Tervuren

1 december 2018
Auteurs:
Manuel Aalbers
geografie en toerisme, KU Leuven
Dit artikel is verschenen in: geografie november/december 2018
Blog: Brussels Lof
Opinie
FOTO: KMICHIELS
Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (foto) gaat verder als AfricaMuseum.
FOTO: FAZH
Lijn 44 in Tervuren.

Vorige maand noemde ik Tervuren kort: er wonen, mede dankzij een Britse school, veel Britten en andere Engelstaligen. Maar Tervuren is niet alleen bij hen in trek. De lommerrijke gemeente is gelegen aan de rand van het Zoniënwoud, de overblijfselen van oerbos Kolenwoud, op de grens van Brussel, Vlaanderen en Wallonië ten zuidoosten van de hoofdstad. Het is een welvarende maar zeker geen extreem rijke gemeente. Uniek aan Tervuren is dat ze als enige gemeente buiten de Brusselse agglomeratie te bereiken is met de stadstram, een overblijfsel van een oude spoorlijn. Tram 39 naar het nabijgelegen Ban Eik stopt keurig waar de bebouwing ophoudt en is aan te lopen vanaf Tervuren voor wie graag een rondje maakt. Het eindpunt van lijn 44 heet nog steeds Tervuren Station. In Brussel begint de lijn aan het Montgomeryplein, of beter gezegd eronder, want de keerlus met begin- en eindhalte ligt ondergronds. Dat maakt niet alleen het keren gemakkelijker maar ook de overstap op metro en doorgaande tramlijnen die op andere ondergrondse perrons halt houden.

De route van lijn 44 geldt als een van de mooiste in België. Een groot deel loopt parallel aan de Tervurenlaan, omgeven door de bomen van het Zoniënwoud. Voor het centrum van Tervuren moet je bij de een-na-laatste halte, Oppemstraat, uitstappen. De eindhalte Station ligt dichter bij de bestemming van veel dagjesmensen: het mooie Park van Tervuren en het daarin gelegen AfricaMuseum, dat op 9 december na precies vijf jaar renovatie de deuren opnieuw opent. Daarvóór heette het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Het gebouw dateert van 1910, maar het museum begon in het kleinere Koloniënpaleis ernaast. Speciaal voor het koloniale luik van de Wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel liet koning Leopold II het paleis bouwen. Hier wilde hij de schatten van zijn privékolonie Kongo-Vrijstaat aan de wereld tonen. Het bleef niet bij de materiële schatten die Leopold II had gestolen, hij liet in het park ook 3 ‘authentieke’ Afrikaanse dorpen nabouwen en 270 Congolezen inschepen die in de dorpen en elders op de tentoonstelling letterlijk ten toon werden gesteld. Het is een van de zwartste pagina’s in het toch al donkere boek over het Belgische en Leopoldiaanse koloniale regime. Veel Geografie-lezers zullen bekend zijn met het werk van David Van Reybrouck, die de gruwelen – en het lange zwijgen daarover – bekend maakte bij een groter publiek. Critici van het oude museum vonden dat er onvoldoende werd stilgestaan bij haar pijnlijke geschiedenis. Het zal vast een van de aandachtspunten zijn geweest van de renovatie, maar de vraag rijst of het museum ook echt genoeg heeft gedaan om met die geschiedenis in het reine te komen. Het staat nog steeds vol met de roofbuit van Leopold II en draagt officieel nog de naam ‘koninklijk’. Over de drie dorpen waar Congolezen werden tentoongesteld schijnt het nieuwe museum nog steeds bitter weinig te vertellen. Critici dringen er ook op aan om de zeven graven van Congolezen die de tentoonstelling van 1897 niet overleefden, beter onder de aandacht van de bezoekers te brengen. Deze doden liggen niet op de gewone begraafsplaats maar in het dorpscentrum naast de parochiekerk Sint-Jan Evangelist. De zeven moeten het doen met een klein bordje en twee regels tekst.

Leopold II liet in Tervuren 3 Afrikaanse dorpen nabouwen en 270 Congolezen inschepen om die te bevolken