In oktober 2014 verwelkomde de Uruguayaanse president José Mujica op het vliegveld vijf Syrische families die asiel hadden gekregen. De groep van 42 Syriërs, onder wie veel kinderen, ontving huisvesting, lessen in omgangsvormen en Spaans, en een toelage van de overheid, om integratie in het Zuid-Amerikaanse land te faciliteren. Mujica, bekend om zijn sobere levensstijl en solidariteit met minder bedeelden, wilde hiermee tevens een gebaar maken naar andere Zuid- Amerikaanse staten: ‘Dit doen wij, wat gaan jullie doen?’ Amper elf maanden later bivakkeerde de groep Syriërs voor het presidentieel paleis in Montevideo, in een openbare aanklacht tegen de overheid. Ze stelden dat hen een te rooskleurige toekomst was voorgespiegeld, dat ze te weinig ondersteuning van de overheid kregen in hun zoektocht naar werk en dat er te weinig economische mogelijkheden waren. Hun eis: een uitreisvisum, want ze wilden naar een ander land, bijvoorbeeld naar Turkije. In de Uruguayaanse media en het publieke debat werd vol ongeloof gereageerd op deze eis; wat een ondankbaarheid.
Op de vlucht in Zuid-Amerika
Terwijl het de EU maar niet lukt om vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afrika fatsoenlijk op te vangen, worstelt Zuid-Amerika ook met eigen ontheemden. Twee casestudies.
De Zuid-Amerikaanse regio telt aanzienlijke groepen mensen die hun huis en haard gedwongen hebben verlaten. Zo zochten 350 duizend Colombianen vanwege de gewelddadigheden in eigen regio hun heil in Ecuador en Venezuela. Een veel grotere groep ontheemden bleef binnen de eigen grenzen, de Internally Displaced Persons (IDP’s). Dan zijn er nog mensen die, getroffen door natuurrampen en armoede, elders een veilig heenkomen zoeken, zoals de Haïtianen in Brazilië.
Net als in Europa verlopen de opvang en de integratie van deze groepen bepaald niet soepel. Ondanks alle goede intenties blijkt in de praktijk vaak een spanningsveld te bestaan tussen enerzijds de nationale agenda en internationale belangen, en anderzijds de uitvoering van een humaan vluchtelingenbeleid. We gaan daar dieper op in aan de hand van twee casestudies: Haïtianen in Brazilië en intern ontheemden in Colombia.
Extra handen in Brazilië
Na de verwoestende aardbeving op Haïti in 2010 deed Dilma Roussef, toenmalig president van Brazilië, een gul aanbod: Haïtianen konden rekenen op een gastvrij onthaal in Brazilië. Daar werd dankbaar gebruik van gemaakt: tussen 2011 en eind 2015 reisden zo’n 70.000 Haïtianen naar Brazilië, merendeels mannen van 20-45 jaar. Strikt genomen hebben zij geen vluchtelingenstatus, omdat ze niet worden vervolgd, maar ze kunnen in Brazilië asiel aanvragen op humanitaire gronden.
Het aanbevolen traject liep via het Braziliaanse consulaat in Port-au-Prince, maar dat was tijdrovend en kostte ook geld. De meeste Haïtianen opteerden daarom voor de snelste route: via de Dominicaanse Republiek vliegen naar Ecuador, en vervolgens over land, dwars door de Amazone, naar Brazilië. De meeste Haïtianen kwamen binnen bij Epitaciolândia en Brasiléia, kleine stadjes op de grens.
Overvallen
De grensregio in de deelstaat Acre was totaal niet voorbereid op de instroom van dagelijks tientallen asielzoekers. De algemene verwachting was dat Haïtianen de formele weg zouden bewandelen en vervolgens met een vlucht in São Paolo en Rio de Janeiro zouden arriveren. Aanvankelijk werden het dorpsplein en de parkeerplaats als kamp gebruikt, daarna wees de gemeente gemeenschapshuizen en sporthallen aan als overnachtingsplek. Maar overdag waren deze in gebruik bij de lokale bevolking, dus moesten de Haïtianen dan, met al hun bezittingen in tassen, in het dorp bivakkeren. De federale overheid zette in allerijl een opvangkamp op in Brasiléia, met capaciteit voor 300 mensen. Maar dat was bij lange na niet voldoende om iedereen een humaan onderkomen te verschaffen. In het voorjaar van 2014 zaten er ruim 2400 mensen, met heel beperkt toegang tot basisbehoeften als schoon water en eten. Het alternatieve reistraject betekende tevens dat registratie ter plekke moest plaatsvinden, en dat de Haïtianen pas later konden doorreizen naar bijvoorbeeld de grote steden, met een buskaartje van de overheid, op zoek naar werk, onder andere in de bouw.
Spanningen
Ondertussen liepen de spanningen tussen de lokale bevolking en de Haïtianen op. In Brasiléia maakte de aanvankelijke gastvrijheid van de gemeenschap al vrij snel plaats voor een meer conflictueuze sfeer. Toen lokale banken de toenemende drukte niet meer aankonden, besloten zij om op zaterdag exclusief open te gaan voor de Haïtianen in het opvangkamp in het dorp. De lokale bevolking voelde zich daarop achtergesteld. Waarom moesten zij op een doordeweekse werkdag lang in de rij staan voor de loketten, en kregen de Haïtianen een voorkeursbehandeling? Bovendien voelde de bevolking zich geschoffeerd, omdat voedseldonaties deels werden weggegooid door de Haïtianen, die het gekruide eten niet bliefden. Wat ook meespeelde was dat de lokale overheid en burgers zich door de centrale overheid in de steek gelaten voelden: op nationaal niveau werden allerlei beloften gedaan, terwijl de gevolgen werden afgewenteld op het lokale niveau, kleine grensplaatsen in de Amazone, die in alle opzichten mijlenver verwijderd zijn van de centrale overheid. Men voelde zich enkel gebruikt om de internationale en nationale agenda van Brazilië veilig te stellen – een zetel in de VN Veiligheidsraad en goedkope arbeidskrachten om statusprojecten als de organisatie van grote sportevenementen te kunnen verwezenlijken.
Inmiddels heeft een deel van de Haïtianen het land al weer verlaten. Toen de Olympische medailles uitgedeeld waren en het bergafwaarts ging met de Braziliaanse economie, raakten veel Haïtianen hun baan kwijt en trokken verder, soms naar de Verenigde Staten, soms naar andere Zuid-Amerikaanse landen.
Displacement in Colombia
Zuid-Amerika heeft de twijfelachtige eer de grootste groep intern ontheemden van de wereld te tellen: 6,9 miljoen Colombianen zijn de afgelopen jaren gedwongen huis en haard te verlaten om elders in hun land een veilig heenkomen te zoeken. Reden is het gewapende conflict tussen de regering en gewapende guerillabewegingen, waaronder de FARC (zie ook geografie.nl/artikel/colombia-een-onzekere-maar-hopelijk-vreedzame-toekomst). Een deel van de bevolking vluchtte naar het buitenland, met name vanuit de noordelijke grensregio’s waar het conflict rond 2000 oplaaide, zoals Ecuador (circa 150.000 vluchtelingen), Venezuela (160.000) en Panama (30.000). Het overgrote deel zocht echter een heenkomen in de grote steden Medellín en Bogotá. Ook deze groep wordt formeel niet als vluchteling geclassificeerd, omdat ze geen landsgrenzen overschrijdt en daardoor onder bescherming van haar eigen overheid blijft.
In fasen
Displacement in Colombia heeft een sterk ruraal-urbaan karakter, waarbij vooral de bevolking in de departementen aan de Pacifische kust, van Afro-Colombiaanse komaf, het moet ontgelden. Het probleem doet zich echter in het hele land voor: volgens schattingen heeft meer dan 90 procent van alle Colombiaanse gemeenten te maken met displacement. Naast de Afro-Colombiaanse bevolking zijn vrouwen en kinderen kwetsbaar. Meestal gaat het om individuele verplaatsingen, maar soms om een heel dorp. Een nieuw fenomeen is intra-urbane displacement, waarbij IDP’s die eerder naar stedelijk gebied trokken, nogmaals moeten vluchten, vaak naar een andere stad. De belangrijkste oorzaak is de groeiende macht van criminele, vaak drugsgerelateerde organisaties. Displacement is vaak een proces waarin het moment van vertrek slechts een fase is. Aanvankelijk krijgen mensen te maken met intimidatie, bedreiging en geweld, wat uiteindelijk leidt tot een ultimatum en een plotseling vertrek. De aankomst in een andere stad betekent vrijwel nooit een directe verbetering. Sommige ontheemden zeggen wel dat ze zich veiliger voelen in de stad, maar een groot deel kampt met financiële problemen, stigmatisering, misbruik, uitsluiting en sociaal isolement. Wat betreft huisvesting, werk en onderwijs zijn IDP’s slechter af dan anderen in Colombia. Ruim 90 procent leeft onder de armoedegrens; bij de overige Colombianen is dat een kleine 30 procent.
Colombia telt de grootste groen intern ontheemden ter wereld: 6,9 miljoen mensen
Slachtofferwet
Dit betekent niet dat de ontheemden volledig aan hun lot worden overgelaten. Integendeel, algemeen wordt Colombia geroemd om het systeem dat ontwikkeld is om IDP’s te ondersteunen. Een belangrijke stap is de Slachtofferwet, die in 2011 van kracht werd. Hierin zijn de rechten van IDP’s op de waarheid, bescherming, toegang tot voorzieningen, compensatie en restitutie van land vastgelegd. Daarmee wordt erkend dat miljoenen Colombianen slachtoffer zijn van de conflicten in eigen land. Een direct uitvloeisel van de wet zijn de steunpunten waar ontheemden na aankomst in de stad terecht kunnen. Deze zijn opgezet volgens het one-stop-shopping-principe, waarbij alle relevante instanties die ondersteuning kunnen bieden bij huisvesting, werk en toegang tot diensten, onder één dak zitten. Voorwaarde is echter dat mensen zich registreren: niet alle IDP’s doen dit, soms omdat ze niet op de hoogte zijn van zulke steunpunten, maar ook omdat ze de overheid niet vertrouwen. Daarnaast is de slagkracht van de overheid beperkt door onvoldoende financiële middelen.
Hoewel nog onduidelijk is wat de uitwerking zal zijn van het vredesakkoord dat de regering en de FARC in november 2016 tekenden, blijft displacement vooralsnog aan de orde van de dag, vooral in de regio’s die onder controle zijn van drugsgerelateerde organisaties. Van massale terugkeer is dan ook geen sprake. Bovendien zal een flink aantal IDP’s ook bij garantie op een veilige terugkeer toch in de stad willen blijven, omdat ze daar inmiddels zo goed en zo kwaad als het kan een nieuw bestaan hebben opgebouwd.