Zeekaarten boven water

Het grootste deel van de collecties van de Universiteit van Amsterdam is ondergebracht in een groot magazijn in Amsterdam Zuidoost, naast het AMC. Dit gebouw staat bekend als het IWO en lijkt nog het meest op een vestiging van de Zweedse meubelgigant IKEA, maar dan gevuld met voornamelijk kasten. Die bevatten boeken, tijdschriften, kranten en ander erfgoedmateriaal. Denk aan kostuums en rekwisieten die behoren tot de theatercollectie, archieven van grafisch vormgevers, en objecten die de geschiedenis van het onderwijs aan de universiteit documenteren.
In 2024 werd bij de herschikking van het materiaal en de nieuwe inrichting van de ruimte een flinke hoeveelheid kaartmateriaal aangetroffen. Bij nadere bestudering bleken het voornamelijk hydrografische kaarten te zijn uit de 19e eeuw, merendeels eigendom van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap. Het zijn er honderden, veelal (zeer) zeldzaam, van onder meer Suriname, Japan en Nederlands-Indië. Sinds de verwerving – soms ruim 140 jaar terug – wachten deze kaarten op catalogisering. De staat van de kaarten is in de loop der jaren wel achteruit gegaan.
Dat ontsluiting zó lang op zich liet wachten, is uitzonderlijk. Waarschijnlijk was er altijd meer kaartmateriaal te beschrijven dan de beschikbare catalografen aankonden. Dus moesten er keuzes worden gemaakt en daarbij is waarschijnlijk voorrang gegeven aan kaarten die kostbaarder en zeldzamer leken, ouder waren of er mooier uitzagen. Bovendien zijn delen van de kaartencollectie in de lange geschiedenis van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek tijdelijk elders opgeslagen, waardoor ze soms uit het zicht raakten.
Verwerking
Na al die jaren zijn sommige stukken in de teruggevonden verzameling toch heel precies te identificeren, omdat het KNAG ze destijds wél nauwkeurig als aanwinst registreerde. Dat gebeurde in het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, waarvan de eerste tientallen jaargangen inmiddels zijn opgenomen in Delpher en in full text doorzoekbaar zijn.
Nu de kaarten boven water zijn, is de verwerking dan toch ter hand genomen. Soms wordt daarbij ook vermeld hoe het KNAG de collecties heeft verworven.
Vooral twee bronnen zijn de moeite van het vermelden waard. Allereerst zijn er de kaarten van Jacobus Boelen (1791-1876). Hij was zijn hele werkzame leven actief op zee. Hij begon bij de marine van de Bataafse Republiek in 1804, werd onder meer vlaggenjonker, matroos 1e klasse, luitenant ter zee 2e klasse en 1e klasse, kapitein-luitenant en kapitein ter zee. In 1850 zwaaide hij af met de rang van schout-bij-nacht. Van 1851 tot 1870 was Boelen lid van het Hoog Militair Gerechtshof en in 1868 werd hij bevorderd tot viceadmiraal. Hij bracht een grote collectie (zee)kaarten bijeen, die bij het KNAG is beland en waarvan talrijke stukken nu aan het licht komen.
In 1942-1943 zijn Boelens memoires gepubliceerd: Het merkwaardig dagboek van een Nederlandsch zeeman 1795-1860. Naar het memoriaal van Vice-Admiraal J. Boelen Jzn., bewerkt en van aantekeningen voorzien door J. Oderwald (2 delen. Amsterdam 1942-1943). In de inleiding staat te lezen: ‘In de zoo keurig verzorgde verzameling van kaarten en atlassen van het Aardrijkskundig Genootschap, aanwezig in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam, vonden wij een aantal zeekaarten, gemerkt J. Boelen, dus van den admiraal afkomstig. […] Er zijn meer kaarten met zijn naamstempel, waaruit men mag opmaken met hoeveel aandacht en ijver hij het verloop der verschillende door hem gemaakte reizen volgde.’
Ook de weduwe van Willem Theodorus Baars (1800-1871), gepensioneerd kapitein-ter-zee, heeft talrijke hydrografische kaarten uit het bezit van haar echtgenoot aan het KNAG geschonken. Baars bezocht de Kweekschool voor de Zeevaart in Amsterdam en verliet die (eervol) op verzoek van zijn vader in 1816 en monsterde aan als cadet 2e kl. op het marineschip De Maas. Hij verwierf de militaire Willemsorde voor betoonde moed tijdens vijandelijkheden op de Schelde nabij Antwerpen, op 5 augustus 1831. Op diezelfde dag en plaats overleed op zeer spectaculaire wijze J.C.J. van Speijk, maar dit terzijde.
Veel hydrografisch kaartmateriaal werd door het KNAG ‘geruild’ met zusterverenigingen in het buitenland, wat kan verklaren waarom bijvoorbeeld veel Engelse en Scandinavische kaarten in Amsterdam belandden. De kaarten ogen op het eerste gezicht nogal grauw en spreken niet meteen tot de verbeelding. Maar ze bevatten allerlei bijzondere details, zoals zeer fraaie kustprofielen. Een mooi voorbeeld is de Reduzirte Karte vom Sunda – oder Borneo-Meere … [etc.] uit 1835. Opvallend is hoe dicht betekend het eiland Java is, tegenover het vrijwel lege Borneo – het huidige Kalimantan – ten noorden ervan. De ruimte in het ‘lege’ Borneo wordt dan ook benut voor profielen van een aantal eilanden in de regio en een bijkaartje van Batavia.
Veel van deze hydrografische kaarten blijken behoorlijk kostbaar en vaak ook uiterst zeldzaam te zijn. Van de Hydrographische kaart van het Brouwershavensche zeegat, Roompot en Oosterschelde (druk van 1847) is bij mijn weten enkel dit ene exemplaar bekend. Een aardig detail is onder in de kaart de ‘Vergelijkings Tafel tussen de Nederlandsche palmen (decimêtres) waar in de dieptens op deze kaart zijn uitgedrukt en de Amsterdamsche, Engelsche en Parijsche koningsvoeten’.
In een overkoepelend bestand als Worldcat zijn de kaarten meestal niet te vinden of het gaat om een enkel exemplaar. Vermoedelijk zijn ze wel beschikbaar in archieven van hydrografische instellingen, maar daar zijn ze moeilijker te traceren. Al met al een vondst om vanaf nu goed op te passen. De kaartenmensen bij de UvA zijn er heel blij mee en hopelijk andere geïnteresseerden ook.

Dit is een uitgebreide versie van een bericht dat eerder verscheen in het tijdschrift Caert-Thresoor, voorjaar 2025.