voor aan de Europese Commissie. De Italianen presenteerden een budget met een tekort van 2,4 procent. Dat was onder de grens van 3 procent, maar een verslechtering ten opzichte van afspraken met de vorige regering. De nationale schuld, die op dit moment al 131 procent van het bruto binnenlands product (bbp) bedraagt, zal bij dit uitgavenniveau nog verder stijgen. De Europese Commissie verwierp de conceptbegroting en vroeg binnen drie weken een aangepast ontwerp. Het conflict kreeg hiermee een ongekende intensiteit. Een lid van het Europees Parlement voor een Italiaanse regeringspartij sloeg na de persconferentie een Europese Commissaris de papieren uit zijn handen en vertrapte ze onder zijn Italiaanse zolen, zoals hij daarna trots twitterde.
Italië en België
Italië is niet de enige lidstaat die problemen heeft met de begroting. Het Griekse drama zit nog vers in het geheugen en ook België heeft een veel te hoge staatsschuld. In een vergelijking tussen België en Italië bespreekt de econoom André Sapir de problemen rond de Italiaanse schatkist op wat langere termijn. Figuur 1 geeft de ontwikkeling van staatsschuld in beide landen sinds 1990 weer. In de jaren dat de Italiaanse groeispurt eindigde, hadden zowel Italië als België te kampen met een grote staatsschuld: rond 140 procent van het bbp in België en 130 procent in Italië. Na het Verdrag van Maastricht in 1992 deden beide landen veel moeite zich te kwalificeren voor toetreding tot de euro. Toen de euro in 1999 van start ging, was hun staatsschuld verminderd tot zo’n 110 procent (nog veel te hoog, maar ze zaten op het goede spoor). De twee landen hadden op dat moment een gelijk welvaartsniveau (bbp/hoofd). Nu is Italië 20 procent armer dan België. Een paar jaar voor de lancering van de euro perkte Italië de staatsuitgaven krachtig in, maar gaandeweg verslapte de aandacht, terwijl België tot de crisis van 2008 voortdurend bezig bleef de schuld te verminderen. Daarbij bleef de economische groei in Italië sterk achter bij die van België en alle andere landen in de eurozone. Toen de crisis toesloeg, was Italië veel kwetsbaarder voor negatief sentiment op de financiële markten. Het land reageerde op risico-opslagen op de obligatiemarkt met extreme bezuinigingen die de problemen nog verergerden, de kansen op economische groei verder ondermijnden en de schulden als percentage van het bbp verder vergrootten. De politiek speelde volgens Sapir een centrale rol in de verschillende dynamiek van de staatsschuld in België en Italië. In beide landen was slecht bestuur vóór het Verdrag van Maastricht de oorzaak van veel te hoge schulden. Maastricht zorgde voor begrotingsdiscipline in beide landen, maar toen ze eenmaal tot de eurozone waren toegetreden, liet Italië de teugels vieren. De Belgische politieke elite voelde zich sterk verplicht de positie duurzaam in de hand te houden en deelname aan de euro veilig te stellen. In Italië verloor men dit op sommige momenten uit het oog. En met de huidige regeringsplannen ziet het ernaar uit dat de Italiaanse schatkist verder leeg zal raken, zonder uitzicht op economische groei. Aan het begin van de serieuze slagenwisseling tussen de EU en de Italiaanse regering is eigenlijk alleen een ernstig politiek conflict te verwachten. Het euroscepticisme van de nieuwe Italiaanse regering blijkt immers haar voornaamste politieke brandstof, de Europese Commissie kan zich nauwelijks tegemoetkomingen permitteren en er valt ook niet veel te verwachten van de Europese Centrale Bank en het Europese Stabiliteitsmechanisme. De internationale geldmarkten zullen waarschijnlijk voor meer druk gaan zorgen.
Gewicht
Het Griekse drama in de EU begon in 2009 ook met een uit de hand gelopen nationaal budget. Daar heeft Brussel van geleerd: er zijn nieuwe procedures en instrumenten. Maar Italië is Griekenland niet. Italië is vooral heel veel groter en was vanaf het begin actief betrokken bij de Europese samenwerking. Het is de vierde staat van de EU in bevolkingsaantal (12 procent van het totaal) en omvang van de economie (11 procent van het totaal en lid van de G7). Het land heeft nu 73 zetels (10 procent van het totaal) in het Europese Parlement. Onder de huidige hoofdrolspelers in de EU figureren Mario Draghi als voorzitter van de Europese Centrale Bank, Frederica Mogherini als Hoge Vertegenwoordiger, en Antonio Tajani als voorzitter van het Europese Parlement. In het voortraject waarschuwde Draghi (geen politicus maar bankier met een lange staat van dienst bij de Wereldbank, Goldman Sachs en de Italiaanse Centrale Bank) met opzet Italiaans sprekend in het Europees Parlement dat noch de Europese Centrale Bank noch het Europees Stabiliteitsmechanisme de Italiaanse regering te hulp zou kunnen schieten als haar begroting tot verdere negatieve gevolgen voor Italië op de geldmarkt zou leiden. Mogherini heeft zich vooralsnog bepaald tot de buitenlandportefeuille van de EU en zich niet in de discussie rondom het Italiaanse optreden gemengd. Tajani heeft opgeroepen tot bezinning. Hij wees erop dat het begrotingsvoorstel klaarblijkelijk veel steun vindt onder de Italiaanse bevolking, en sprak zijn vrees uit voor het verder aanwakkeren van euroscepsis in Europa. Hij behoort tot Berlusconi’s partij Forza Italia, die bij de verkiezingen van 2018 in een blok optrad met de neofascisten van Broeders van Italië en de Lega van Matteo Salvini.
Populisme Bossi-Berlusconi
Ondertussen is Italië intern zeer verdeeld. Het kent van oudsher een scherp onderscheid in politieke culturen tussen Noord en Zuid, en een grote regionale diversiteit waar de nationale overheid telkens weer zijn tanden op stuk beet (zie Geografie november/ december 2011).
Na de Tweede Wereldoorlog maakte Italië een snelle economische groei door en ontwikkelde zich tot een welvaartsstaat, voornamelijk gestalte gegeven door een machtige christendemocratische partij in samenspraak met de rooms-katholieke kerk en met steun van een wat kleinere sociaaldemocratische formatie. Er was ook gedurige oppositie van een grote communistische partij en vakbeweging. Politiek werd het land heropgebouwd na het eerste fascistische regime in Europa dat na WOI onder leiding van Mussolini tot stand was gekomen. Rond 1990 kwam er echter een einde aan de christendemocratische hegemonie. De economische groei liep al tijden terug, en de corruptie was wijdverbreid. Pogingen om deze in te dammen met acties van justitie en politie (‘Schone Handen’) in de jaren 1990 gingen gepaard met oproepen tot moralisering van de politiek, die ten slotte ook tot nieuwe politieke beweging leidden. Het verval van alle bestaande partijorganisaties schiep ruimte voor populisme. De eerste golf werd ingeleid door de Lega Nord, een beweging van lokale kernen van activisten in Noord- Italië, die zich aanvankelijk sterk maakte voor directe inspraak in lokale en regionale besturen en zich afzette tegen de grote sociale uitgaven in Zuid-Italië. Ook speelde het idee van meer autonomie en mogelijk afscheiding in een eigen staat Padania. Umberto Bossi was lange tijd de leider. Vanaf 2004 trad een andere populist op de voorgrond: Silvio Berlusconi, vastgoeden mediatycoon, bezitter van commerciële televisiekanalen en eigenaar van de voetbalclub AC Milan. Met zijn beweging Forza Italia en het volle gewicht van zijn eigen media wist hij de Italiaanse politiek stormenderhand te veroveren na de herziening van het kiesstelsel in 1994.
Samen met Bossi vormde Berlusconi in deze jaren de spil van de Italiaanse politiek. Zij belichaamden een sterke populistische stroming. Elk van beide onderstromen vereenzelvigde zich met een heel volk, in het ene geval dat van Noord-Italië, in het andere dat van Italië als geheel. Die volken achtten zich geknecht door een erbuiten en erboven staande elite en voelden zich enkel gekend door eigen charismatische leiders. Die wisten het Italiaanse volk aan te spreken, en het volk achtte zich door hen vertegenwoordigd. Berlusconi baatte zijn speciale positie in de media verder uit, nadat hij als premier ook de nationale publieke tvzenders naar zijn hand had gezet. Formele partijstructuren waren van secundaire betekenis; het ging er vooral om directe lijntjes te onderhouden met de leider. Van uitgewerkte politieke programma’s was geen sprake; wel voorzag Berlusconi in ‘brood en spelen’ om zich van aanhang onder de Italiaanse bevolking te verzekeren. Berlusconi had ook het eigen belang goed voor ogen en gebruikte zijn macht om het vrije ondernemerschap alle kans te geven. Van een herstel van de Italiaanse economie als geheel kwam intussen niets terecht. Berlusconi’s wanbeheer werd uiteindelijk pas na de financiële crisis, in 2011, afgestraft, toen hij min of meer gedwongen door maatregelen van de Europese Centrale Bank uit zijn ambt werd gezet.
Populisme Di Maio/Salvini
De tweede golf van populisme kwam op dat moment al aanzetten met acties van Beppe Grillo. Deze stand-upcomedian was vóór Belusconi, in 1986, van de nationale televisie verbannen toen hij zich te kritisch uitliet over de corruptie. Hij trok later met voorstellingen door het land en begon een eigen blog die veel reacties losmaakte. Hij deed dit samen met een libertaire internetondernemer. Zo ontstond een eigen online platform rond de thema’s corruptie en milieu. Dit mondde uit in de MoVimento 5 Stelle (M5S, de Vijfsterrenbeweging), die in de nationale verkiezingen van 2013 een verbluffend succes boekte, maar pertinent weigerde deel te nemen aan de regering van het land. In de volgende jaren had de beweging te kampen met aanzienlijke problemen in de onderlinge samenwerking tussen eigen politici, en een moeizame relatie met de achterban die hoofdzakelijk via sociale media verliep.
Burgemeesters van de Vijfsterrenbeweging maakten er net zo'n potje van als hun voorgangers
In grote steden als Turijn en Rome bleken burgemeesters van de Vijfsterrenbeweging er net zo’n potje van te maken als hun voorgangers, getuige de demonstratie van getergde Romeinen in de herfst van 2018: Roma dice basta! Tegen 2018 waren naast Beppe Grillo, die zich altijd buiten de directe politiek had gehouden, nieuwe leiders binnen de beweging naar voren getreden. Luigi Di Maio (studentenactivist) was nu partijleider en de Vijfsterrenbeweging eindigde in maart 2018 als verreweg de grootste individuele partij met 33 procent van de stemmen. Het was nog steeds een anti-systeempartij, met veel aanhang onder de jonge kiezers, zonder een duidelijke partijstructuur met leden.
De concurrenten waren in coalities georganiseerd: links rond de regerende Democratische Partij en rechts rond Forza en de Lega. Na de verkiezingen sloot Di Maio ten slotte een monsterverbond met Salvini, de nieuwe leider van de Lega (Nord), om samen een kabinet te vormen. Salvini toonde nu een grote genegenheid voor Italië als geheel, met een grote afkeer van Brussel en een afkeer van alle migranten die aanspoelden of zich al in Italië bevonden. De Lega had voor de verkiezingen een verbond gevormd – Centrumrechts – met de weer opgekrabbelde Berlusconi en de neofascisten. Gezamenlijk bleven zij bij de laatste parlementsverkiezing het grootste blok met 37 procent, waarvan de Lega het grootst werd met 17 procent.
De stemmen voor Centrumrechts waren geconcentreerd in het noorden en die voor de Vijfsterrenbeweging in het zuiden (figuur 2). De Lega, het sterkste onderdeel van Centrumrechts, heeft een nog iets uitgesprokener bolwerk in het uiterste noorden, de aanhang van de Vijfsterrenbeweging is iets gelijkmatiger verdeeld over het land, met een merkbare concentratie in delen van het zuiden.
Formeel aan het hoofd van de nieuwe regering staat een politiek onbeschreven premier (hoogleraar privaatrecht). Een evenmin partijgebonden professor economie trad aan als minister van Financiën. Die post was eerst gereserveerd voor een uitgesproken eurosceptische hoogleraar, maar de Italiaanse president stak een stokje voor die benoeming. Dezelfde hoogleraar werd daarna minister van Europese zaken en spreekt zich in de Italiaanse media alsnog vrijelijk uit over de verwikkelingen rond het Italiaanse budget. Salvini en Di Maio zijn beide vicepremier en treden op als minister van Binnenlandse Zaken, respectievelijk Economische Ontwikkeling en Arbeid.
Salvini ontketende direct al een scherpe crisis rond de migratie en het illegale verblijf van migranten in Italië, waarbij hij ook sterk afgaf op de EU. Ook bij het geschil met de begroting speelde Salvini een hoofdrol. Zijn aanhang in Italië is in de laatste maanden sterk gegroeid. Di Maio en de Vijfsterrenbeweging lijken het nakijken te hebben. Al beschikt Salvini over aanzienlijk meer politieke ervaring, beide leiders lijken behept met een overmatige dosis zelfvertrouwen en de brutaliteit en het snelle improvisatievermogen dat de omstandigheden vereisen. Di Maio heeft vermoedelijk meer last van een beweging die nog steeds moeite heeft om zijn oorspronkelijke positie buiten de lijnen van de praktische politiek op te geven en zich te voegen in het keurslijf van een regering.
De volgende crises tussen Rome en Brussel staan al in potlood in de agenda’s genoteerd. Er worden nog wat onderhandelingsmanoeuvres gemaakt, maar de EU-regels laten slechts kiertjes ruimte, terwijl EP-voorzitter Tajani juist pleitte voor een open vizier. De regering in Rome wordt bijeengehouden en voortgestuwd door afkeer van al die regels en wat ze voorschrijven. De Italiaanse regering en de Europese Commissie zijn begin december nog niet frontaal gebotst. De Italiaanse regering wordt voor het moment nog ruim gesteund door het publiek. Maar zij blijft wankel. Op dit moment domineert Salvini het spel. Hij heeft ogenschijnlijk twee doelen voor ogen. Nationaal de overmacht over geheel centrumrechts en daarmee de centrale positie van de Lega in de Italiaanse politiek. En op Europees niveau een eurosceptische coalitie smeden die de EU als geheel en het bestuur van de Economische Monetaire Unie (EMU) naar eigen hand kan zetten. In het onstabiele Italiaanse politieke klimaat heeft hij nog een aantal tegenstrevers, en de gedroomde Europese coalitie ligt nog ver weg.