Ooit was Frank van Dam met een stel vrienden en vriendinnen rond oudjaar in de Ardennen. Standplaats Dochamps, ten noordoosten van La Roche. Er lag een dik pak sneeuw en ’s nachts vroor het meer dan 20 graden.
In maart en omstreken zit ik meer thuis op de bank dan op de fiets. Ik kijk dan hele middagen naar Sporza. Naar eindeloze wielerwedstrijden in Vlaanderen. Van de Omloop het Nieuwsblad (25 februari) tot en met de apotheose, de Ronde van Vlaanderen (2 april). Met Vlaams commentaar. Ik weet het, ik leid een ledig en zinloos bestaan.
Als je zoals Frank van Dam in Den Haag woont, ben je als fietser enigszins beperkt.
Elke Nederlandse fietser heeft wel eens in Zuid-Limburg gereden. Al dan niet geïnspireerd door tv-beelden van de Amstel Gold Race of de Wereldkampioenschappen wielrennen in Valkenburg.
Frank van Dam fietst door de Franse Alpen en geniet van de uitzichten maar beseft dat hij geen klimmer is.
Frank van Dam zoekt de mooiste plekken om te fietsen. Gewoon in Nederland deze keer, op de Veluwe.
Frank van Dam fietste door Graubünden, een voor een geograaf interessant landschap waarin het bergland een viervoudige waterscheiding vormt tussen het stroomgebied van de Rijn, de Donau (in dit geval de Inn), de Po en de Adige.
Waar kun je mooier fietsen dan in de bergen? De wisselende uitzichten, het vermoeiende malen met de benen, het passeren van de boomgrens, de bevrediging van het boven komen. En waar kan dat passender dan in Italië, het land van de katholieke, volkse, ijdele wielercultuur? Zeg het me.
Het Westland is lelijk, toch fietst Frank van dam er graag. Sterker nog, hij vindt het er prachtig.
Fietser Frank van Dam fietst graag door Midden-Delfland. Ruimte, groen, uitzicht, historie. Vooral dat laatste, en het blijkt dat hier het landschap nauwelijks is veranderd sinds de Tweede Wereldoorlog. In tegenstelling tot de gebieden er om heen.