Aha-erlebnis

1 september 2015
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2015
Opinie
FOTO: JAN VAN DER KLIS/FLICKR

Een van de topstukken van mijn bescheiden maar intensief gebruikte collectie topografische kaarten en atlassen is Eenvoudige aardrijkskunde van Luinge, Stegeman, Nonnekens en Hoogvorst. Als ik het boek opensla, ben ik terug bij de eerste les aardrijkskunde die ik kreeg. Ik had een ahaerlebnis, begreep direct wat de kaarten betekenden, ook al klopten de kleuren voor bodems en landgebruik niet helemaal met mijn waarneming.

Aardrijkskunde was direct mijn favoriete vak en zou dat, later met Engels, blijven. Als infanterist raakte ik voorgoed gefascineerd door de abstracties van de stafkaart en maakte daarmee een grondige studie van de Brabantse landschapsstructuur waarvan ik nog altijd profiteer. 

Missing links

Lange reizen in de jaren '60 maakten me nieuwsgierig naar de structuur van de wereld als geheel. In 1970 ging ik dus geografie studeren, aan de Universiteit van Amsterdam. Het viel wat tegen. Burgess en Christaller boden handige modellen, geen aha-erlebnis. David Harvey was een steviger kluif, maar die hadden wij studenten zelf opgescharreld. Er waren ondanks het net ingevoerde vak milieukunde geen relaties tussen fysische en sociale geografie. Ik had zeker meer met ‘fysische’ gedaan als er verband tussen de twee gelegd was. Van milieukunde naar biogeografie is het een kleine sprong – handelsnetwerken hebben gevolgen voor de biodiversiteit – maar daar hadden we niks mee te maken.

In mijn postuniversitaire werk bij de Verenigde Naties heb ik, net als de meeste studiegenoten die ik kende, weinig met het vak gedaan. Er waren kansen in regionale ontwikkelingsprojecten in Oost-Europa, waar bijvoorbeeld economische geografie en milieukunde prima gecombineerd hadden kunnen worden. Maar de VN lieten na wat aarzelende pogingen het veld aan EU-Interreg over. Op het Weense VN-kantoor waar ik werkte, raakte ik echter ook betrokken bij de wandel- en bergsportclub. 

Fysieke geografie
Te voet ervaar je onze wereld het intensiefst. Bodems en topografie voel je met je klompen aan, Atlantische depressies met je hele lijf. Een flash flood in een Schotse bergbeek: waarom zijn er wél hellingbossen die zoiets voorkomen in het fysisch-geografisch vergelijkbare Zuid-Noorwegen? En waarom zijn daar nog wél echte bergboeren? Je komt gauw terecht bij termen als conflicten over grondbezit, en locatie plus karakter van markten. Een andere keer loop je te denken over het verband tussen de morfologie van een berg, hellingerosie, transportnetwerken en de economische structuur van een regio.

Dit Jaar van de Ruimte is een goed beginpunt om de belangstelling voor geografie ook via de buitensport te verruimen

Ik ben de wereld zogezegd vanuit de fysieke geografie gaan bekijken. Met de VN-club maken we uiteraard tochten puur voor de sport, omwille van de kilometers of de tweeduizenders. Maar ik heb clubleden gaandeweg ook laten ontdekken hoe lokaal initiatief een probleemregio nieuw leven kan inblazen. Ook de stad is vol geografische verrassingen. En dit soort veldwerk kost bijna niets. 

Burger-geograaf

Geografie is te leuk om helemaal aan geografen over te laten – en te belangrijk. Voor de duurzame wereldsamenleving uit de visie van het KNAG is ieders inzet nodig. In Molières Bourgeois gentilhomme ontdekt mijnheer Jourdain dat hij al veertig jaar proza spreekt. De burger is ook allang geograaf, want geografie is overal. Hoe kun je op de nieuwsgierigheid en aha-erlebnisse, op de eenvoudige aardrijkskunde van mensen bouwen? Dit Jaar van de Ruimte is een goed beginpunt om de belangstelling voor de geografie behalve via de scholen ook via de media en de buitensport te verruimen.

Het onderwijsmateriaal is tegenwoordig fantastisch – zie bijvoorbeeld de bijdrage over virtueel veldwerk in het juninummer van Geografie. Maar geografie zonder confrontaties met de fysieke werkelijkheid kan ik me niet voorstellen. Ik ken een leraar uit Teheran die zijn schoolklas mee naar buiten nam met een paar topografische kaarten. Uit de abstracties ontvouwde zich een landschap. ‘Het opende mijn leerlingen de ogen.’

De afwezigheid van geografen in de media wordt in het jubileumnummer van Geografie (juni 2013) terecht gehekeld. Een mogelijke reden die niet genoemd werd: de samenhang tussen ‘waar‘ en ‘waarom‘ lijkt vaak zo eenvoudig, geografie zie je voor je. De uitdaging is redacties duidelijk te maken dat er een spannend verhaal achter zit.

Over de buitensport had ik het al. In A Sand County Almanac stelt de Amerikaanse ecoloog Aldo Leopold dat intensief waarnemend bezig zijn in de buitenlucht veel kan bijdragen aan het creëren van duurzaam denkende wereldburgers. Lopend gaat dat, met alle respect voor andere vormen van ecotoerisme, het best. Of goed-Hollands op de fiets. 

 

Paul Hesp werkte tot 2013 bij de UN Industrial Development Organization in Wenen, gidst nog steeds bij de wandel- en bergsportclub van Weense VN-organisaties en schreef veelvuldig voor Op Lemen Voeten en Bergen Magazine.