- Geef een korte instructie over een eenvoudige schetskaart, waarbij leerlingen oefenen in het lezen, begrijpen en maken van zo’n kaart.
- Stel een duidelijke vraag waarop de kaart antwoord moet geven. Dat helpt bij het scheiden van hoofd- en bijzaken en geeft sturing.
- Een beperkte set bronnen voorkomt dat leerlingen onnodig veel tijd verliezen aan het zoeken op internet.
- Geef een voorbereidingsopdracht, bijvoorbeeld via een mindmap, waarin leerlingen al nadenken over de belangrijke processen, oorzaken en gevolgen. Dit dwingt leerlingen tot analyseren en de vraag beantwoorden.
- Een eenvoudige basiskaart helpt bij het tekenen. Als je moet starten vanaf een blanco vel is er onzekerheid over de schaal en gaat er tijd verloren met het precies natekenen van landen.
- Geef een dubbel leeg vak aan voor de legenda, voor enerzijds kenmerken en anderzijds processen. Dit dwingt de leerlingen na te denken over dit onderscheid.
- Kaartvaardigheden zijn welkom, maar mogen niet te veel nadruk krijgen. Het gaat om het op een inhoudelijk juiste manier in beeld brengen van een ontwikkeling van een gebied, en de relevante kenmerken van een gebied.
Uitdagend onderwijs
‘Netwerken in je eigen vak’, zoals Uwe Krause en Hans Palings in dit nummer beschrijven, doen docenten ook in zogenoemde professionele leergemeenschappen. Dat levert een hoop ervaringen en mooi lesmateriaal op.
Het afgelopen schooljaar zijn met subsidie van het ministerie van Onderwijs twee professionele leergemeenschappen (PLG’s) aardrijkskunde van start gegaan. Aan elk van de twee doen zo’n tien docenten aardrijkskunde en enkele lerarenopleiders uit het hbo en wo mee. Het ene netwerk wil leerlingen beter aan het denken zetten via schetskaarten, het andere richt zich op omgevingsonderwijs over watermanagement.
Schetskaarten
Bij de start in 2014 blijken alle docenten in dit netwerk met één vraag aan de slag te willen: hoe maken we opdrachten waarmee we de leerlingen echt aan het denken zetten? Hoe stijgen we uit boven de vaak reproductieve opdrachten van de lesmethode? De docenten van het Vathorst College ontwerpen vrijwel al het materiaal zelf en ook op het Mill-Hill College wordt nauwelijks meer een methode gebruikt. Anderen baseren een groot deel van hun lessen wel op het schoolboek. Unaniem wordt besloten aan de slag te gaan met croquis, de Franse naam voor schetskaarten, om leerlingen te laten oefenen met hogere denkvaardigheden. In Geografie oktober 2011 schreef Uwe Krause al over croquis. In Frankrijk zijn ze een verplicht onderdeel van het eindexamen. In een schetskaart geef je ruimtelijke structuren weer. Het gaat daarbij om hoofdlijnen: indelingen van gebieden in centra en periferie, en om assen, polen en stromen. Dit soort kaarten laat in een oogopslag ruimtelijke structuren en processen zien. De Fransen hebben hiervoor een gedetailleerde leerlijn uitgewerkt met veel criteria waaraan een kaart moet voldoen. De PLG destilleert daaruit drie belangrijke: (1) De kaart geeft antwoord op een vraag. Bijvoorbeeld: hoe ziet de regionale ontwikkeling van Brazilië eruit? (2) De kaart laat structuren en processen zien. Bijvoorbeeld: een indeling in centrum-periferie en migratie- en handelsstromen. (3) De kaart kun je lezen als een verhaal en de legenda helpt het verhaal te ordenen.
Veelvuldig inzetbaar
De docenten ontwikkelen uiteenlopende schetskaartopdrachten, om in te zetten als praktische opdracht, als samenvatting van een hoofdstuk, ter vervanging van een deel van het schoolboek en als toetsvraag. Verschillende thematische en regionale contexten komen aan bod en de instructie loopt uiteen van zeer strak tot heel vrij.
Aan het eind van het schooljaar 2014-2015 maken ze de balans op. De leerlingen zijn over het algemeen enthousiast over het tekenen van schetskaarten. Ze vinden het vaak wel pittig, want het is nieuw en ze kunnen zich er eerst niet veel bij voorstellen: wat wordt er precies van ze verwacht? De docenten vinden dat de leerlingen creatief bezig zijn met de leerstof en dat de opdrachten duidelijk motiveren. De schetskaart helpt leerlingen een concrete invulling te geven aan geografische begrippen, of, zoals een leerling het formuleert: ‘het makkelijker leren van moeilijke begrippen’. Bovendien komen misconcepties over ligging, omvang en kenmerken van verschijnselen en processen bovendrijven. Met het maken van een schetskaart lijken leerlingen minder oppervlakkig en actiever met het onderwerp of vraagstuk om te gaan. ‘Ik heb nu betere verbanden gelegd tussen de gebeurtenissen.’ Leerlingen geven zelf ook aan veel van het onderwerp te hebben geleerd, bijvoorbeeld ‘waar en waarom de meeste mensen in het oosten van China wonen’. Door de opdrachten op zes scholen uit te proberen, wordt duidelijk dat het belangrijk is een eerste schetskaartopdracht goed in te kaderen (zie Plan van aanpak).
Nieuwe ronde
De opdrachten die zijn ontwikkeld, worden dit schooljaar aangepast en opnieuw uitgetest. Ook gaan docenten elkaars opdrachten uitproberen, want er zijn nog een paar belangrijke vragen te beantwoorden. Bijvoorbeeld hoe je een schetskaart goed kunt beoordelen. En hoe je leerlingen beter kunt helpen met de denkstappen die ze moeten maken. Ten slotte wil de PLG beter zicht krijgen op het soort denkvaardigheden die de leerlingen gebruiken bij het maken van de schetskaarten. Over een jaar hoopt de groep een compleet pakket schetskaartopdrachten gereed te hebben die voor aardrijkskundedocenten in Nederland bruikbaar zijn.
Veldwerk over water
Een tweede PLG-netwerk van docenten aardrijkskunde in vmbo, havo en vwo start in 2014 met het ontwikkelen van omgevingsonderwijs, omdat schoolboeken daarin niet voorzien. Ze kiezen water in de omgeving van de school als hoofdthema. Het proces van ontwikkelen, uittesten en evalueren verloopt grotendeels hetzelfde als bij de PLG Schetskaarten. De opdrachten die de docenten ontwikkelen, worden in en buiten de school uitgetest.
Aansluiting op examen
De docenten maken opdrachten voor 3e klassen vmbo en havo/ vwo met onderwerpen als neerslag meten, hoogteligging en waterafvoer, waterdoorlatendheid, waterberging en evacuatiemogelijkheden. De onderwerpen sluiten goed aan bij twee vmbo-examenonderwerpen: weer & klimaat en water, en kunnen dus andere lesstof vervangen. Zo zijn er opdrachten waarbij leerlingen onderzoek doen naar de lokale gevolgen van neerslag in samenhang met de hoogteligging en de wijze van waterafvoer. Na het uittesten van de opdrachten rapporteren de meeste docenten dat leerlingen de opdrachten over water in de eigen omgeving vaak de moeite waard vinden, maar dat het rekenwerk velen moeilijk afgaat. Een docent havo/vwo rapporteert dat het merendeel van de leerlingen de lessen over de eigen omgeving interessant vindt en dat de helft ze ook als ‘leuk’ ervaart. Over zijn eigen leerproces schrijft hij dat het heel waardevol is met collega’s samen te werken om een goed veldwerk te maken. ‘Duidelijk wordt dat het voor iedereen een “worsteling” is. Een goed veldwerk maak je niet in een keer.’
Leerlijn
De PLG over water in de schoolomgeving is inmiddels het tweede jaar ingegaan. Dit schooljaar ligt het accent op het systematisch nagaan of de opdrachten echt iets veranderen in het denken van leerlingen over water in de eigen omgeving. Daarnaast wordt nagedacht over een leerlijn van brugklas naar bovenbouw. Welke opdrachten over water in de eigen omgeving geef je waarom en wanneer?
De lijst met de huidige deelnemers aan beide PLG’s staat op www.geografie.nl. Ook meedoen? Na dit schooljaar gaan beide PLG’s waarschijnlijk door met nieuwe thema’s en is er plaats voor andere geïnteresseerde aardrijkskundedocenten.