Winkels: waar en waarom daar?
Het onderwerp ‘voorzieningen’ biedt allerlei mogelijkheden om leerlingen onderzoek te laten doen en daarbij GIS te gebruiken. Zo doen ze vaardigheden op in onderzoek, geografisch denken en werken met ICT. Om te beginnen: twee veldwerkopdrachten met GIS.
Een leuke en eenvoudige manier om leerlingen veldwerk te laten doen over voorzieningen is een karteeropdracht rondom de centrale vraag: Wat zijn de verschillen tussen winkelgebieden in de stad? Leerlingen kiezen een deel van een winkelstraat, gaan erheen en openen daar een Survey123- formulier op hun smartphone. Bij elke winkel vullen ze op het formulier de naam in, het soort producten en de grootte, het prijsniveau en of het gaat om een zelfstandige of ketenwinkel. Staat de gps-functie op hun mobieltje aan, dan wordt de locatie automatisch geregistreerd. Zodra leerlingen op ‘indienen’ klikken, komen de gegevens in een online kaartlaag. Er is sprake van collaboratieve dataverzameling: elke leerling draagt een steentje bij aan het vullen van de kaartlaag.
De kaartlaag is ontsloten via een webapp die bestaat uit meerdere tabbladen (figuur 1). Terug op school kunnen de leerlingen de digitale kaarten zelfstandig analyseren. In hoeverre is er sprake van clustering van kledingzaken, voedingswinkels enzovoorts? Waar in de stad vind je vooral zelfstandige zaken en waar winkels die behoren tot een keten? Wat zijn de dure winkelstraten, en waar zitten goedkopere winkels? Zijn er ook verschillen in omvang of type eigenaarschap te zien? In een klassikale nabespreking kun je de webapp tonen op het digibord en met de leerlingen ingaan op de samenhang met buurtkenmerken zoals het gemiddeld inkomen en de bevolkingssamenstelling. Ook kun je leerlingen laten nadenken over hoe verschillen tussen winkelgebieden zijn ontstaan. Het Survey123-formulier en de webapp voor het karteren van winkels zijn vrij te gebruiken. Er staan nu nog weinig stipjes op de kaarten, maar als meerdere docenten deze veldwerkopdracht uitvoeren, zullen ze snel voller raken. Wellicht kun je straks ook steden met elkaar vergelijken, of steden met dorpen. Wil je liever andere vragen in het formulier, of een webapp waarop alleen de gegevens van jouw leerlingen zichtbaar zijn, dan kun je zelf een formulier en webapp maken met ArcGIS Online. Middelbare scholen hebben via het ArcGIS voor op School-programma kosteloos toegang.
(www.tinyurl.com/giswinkels).
Je kunt de veldwerkopdracht ook uitbreiden en leerlingen zelf de gegevens laten visualiseren. Ze loggen dan in op ArcGIS Online en laden de puntenkaartlaag met winkels in vanuit de database. Vervolgens maken ze zelf chorochromatische kaarten (van het soort producten en het eigenaarschap), een symboolgroottekaart (van de omvang van winkels) en een choropleetkaart (van het prijsniveau). Zo doen ze ook vaardigheden op in het maken van kaarten. Werken met GIS heeft als groot voordeel boven pen en papier dat het heel flexibel is. Vinden leerlingen de symbolen of kleuren niet mooi of handig, dan passen ze die gewoon aan. Het resultaat publiceren ze in de vorm van een webapp.
Inductief of deductief
De opdracht met de survey-app heeft een inductieve aanpak: leerlingen verzamelen gegevens, proberen patronen en relaties te herkennen en bouwen zo nieuwe kennis op in de vorm van generalisaties en regels die samen een theorie kunnen vormen.
Je kunt ook kiezen voor een deductieve aanpak en eerst de theorie behandelen en leerlingen deze laten toepassen in een veldwerkopdracht. De storymap builder van ArcGIS Online biedt daar veel mogelijkheden voor. Je laat leerlingen dan foto’s nemen van concrete voorbeelden van de theorie over bijvoorbeeld verpaupering, instroom van gastarbeiders en later gentrificatie in laat-19e-eeuwse wijken. Leerlingen gaan dan naar het winkelgebied en zoeken daar winkels of horecagelegenheden die kenmerkend zijn voor bepaalde ontwikkelingen. Bij iedere zaak maken ze een foto met hun smartphone. Terug op school laden ze de foto’s in ArcGIS Online. Deze worden dan geplot op een digitale kaart en leerlingen kunnen de punten kleuren geven en een beschrijving toevoegen. Het resultaat is een storymap die de ontwikkeling van de buurt beschrijft.
Figuur 2 bevat een beeld van een storymap over veranderingen in het winkelaanbod in de Utrechtse buurt Lombok, oorspronkelijk een arbeidersbuurt van rond 1900 met kleine huizen en nauwe straatjes. In de twee belangrijkste winkelstraten, de Kanaalstraat en de Damstraat, zitten nog zeker tien winkels die stammen uit de tijd dat Lombok een buurt was voor de witte lagere middenklasse. Zo heb je er een paardenslager, een beddenzaak, een viswinkel en een dierenspeciaalzaak. Het café op de Damstraat ziet er nog hetzelfde uit als in de jaren 1950, de slijterij heeft zich echter duidelijk aangepast aan de veranderde klantenkring met een groot assortiment biertjes van microbrouwerijen. Maar daarmee hebben we een stap overgeslagen. Belangrijk is dat de buurt in de jaren 80 verloederde. Mensen die zich dat konden veroorloven, verhuisden naar een betere buurt. Er kwamen pensions met gastarbeiders, die later de leegkomende huizen kochten om er met hun gezin te gaan wonen. In die tijd kwamen er vele Turkse en Marokkaanse bakkers, groentewinkels en slagerijen, waarvan er nog steeds veel te vinden zijn in de buurt. Eind jaren 90 begon de buurt te gentrificeren. Op de toen nog goedkope woningen kwamen avontuurlijk ingestelde starters af. Het aandeel hoogopgeleiden in Lombok is de afgelopen jaren flink toegenomen en de huizenprijzen ook. Tegelijkertijd daalde het aandeel niet-westerse allochtonen van 43 naar 25 procent. De buurt heeft gaandeweg een regionale functie gekregen voor Utrechters van Turkse en Marokkaanse afkomst uit heel Utrecht en omgeving. Zij komen er niet voor dagelijkse boodschappen, maar voor speciaalzaken en om elkaar te ontmoeten. De goedkope Turkse bakker is nu een mooie lunchroom en er zijn diverse kledingwinkels gekomen. Sommige Turkse en Marokkaanse supermarktjes hebben hun assortiment meer afgestemd op het toenemend aantal hoogopgeleiden in de buurt. En sinds kort zijn er enkele nieuwe zaken die zich vooral op yuppen richten. Doordat leerlingen in deze opdracht observeren op basis van achtergrondkennis, zien ze veel meer dan alleen dat ‘er veel Turkse en Marokkaanse winkels zijn’. Ze zien het grote verhaal nu echt voor zich.