Had ik al verteld dat je in Asturië prachtig kunt fietsen? Tussen de grijsgroene Picos en de Atlantische oceaan. Of in de Kop van Noord-Holland, de Noordoostpolder, Zuidwest-Friesland, Noordoost-Groningen, Montferland, Sauerland, Toscane, de Pyreneeën? Ik meen van niet. Maar ach, kun je niet overal prachtig fietsen? Heeft niet elk landschap zijn verhaal, zijn charme, in welk jaargetijde dan ook?
Waar kan een mens mooier fietsen dan in de Dolomieten?
Ik was begin april een weekendje weg en verbleef in Wijhe. Ik had mijn fiets meegenomen, want wat is er nou leuker dan onbekende wegen te befietsen?
Als je vrijwel altijd in dezelfde omgeving fietst, zie je het landschap in de loop van de jaren langzaam veranderen. Een nieuw plukje woningen, een nieuwe kas. Voor de argeloze toeschouwer zijn het nauwelijks zichtbare toevoegingen of vervangingen. Maar voor de fietser die met een ijzeren regelmaat zijn rondjes rijdt, blijft niets onzichtbaar. Hij ziet alles. Af en toe verandert het landschap fundamenteel. Het aanzicht zal nooit meer hetzelfde zijn. Soms doet dat pijn, soms wordt er iets moois toegevoegd.
Als fietser rijd je door de mooiste landschappen. Maar je komt ook op heel lelijke plekken. Zelfs in de Savoie, in de majestueuze Franse Alpen. Want wat de Fransen daarboven aan skidorpen hebben gebouwd, daar lusten de honden geen brood van. Een welstandscommissie lijkt er te ontbreken.
Te worden verrast door het onbekende, dat is waar ik als fietser steeds naar op zoek ben. Naar verlang zelfs.
Ik dacht altijd dat Ligurië een welgestelde provincie was. Tot ik er ging fietsen. Het is er linke soep: scheuren, kuilen en gaten in de wegen. Kleine gaten, grote gaten, tot 30 centimeter diep. Vooral de kleine paswegen (de witte weggetjes op de kaart) zijn slecht. Verklaarbaar natuurlijk: de winters zijn ijskoud en de zomers snikheet.
Ik kom er niet zo vaak, maar ik vind het er prachtig: de Wadden. Zo was ik in oktober op Terschelling en fietste over het eiland. Daar werd ik opnieuw gegrepen door het afwisselende landschap op die paar vierkante kilometer.
De mooiste tijd van het jaar om er te fietsen is september. De bossen beginnen dan al wat bruinrood te kleuren, terwijl de temperatuur nog steeds aangenaam is. En heb je ’s avonds behoefte aan vertier, dan zak je af naar de Moezel, met haar vele wijndorpen. Of je gaat naar Trier, de bruisende universiteitsstad met zijn fraaie oude centrum. De volgende dag fiets je dan weer kilometers lang omhoog in de Hunsrück en geniet je opnieuw van het stille en rustige landschap.
In de laatste zeven jaar kende de Tour de France zes keer een winnaar uit Groot-Brittannië. Toch roept het land niet meteen de associatie met fietsen op. De vraag lijkt dan ook gerechtvaardigd of je daar goed kunt fietsen. Op die vraag zijn twee antwoorden mogelijk: nee, want het is er levensgevaarlijk; ja, want het is er schitterend.