Uit in Utrecht
De aanwezigheid van een bruisend nachtleven wordt vaak gezien als promotiemiddel en belangrijke motor voor de lokale economie. In de Britse literatuur wordt wel gesproken van de night-time economy. Een analyse van het uitgaansgedrag levert interessante informatie op voor gemeente en bedrijven.
Hoe en door wie wordt de stedelijke nacht geconsumeerd? Wie is waar aanwezig? En waarom bezoeken mensen bepaalde uitgaansgelegenheden en steden? Dergelijke vragen hebben in de sociale geografie nog weinig aandacht gekregen. Toch zijn ze belangrijk; een beter begrip van de processen in de nachtelijke stad kan een ingang bieden om de positie van de night-time economy te versterken en processen van uitsluiting tegen te gaan. We onderzochten het uitgaansgedrag onder jongeren in de binnenstad van Utrecht.
Tijd en geografie
Om zicht te krijgen op het uitgaansgedrag maakten we gebruik van de tijd-geografische benadering van Torsten Hägerstrand. Individuen volgen een pad door de tijd en de ruimte. Dit is weer te geven met een lijn binnen een driedimensionaal vlak, een kubus, waarbij de ruimte op de X-as en Y-as wordt geprojecteerd, en de tijd op de Z-as. Daarbinnen ontplooien individuen allerlei activiteiten, zoals werk, verzorging van kinderen, en ook uitgaan. Individuele (uitgaans)paden kunnen samenkomen in de tijd en de ruimte. Stel, je hebt om 23.00 uur afgesproken met vrienden bij café De Zaak in Utrecht. Je deelt hier dan de tijd-ruimte met je vrienden en alle andere bezoekers van De Zaak, of – afhankelijk van de schaal waarnaar je kijkt – de buurt waarin het café ligt, of Utrecht als stad. De focus kan ook variëren in termen van ‘tijd’. Aangezien we hier geïnteresseerd zijn in uitgaan, richten wij ons op een uitgaansavond. Omdat diverse Britse onderzoeken hebben aangetoond dat uitgaansgedrag in de vroege avond en de late nacht verschilt, onderscheiden we een avondeconomie (van 20.00 tot 22.00 uur), een nachteconomie (22.00-24.00 uur) en een latenachteconomie (vanaf 24.00 uur).
Uitgaansaanbod Utrecht
Volgens de website van de VVV Utrecht lenen ‘de vele cafés en bars in het centrum […] zich uitstekend voor een avondje stappen’. Cijfers van het Bedrijfschap Horeca Nederland onderschrijven dit; alleen in het centrum zitten er al 86. Daarnaast telt de binnenstad drie clubs/disco’s, zeven bioscopen, zes theaters/kunstcentra en drie casino’s. Het aanbod oriënteert zich vooral op studenten en yuppen; feesten en uitgaansgelegenheden gericht op jongeren uit etnische minderheden zijn er maar weinig.
Uitgaansavonden
We hebben de uitgaansavonden van 179 jongeren (16-25 jaar) in Utrecht onderzocht voor de hierboven beschreven tijdsbestekken.
De avondeconomie
Van de bezoekers die tussen 20.00 en 22.00 uur aankwamen in Utrecht om uit te gaan, is 15 procent georiënteerd op locaties buiten de binnenstad. Wie naar de binnenstad gaat, is te vinden op de Mariaplaats (12 procent), de Neude (11 procent) en rondom het noordelijke deel van de Oude Gracht (10 procent). 34 procent van de bezoeken is verspreid over het stadscentrum. Dit komt overeen met onze observaties op het Janskerkhof in maart/april 2010, waar het in de avondeconomie nog rustig is.
Bijna de helft van de stappers gaat naar een bar of café. Een op de zes bezoekt een bioscoop, een op de tien een studentenvereniging, bowling- of pool/snookercentrum. De gemiddelde uitgaansavond duurt 4,5 uur. De meeste stappers (86 procent) blijven op dezelfde locatie. De avond kan dus in de meeste gevallen weergegeven worden als een rechte (verticale) lijn in de tijd-ruimtekubus. Een relatief grote groep drinkt geen (26 procent) of een geringe hoeveelheid alcohol (één of twee glazen, 23 procent). Hoewel uitgaan vaak geassocieerd wordt met (veel) drankgebruik, is dat zeker in de vroege avond dus nog niet het geval. Het aandeel mannen en vrouwen blijkt elkaar nauwelijks te ontlopen en de gemiddelde leeft ijd ligt rond de 22 jaar. Etnische minderheden zijn sterk onder vertegenwoordigd. Dit komt overeen met eerdere observaties dat het uitgaan in Utrecht disproportioneel ‘wit’ is. Waarschijnlijk speelt het eenzijdige aanbod aan uitgaansgelegenheden hier een belangrijke rol.
De nachteconomie
Naarmate de avond vordert, verandert het uitgaansbeeld. Er worden geen bioscopen bezocht en ook minder bowling-, pool- en/of snookercentra. Het aandeel bezoeken aan studentenverenigingen blijft nagenoeg gelijk, terwijl het aandeel bar- en clubbezoeken toeneemt. Een op de vier uitgaanders bezoekt een club of disco. Het drankgebruik neemt sterk toe. Slechts een op de tien bezoekers drinkt minder dan drie glazen alcohol, en ruim een op de drie drinkt zeven glazen of meer. Meer bar- en clubbezoek lijkt dus samen te gaan met een toenemende alcoholconsumptie. De activiteiten oriënteren zich nu nagenoeg geheel op de binnenstad. De uitgaanspaden komen vooral bijeen op het Janskerkhof (18 procent) en de Nobelstraat (16 procent), maar een aanzienlijk deel is ook nog steeds verspreid over de binnenstad (21 procent). De toeloop op het Janskerkhof en de Nobelstraat zal te maken hebben met het grote aanbod aan bars en clubs daar (zie kader 24.00 uur).
De mensen die na 22.00 uur aankomen, blijven gemiddeld een uur langer in de stad dan mensen die in de vroege avond arriveren. In 27 procent van de gevallen worden er meerdere locaties bezocht. Het aandeel mannen en vrouwen verschilt amper ten opzichte van de avondeconomie, en hetzelfde geldt voor de etnische samenstelling. Bezoekers zijn over het algemeen wel iets jonger.
De late-nachteconomie
Na middernacht worden er nagenoeg uitsluitend cafés/bars (52 procent) en clubs (34 procent) bezocht, waarbij een op de zes uitgaanspaden over het westelijke deel van de Oude Gracht loopt, vooral richting Tivoli, en een op de vier over het Janskerkhof.
Het uitgaanspubliek dat pas na 24.00 uur arriveert, blijft gemiddeld 4,5 uur in de stad, meestal dus tot rond sluitingstijd. Een op de zes stappers bezoekt meer dan één uitgaansgelegenheid. Mensen die na middernacht arriveren, drinken gemiddeld iets minder: 65 procent tussen de drie en zes glazen alcohol; 25 procent drinkt zeven of meer glazen. De uitkomsten suggereren dat de binnenstad tijdens de nacht- en late-nachteconomie onder grotere ‘druk’ staat dan tijdens de avondeconomie. Het uitgaan concentreert zich meer in specifi eke gebieden in de Utrechtse binnenstad (bijvoorbeeld Janskerkhof) waar stappers die gedronken hebben bijeenkomen en uitgaansgelegenheden in en uit gaan, en mogelijk overlast veroorzaken. Zie in dit verband ook de recente discussie over de openingstijden van snackbars in de binnenstad van Utrecht. De gemeente kent geen sluitingstijden voor de horeca. Veel snackbars zijn in het weekend dan ook tot 6 uur ’s ochtends open. Juist in de late nacht komen hier veel uitgaanders bijeen. RTV Utrecht bericht dat bewoners in het centrum klagen over lawaai schoppers en kotsende mensen voor hun deur. Ieder weekeinde lijkt het raak. Hierin worden tegengestelde belangen van bewoners, bezoekers en ondernemers in de night-time economy pijnlijk duidelijk.
Uitgaansvookeuren
We hebben stappers ook gevraagd welke uitgaansgelegenheid zij het vaakst bezoeken, en waarom. Vooral sociale factoren blijken belangrijk: 34 procent bezoekt een bepaalde gelegenheid ‘omdat vrienden daarheen gaan’. Ook de mogelijkheid om ter plekke bekenden tegen te komen (9 procent) en de sociale samenstelling van het publiek (4 procent) worden relatief vaak genoemd. Van invloed zijn ook de muziek die gedraaid wordt (20 procent), de ‘fijne sfeer’ (12 procent) van de uitgaanslocatie, en de mogelijkheid om ‘te zitten, te borrelen en te praten’ (7 procent) en te dansen (4 procent). Opvallend is dat kosten (zoals entree en drankprijs) en bereikbaarheid er minder toe lijken te doen. De laatste komt echter wel sterk terug als we vragen waar uitgaanders de keuze voor bezoek aan een bepaalde stad op baseren: bijna 60 procent geeft als reden dat deze nabij de woonlocatie ligt.
Barcultuur
Aangezien het gros van de uitgaansactiviteiten zich de hele avond afspeelt in een bar of café, lijkt er sprake te zijn van een zekere ‘barcultuur’ in Utrecht.
De uitgaanspaden zijn redelijk geconcentreerd in de binnenstad van Utrecht – vooral later op de avond – en het betreft veelal een ‘autochtone’ groep bezoekers. Misschien is hier sprake van (zelf) uitsluiting van anderen. Mogelijk spelen het uitgaansaanbod en de toegankelijkheid daarvan hier een rol. De vele studenten kroegen en student only-avonden in Utrecht zullen niet voor ieder een interessant en toegankelijk zijn. In de Utrechtse binnenstad ontbreken veelal aantrekkelijke alternatieven voor het publiek dat zich niet kan of wil identificeren met de daar gedraaide muziek en/of het aanwezige publiek – twee belangrijke redenen om een uitgaansgelegenheid te bezoeken. Door diverse groepen (potentiële) stappers te vragen naar hun voorkeuren, kunnen horeca en gemeente hierop inspelen.
De uitkomsten tonen ook een sterke differentiatie in tijd. Vooral wanneer we een vergelijking maken met het Britse uitgaansleven, waar het uitgaan eerder op gang komt. Terwijl sommige gelegenheden daar al rond 24.00 uur de deuren sluiten, begint het ‘feest’ in Utrecht veelal pas rond die tijd. Alleen uitgaanders uit de vroege avond keren rond deze tijd huiswaarts. Ook in de loop van de uitgaansavonden in Utrecht zijn er belangrijke verschillen in type uitgaansgelegenheid, alcoholconsumptie en locatie. We doen er hoe dan ook goed aan niet (enkel) te spreken in algemene termen zoals nachtleven of night-time economy als het gaat om de regulering van uitgaansgebieden (bijvoorbeeld qua veiligheid, alcoholconsumptie en overlast). Best practices in de regulering zijn niet een-op-een te kopiëren naar andere locaties, en vragen om een nuancering die het verloop van een uitgaansavond in acht neemt.
BRONNEN
• Boogaarts-de Bruin, S. 2011. Something for Everyone?: Changes and Choices in the Ethno-party Scene in Urban Nightlife. Amsterdam University Press.
• Bromley, R.D., A.R. Tallon & C.J. Thomas 2003. Disaggregating the space-time layers of city-centre activities and their users. Environment and Planning A, 35: 1831-1852.
• Chatterton, P. & R. Hollands 2003. Urban Nightscapes: Youth Cultures, Pleasure Spaces and Corporate Power. Routledge, London.
• Hägerstrand, T. 1970. What about people in regional science? Papers in Regional Science, 24: 7-24.
• Schwanen, T., I. van Aalst, J. Brands, & T. Timan 2012. Rhythms of the night: spatiotemporal inequalities in the nighttime economy. Environment and Planning A, 44: 2064.