Precies drie jaar terug verlieten wij halsoverkop een nagenoeg ‘leeg’ Chicago na de sluiting van het Amerikaanse luchtruim vanwege covid. In maart waren we terug met een nieuwe groep masterstudenten Stads- en Economische Geografie van de Universiteit Utrecht. Weer zijn we getroffen door de sociale en ruimtelijke ongelijkheid en tegelijkertijd de veerkracht van deze stad en haar inwoners.
In bomen klimmen, door de modder banjeren en sleetje rijden van een steile helling – al spelend leer je risico’s in te schatten en te ontdekken waar je grenzen liggen. Maar in de praktijk wordt het vrije, en daarmee soms risicovolle, buiten spelen van kinderen steeds meer aan banden gelegd.
De naoorlogse wijk Overvecht in Utrecht staat te boek als ‘aandachtswijk’. Jongeren in deze wijk groeien op in een omgeving waar ze gemakkelijk te maken kunnen krijgen met armoede, stigmatisering en negatieve socialisatie, zaken die hun sociale mobiliteit en plannen voor de toekomst kunnen bedreigen. Maar hoe denken de Overvechtse jongeren eigenlijk zelf over hun toekomst?
Stadsbuurten worden steeds diverser. Bewoners met verschillende etnische- en migratieachtergronden, activiteitenpatronen en leeftijden wonen samen in één buurt. Binnen zo’n buurt blijkt een groot verschil te bestaan tussen ouderen en jongeren wanneer het gaat om interactie tussen buurtgenoten met diverse achtergronden.