Na decennia van vestigingsoverschotten en bevolkingsgroei lijken de voormalige groeikernen in een nieuwe fase beland. De in- en uitstroom zijn nu even groot, er is vergrijzing en er lijkt sprake van een sociaaleconomische uitsortering van huishoudens. Daarmee is de verhouding tussen de groeikernen en de centrale steden fundamenteel veranderd. Wat is het perspectief?