Importverbod
De tijden dat de Chinezen ‘blij’ waren met westers afval zijn inmiddels voorbij. In 2010 begon de overheid met een strenger importbeleid (Green Fence) om de kwaliteit van het afval te verhogen en illegale importen te beperken. Dat beleid was niet erg succesvol. Daarom kwam er een strengere aanpak (National Sword). In juli 2017 meldde de Chinese overheid de Wereldhandelsorganisatie dat ze geen westers afval meer wilde importeren, omdat het slecht gesorteerd is, gevaarlijke stoffen bevat, en de verwerking te belastend is voor het milieu en een gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Bovendien produceren de 1,4 miljard Chinezen door de economische groei en de gestegen welvaart zelf voldoende afval voor hun recyclingindustrie. Er wordt in Chinese steden ook steeds meer afval gescheiden ingezameld. Op 1 januari 2018 stelde China een importverbod in voor 24 soorten afval waaronder plastic, vervuild textiel, autobanden en ongesorteerd papier. In maart 2018 trad het verbod in werking.
Dit beleid wierp snel vruchten af. De importen daalden van 600.000 ton per maand in 2016 (een piekjaar) tot 30.000 ton in 2018 (figuur 2). Sindsdien is de invoer stabiel. Wat er nog binnenkomt, is hoogwaardig afval met een zuiverheidsgraad van 99,5 procent. De Nederlandse export naar China kelderde van 195.000 ton in 2010 naar 10.000 ton in 2018.
Effecten
Het Chinese importverbod had wereldwijd effecten. Zo halveerde de mondiale export van plastic afval tussen 2016 en 2018 van 12,5 tot 5,8 miljoen ton. Veel van dat afval bleef achter in de westerse landen. Het stapelde zich op in havens en op bedrijventerreinen. Gemeenten en afvalverwerkers wisten er geen raad mee. In Engeland werd een half miljoen ton plastic weer bij het huishoudelijk afval gekieperd en in ovens verbrand. Veel afval ging naar Polen waar de import, legaal en illegaal, in 2018 verdubbelde tot 0,7 miljoen ton. Het aantal afvalbranden daar verdubbelde navenant. Illegaal gedumpt afval wordt namelijk vaak in brand gestoken. Alle gescheiden inzameling ten spijt.
Een ander effect was dat afvalstromen zich verlegden. Afvalexporteurs zochten nieuwe bestemmingen. Ze vonden die in eerste instantie in andere landen in Zuidoost-Azië zoals Maleisië, Thailand, Taiwan en Vietnam. Die landen hebben hun eigen afvalverwerking echter niet op orde en kampen door hun snelle economische groei met een toenemend binnenlands aanbod. Veel afval wordt daar gedumpt op illegale stortplaatsen, wordt verbrand of komt in rivieren en oceanen terecht. Dat plastic in die landen gerecycled wordt, is een mythe. Maleisië, de grootste importeur, kan maar de helft van zijn eigen plastic verwerken, laat staan de toevloed uit het buitenland. Maleisië, Taiwan en Vietnam zijn in navolging van China de sterk stijgende importen sinds 2018 aan banden gaan leggen. Het effect was dat het plastic afval uitwaaierde over een groot aantal landen die dit voorheen niet importeerden zoals Cambodja, Laos en Indonesië in Azië, en Ghana, Kenia en Senegal in Afrika. Die landen hebben nauwelijks verwerkingscapaciteit. Om te tonen dat ze niet het afvalputje van de wereld willen zijn, sturen landen soms containers met afval terug. Cambodja deed dat bijvoorbeeld met 83 containers (1600 ton) uit de Verenigde Staten en Canada. Veelal is dat meer symboolpolitiek dan serieus milieubeleid, want vooral de landen in Zuidoost-Azië behoren zelf tot de grootste plasticvervuilers en zijn verantwoordelijk voor 60 procent van de plastic soep.
Ondanks de vele negatieve milieu- en gezondheidseffecten (400.000 tot 1 miljoen doden per jaar) moet we niet vergeten dat sommige gemeenschappen leven van de verwerking van plastic afval. Dat is bijvoorbeeld het geval in Indonesië, een land dat de importen sterk zag stijgen na het Chinese importverbod, en geen importbeperkende maatregelen nam. De een sorteert, een ander wast en droogt, een derde verkoopt het door. Het hoogwaardige plastic gaat naar een opkoper die het weer exporteert naar… China. Zelfs voor het laagwaardige restmateriaal is een markt. Kleine tofufabrieken stoppen het plastic in hun verbrandingsovens en drijven er machines mee aan voor het malen van sojabonen. Voor overheden als de Indonesische is het lastig de importen te beperken, omdat inwoners er de kost mee verdienen en deze mensen weinig alternatieven hebben.
Nederlandse exporteurs hebben nieuwe bestemmingen gevonden in Turkije, Indonesië en Vietnam en zijn meer afval dan voorheen gaan uitvoeren naar Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Italië (figuur 3).