Bewust worden van overstromingsrisico's

1 mei 2015
Auteurs:
Joop van der Schee
emeritus hoogleraar onderwijsgeografie
Adwin Bosschaart
Hoofddocent Aardrijkskunde, Hogeschool van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie mei 2015
waterveiligheid
onderwijs
Nederland
Kennis
FOTO: MARK ROBINSON

Met zijn onderzoek naar het overstromingsrisicobewustzijn van leerlingen haalde Adwin Bosschaart vorig jaar de landelijke pers. Minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu wilde vervolgens van hem weten hoe je dit risicobewustzijn onder leerlingen kunt vergroten. Adwin heeft een onderwijsmethodiek ontwikkeld waarbij de directe omgeving centraal staat en deze aanpak wordt nu uitgewerkt in lesmateriaal voor twee gebieden in Nederland. Wie volgt?

 

'Je krijgt hooguit natte voeten' en 'Ik denk dat vandaag de dag de dijken zo goed zijn gemaakt dat ze niet kunnen breken'. Twee reacties van vijftienjarige leerlingen uit Culemborg in interviews over overstromingsrisico in laag Nederland. Leerlingen zijn zich niet of nauwelijks bewust van het gevaar van een ernstige overstroming in hun omgeving, zelfs niet in Culemborg dat in een risicogebied ligt. Uit een enquête onder 483 leerlingen van vijftien jaar in laag Nederland blijkt dat zij denken dat er wel een kans is op overstromingen in Nederland, maar niet in hun eigen omgeving (figuur 1). Werk aan de winkel dus voor het aardrijkskunde onderwijs. De vraag is: hoe breng je leerlingen meer overstromingsrisicobewustzijn bij? 

Figuur 1: Leerlingen uit de onderbouw havo/vwo in laag Nederland beoordelen het overstromingsrisico van hun eigen omgeving en dat van Nederland heel anders.

Het hele verhaal 

Adwin Bosschaart zegt daarover: 'Tot nu toe is in de maatschappij en ook in het aardrijkskundeonderwijs vooral aandacht besteed aan alle preventiemaatregelen die genomen worden om overstromingen te voorkomen. Naast de Zuiderzeewerken en de Deltawerken krijgen dijkverzwaringen, Ruimte voor de Rivier en de zandmotor uitgebreid aandacht. Mede hierdoor is het idee ontstaan dat het in Nederland wel goed zit. Om leerlingen bewust te maken van overstromingsgevaar en van wat ze moeten doen bij een overstroming, is het noodzakelijk het hele verhaal te vertellen. Uiteraard is dat het verhaal van een kleine kans, maar wel met enorme gevolgen.

'Het verhaal begint in de eigen omgeving; alleen dan betrekt een leerling het op zichzelf. Het verhaal bestaat uit een aantal schakels die gerelateerd zijn aan die eigen omgeving: hoog water > dijkdoorbraak > overstroming > gevolgen, maar ook preventie en rampenbestrijding. Vragen als "Kan de dijk doorbreken?" en "Als de dijk doorbreekt, bereikt het water dan mijn huis?" maken het voor de leerling relevant hier iets van te weten. De dijk speelt hierbij een centrale rol. Daaraan zit immers een hele geschiedenis vast, die je kunt verbinden met overstromingsrampen uit het verleden. Het waterschap houdt dijken nauwkeurig in de gaten en controleert of ze gevoelig zijn voor doorbraakmechanismen als erosie van het talud en piping (waarbij water onder de dijk door stroomt). De dijk vormt ook de grens tussen land en water, waarbij de niveauverschillen tussen water en land en niveauverschillen binnendijks uiteindelijk bepalen tot waar en hoe hoog het water komt te staan.

'Bij bewustwording spelen kennis en inzicht een belangrijke rol, maar de affectieve component (beleving) is zeker zo belangrijk. De waterschappen zijn al jaren gewend scenarioís door te rekenen over slachtoffers en schade bij overstromingen. Die kun je ook aan leerlingen tonen. Hetzelfde geldt voor wat je moet doen bij een overstroming. Alle autoriteiten geven toe dat de overheid niet veel kan uitrichten en dat burgers zich dan zelf moeten zien te redden. Maar het verwachtingspatroon van burgers en ook leerlingen is heel anders. Kortom, confrontatie met de aard van het gevaar en het bieden van een handelingsperspectief verminderen de kans dat er paniek ontstaat als de boel onverhoopt overstroomt.'

Lesmateriaal

Op 29 juni promoveert Adwin Bosschaart aan de Vrije Universiteit. Het is mooi dat zijn onderzoek zulke waardevolle inzichten heeft opgeleverd en dat die direct gebruikt gaan worden in de praktijk. Met steun van het ministerie van Infrastructuur & Milieu, Hoogheemraadschap Noord-Hollands Noorderkwartier en Waterschap Rivierenland wordt een lessenserie voor de derde klas havo en vwo ontwikkeld die gebaseerd is op de onderwijsmethodiek van Adwin.

Centraal in de lessenserie staat een web-applicatie waarmee leerlingen kunnen verkennen wat er gebeurt als dijken of duinen doorbreken in de eigen omgeving: de overstromingsrisico-atlas. In een digitaal kaartje kunnen ze klikken op dijken en duinen, en zien hoe het achterliggende land in de loop van enkele uren of dagen onder water loopt (figuur 2). Bij welke doorbraken kan mijn huis getroffen worden? Hoe snel komt dat water? En hoe hoog komt het te staan? Leerlingen zien dat er flinke regionale verschillen kunnen zijn. In sommige woonwijken kan het water vele meters hoog komen te staan, terwijl bijvoorbeeld het nabijgelegen historische centrum van de stad droog blijft. De applicatie geeft ook inzicht in de reden waarom overstromingen zo verlopen. Leerlingen kunnen een digitale hoogtekaart gebruiken om de verschillen in waterdiepte te verklaren.

In de lessenserie verkennen ze ook hoe realistisch het is dat dijken of duinen daadwerkelijk doorbreken. Door historische kaarten, oude foto's en verhalen te bestuderen komen ze erachter dat er in het verleden ook doorbraken en overstromingen zijn geweest en hoe die veroorzaakt werden.

Figuur 2: Simulatie van het ondergelopen gebied als bij Hoorn de dijk doorbreekt.

Om te begrijpen hoe dijken en duinen precies kunnen doorbreken is er een game, de Dijkpatrouille. Je loopt dan in een virtuele 3D-omgeving langs dijken en moet aanwijzingen van dijkverzwakking herkennen en die doorgeven aan Rijkswaterstaat. Doe je niets, dan zie je de virtuele dijk uiteindelijk bezwijken. De lessenserie biedt ook handvatten voor docenten om veldactiviteiten te organiseren waarbij leerlingen de kenmerken en functie van dijken in het echt gaan onderzoeken.

Tot slot de gevolgen van overstromingen. De online overstromingsrisico-atlas bevat ook schattingen van het aantal slachtoffers en de hoeveelheid schade bij een dijk- of duindoorbraak. Leerlingen kunnen op digitale kaarten verkennen welke gebieden in hun buurt het meest kwetsbaar zijn. Ze kunnen nagaan welke preventiemaatregelen de overheid neemt in de eigen regio, en verkennen wat ze zelf het best kunnen doen bij een overstroming: verticaal (naar zolder verhuizen) of horizontaal vluchten (wegwezen uit het getroffen gebied). De keuze is voor iedereen anders. Hoe hoog en hoe snel komt het water? Welke gebouwen in de buurt hebben een droge verdieping, en welke vluchtroutes zijn geschikt? De website Overstroom ik? biedt veel bruikbare informatie en geeft tips hoe je je het best kunt voorbereiden. De lessenserie gaat hier via verschillende werkvormen op in en biedt leerlingen een handelingsperspectief. 

Hoe realistisch is het dat dijken of duinen daadwerkelijk doorbreken?

Uitbreiding en verspreiding

Voor de zomer worden het lesmateriaal en de bijbehorende applicaties opgeleverd voor de twee pilotgebieden: Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, en het Rivierengebied. Maar overstromingsgevaar speelt natuurlijk ook in andere delen van het land. De Unie van Waterschappen en het KNAG verkennen nu mogelijk heden om ook in de rest van Nederland meer aandacht te besteden aan overstromingsrisicoís en andere aspecten van water. Een aantal waterschappen heeft al aangegeven te willen meedoen. Omdat het watersysteem en de dreiging sterk verschillen van gebied tot gebied, zullen er nieuwe bronnen verzameld worden en opdrachten aangepast. Verder is er de wens lesmateriaal te maken voor het vmbo. Want overstromingen gaan niet alleen havo/vwo- maar alle leerlingen aan!

Goed lesmateriaal ontwikkelen is één ding, het moet natuurlijk ook breed gebruikt worden. Daarom zijn de lerarenopleidingen in het spel betrokken. Die beschikken over regionale vaknetwerken. Via deze netwerken, colleges voor aankomende leraren en bijscholingscursussen voor docenten kunnen belangrijke stappen gezet worden. Samenwerking van waterschappen, lerarenopleiding en KNAG is daarbij het uitgangspunt. Samen het verhaal op bouwen!