Diverse nieuwe webapplicaties bieden digitale kaarten met informatie over vraagstukken rond te veel water. Om die kaarten te kunnen gebruiken moet je wel het verschil kennen tussen overstromingen en wateroverlast. En je weg weten te vinden in de bijbehorende kaarten. Een eerste inventarisatie.
In de cursus over het Nederlandse Landschap fiets ik met tweedejaars studenten een middag door het Groene Hart. Voor de Brabantse deelnemers van de ‘hoge zandgronden’ is dit een landschap dat ze niet goed kennen. Sinds dit jaar gebruiken de studenten een webapp die helpt bij het leggen van relaties tussen boven- en ondergrond, en maken ze een storymap van hun bevindingen.
Sinds kort heeft de lesmodule over overstromingen er een broertje bij gekregen, die zich richt op wateroverlast in het stedelijk gebied. Beide modules zijn beschikbaar via waterophetschoolplein.nl.
Er zijn allerlei taalregels die we bewust, maar veel vaker onbewust, gebruiken om teksten en beelden te structuren. Goed gebruik daarvan in lesmethoden helpt leerlingen de stof beter te doorgronden. Marion van de Coolwijk vergelijkt de Geo, De Wereld van en buiteNLand.
Het onderwerp ‘voorzieningen’ biedt allerlei mogelijkheden om leerlingen onderzoek te laten doen en daarbij GIS te gebruiken. Zo doen ze vaardigheden op in onderzoek, geografisch denken en werken met ICT. Om te beginnen: twee veldwerkopdrachten met GIS.
Leren met GIS begint langzaamaan zijn weg in scholen te vinden. Er zijn kant-en-klaar-modules en veel toepassingen zijn intuïtief, maar wil je als docent ook zelf GIS-opdrachten ontwikkelen, dan vereist dat specifieke kennis. Er zijn GIS-specialisten beschikbaar die je daar graag wegwijs in maken.
In het aardrijkskundeonderwijs kom je veel kaarten tegen. Ze helpen de wereld te verklaren. Maar een kaart zegt pas echt iets als je die in een context kunt plaatsen. Storymaps bieden die mogelijkheid. Docenten én leerlingen kunnen ze maken.
Het karteren van winkels en analyseren van de kaarten zoals in de veldwerkopdrachten op biedt interessante inzichten, maar levert ook vragen op. Om die te beantwoorden moet je verder inzoomen en bijvoorbeeld kijken naar de herkomst en kenmerken van de bezoekers. Daarom hier twee verdiepende opdrachten.
Het gebruik van Geo-ICT in de klas neemt toe, geholpen door snellere computers en internetverbindingen op school, en een groeiend aanbod van (gratis) applicaties en lesmaterialen. GIS is nu ook beter ingebed in de nieuwe curricula voor havo en vwo. Aardrijkskundeonderwijs met GIS draagt zo bij aan de digitale geletterdheid van jongeren én de verwerving van ‘krachtige kennis’.
Tjeerd Roosjen van het Baudartius College in Zutphen voert ieder jaar een uitgebreide praktische opdracht uit met zijn bovenbouwklas rond de centrale vraag: Welke factoren verklaren de verschillen in grootte van verzorgingsgebieden? Hij gebruikt daarbij Excel en QGIS.