Ruimtelijke vraagstukken: Nederland en verder
Introductie
Nederland is een klein en dichtbevolkt land. Dit maakt de ruimtelijke inrichting tot een complexe puzzel, met allerlei – soms tegenstrijdige – belangen, die op elkaar afgestemd moeten worden.
De ruimtelijke inrichting van Nederland staat voor een aantal grote uitdagingen. Er is een grote behoefte aan nieuwe woningen, terwijl de ruimte beperkt is. De gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging en extreme regenval, dwingen ons de inrichting van Nederland aan te passen. We moeten onze steden en dorpen klimaatbestendig maken. We streven naar een duurzame samenleving, met een circulaire economie en een CO2-neutrale energievoorziening. Dit heeft grote gevolgen voor de inrichting van ons land.
In de klas
In het vo komt de ruimtelijke inrichting relatief uitgebreid aan de orde in lesmethodes. In het po (en ook het vo) biedt de directe leefomgeving (school, buurt, wijk, gemeente) veel mogelijkheden en aanknopingspunten. Het is een oefenplaats die leerlingen ‘kennen’ uit eigen ervaring. Veel onderwerpen en vaardigheden genoemd in de kerndoelen kunnen hier bij elkaar komen: de inrichting, de kwaliteit en het gebruik van en de zeggenschap over de (fysieke en sociale) ruimte. Vanuit burgerschap gaat het er niet alleen om te leren over die omgeving, maar ook met en voor die omgeving. Liefst in contact met overheden en organisaties, zoals tijdens de GeoWeek.
• Jongerenparticipatie eigen leefomgeving
Doelgroep: po 7-8, vo leerjaar 1 -2
In deze praktische opdracht vervaren leerlingen dat je door betrokkenheid en participatie als burger invloed kunt hebben op de eigen leefomgeving.
• Cartograaf! Mijn ideale woonwijk
Doelgroep: po 7-8
In deze les ontwerpen leerlingen hun ideale woonwijk en leren ze rekening te houden met de uiteenlopende behoeftes van bewoners. Ze worden zich zo bewust van de eigen identiteit in relatie tot de identiteit van anderen.
• Praktijkvoorbeeld: Kinderen brengen hun plek in kaart
Ruim tweehonderd basisschoolleerlingen tekenden een kaart van een plek in hun omgeving die belangrijk voor ze is. Daaruit blijkt met welke plek ze zich verbonden voelen en wat die voor hen betekent. In de eerste stap van dit onderzoek ging het erom leerlingen met meer kennis, kunde en gevoel van verantwoordelijkheid te betrekken bij de eigen omgeving.
In de tweede stap gingen ze daarover met elkaar in gesprek, liepen alle leerlingen in groepjes door de buurt, maakten foto’s en deden suggesties voor verbeteringen.