[4] De Maxwell Grant in 1873

1 mei 2023
Dit artikel is verschenen in: geografie mei 2023
150 jaar KNAG
Cartografische leeftijdgenoten
cartografie
Kennis
KAART: Allard Pierson UvA, HB-KZL 28.07.05; bruikleen KNAG.
Geologische kaart van de Maxwell Grant door Cornelis de Groot.

In de KNAG-collectie bevinden zich drie kaarten uit 1873 over de Maxwell [Land] Grant in New Mexico. Het gaat om een geologische kaart, een landbouwkaart en een kaart van geplande spoorwegverbindingen. Wat is het verhaal erachter?

 

De Maxwell [Land] Grant was een concessie (landtoewijzing) uit 1841 met een omvang van bijna 7000 km2 (ongeveer een vijfde deel van Nederland). De grootste ‘stad’ was Cimarron, met 290 inwoners volgens de US census uit 1890. Het was een van de grootste stukken aaneengesloten particulier grondbezit in de geschiedenis van de Verenigde Staten. Er was goud gevonden, later ook steenkool, en er waren mogelijkheden tot bosbouw, landbouw en veeteelt. De Jicarilla Apaches die er oorspronkelijk woonden, zullen geen inbreng hebben gehad toen hun land werd toegewezen aan ondernemers die het wilden gaan exploiteren.

In 1849 kwam het gebied in bezit van Lucien B. Maxwell, die het in 1870 overdeed aan de (naar hem vernoemde) Maxwell Land Grant and Railway Company. Deze maatschappij zocht investeerders, onder andere in Nederland. In het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage van 31 mei 1870 staat bij de beursberichten een lange beschrijving van de concessie. Geïnteresseerden konden zich inschrijven op een lening van 8,4 miljoen gulden. Er is daarna heel wat in Nederlandse kranten geschreven over de Maxwell Grant. In een bespreking van het verslag van de maatschappij in hetzelfde Dagblad van 1 januari 1873 wordt een van de samenstellers van de kaarten vermeld. ‘De heer Morley, vroeger ingenieur bij de Kansas Pacific Spoorweg-Maatschappij, daarna hoofd-ingenieur en thans vice-President en hoofd-Administrateur der Maxwell Maatschappij, heeft zelf de opmetingen en de opname der bezitting geleid.’

Onderzoek in loco

De Nederlandse beleggers vertrouwden het toch niet helemaal. Zij kondigen in een advertentie van 2 juli 1873 nader onderzoek aan door twee Nederlandse afgevaardigden. ‘Ten einde met meer grond dan tot nu toe het geval was te kunnen oordeelen over de zaak in haren geheelen omvang, zullen de Heeren Cornelis de Groot, Oud-Hoofdingenieur, Chef van het Mijnwezen in Nederlandsch Indië, laatstelijk vertegenwoordiger van De Billiton-Maatschappij, en J.V. Leembruggen, beiden thans woonachtig te ’s Gravenhage, eerstdaags naar de Estate vertrekken, met opdragt om een nader onderzoek in loco in te stellen, zoowel omtrent de administratie zooals die tot nu toe gevoerd wordt, de waarde der gronden, mynen enz. als omtrent de vooruitzichten, vooral in verband met den aanleg van een Spoorweg, welke onzes inziens eene levenskwestie der zaak is.’ Cornelis de Groot van Embden (1817-1896) was een bekend ingenieur die al diverse reizen had ondernomen. Over zijn ‘mede-inspecteur’ J.V. Leembruggen is niets te vinden. Mogelijk is hij dezelfde persoon als Johannes Wilhelmus Leembruggen (1838-1883), die als ‘particulier’ en zonder beroep in Den Haag woonde – wat betekent dat hij geld genoeg had en niet hoefde te werken.

Western-avontuur

Na hun terugkeer schreven De Groot en Leembruggen een zeer gunstig verslag, dat op 13 januari 1874 verscheen en voor 50 cent te koop was bij diverse boekhandelaars. Het is interessant te lezen hoe ze naar de Maxwell Grant gereisd waren. Ze vertrokken op 15 juli per schip en kwamen op 11 augustus in Cimarron aan ‘in een postcoach, eigenlijk een vreeselijk hossende en slingerende kar’. Op 3 november verlieten ze de locatie en arriveerden op 2 december in Den Haag.

Hun verslag van 126 bladzijden leest af en toe als een Western-avontuur. Wanneer ze de goudmijnen bespreken, lezen we: ‘De mijnwerkers, welke daar werken betalen niets; het is daar een samenraapsel van ruwe menschen, die zich “tads” noemen en nu en dan elkander, voor tijdverdrijf, doodschieten, zoodat er nu nog maar vijf “regular tads” overgebleven zijn, aangevuld met weinig beter soort tot ± 30 goudwasschers.’

De drie kaarten van de Maxwell Grant worden impliciet in het verslag behandeld. De onderwerpen landbouw en geologie komen uitgebreid aan bod. Over de landbouwkaart staat te lezen dat de heren de versie van Morley hebben ‘vergeleken met het terrein en overeenkomstig bevonden’. De Groot heeft er aanvullingen op gemaakt zoals uit de vermelding van de makers blijkt. Op de geologische kaart staat alleen De Groots naam, zodat we kunnen aannemen dat hij die zelf heeft getekend. Omdat Cimarron nog niet per spoor bereikbaar was, is een groot deel van het verslag gewijd aan de bestaande en geplande spoorverbindingen in de regio, die van groot economisch belang zijn voor het zeer afgelegen gebied. De derde kaart geeft daarvan een beeld, met de ‘Proposed Two Butte and Cimarron Railroad Col. & N.M.Rrd.’.

Oorlog

Hoewel De Groot en Leembruggen hadden vastgesteld dat de aanspraken op het land rechtmatig waren, rezen er toch problemen. Dat leidde in 1875 tot een gewapende strijd tussen de maatschappij en de settlers, die de geschiedenis is ingegaan als de Colfax County War en van 1875 tot 1888 zou duren. Bijzonder is dat in 1883, midden in deze ‘oorlog’, twee Nederlandse directeuren van de Maxwell Company, de heren W.F. Ziegelaar en F.W. baron de Constant Rebecque, naar de Grant reisden om daar de plaatselijke directeur te ontslaan. Omdat hun Engels niet goed was, namen ze de toen pas 18-jarige student/dichter Albert Verwey als secretaris mee, die deze taal wel beheerste. Een uitgebreide beschrijving van deze reis staat in De jeugd van een dichter door Maurits Uyldert uit 1948.

Uiteindelijk leidden allerlei financiële problemen in 1888 tot het faillissement van de Maxwell Grant Company. Maar dat is een ander verhaal.

 

BRONNEN

Cartografische leeftijdgenoten [4]

Deze serie belicht een aantal kaarten uit 1873, het oprichtingsjaar van het KNAG. Ze maken deel uit van de eigen collectie kaarten en atlassen van het genootschap, die sinds 1879 in bruikleen is ondergebracht bij het Allard Pierson.