Boeken 2024 | 5

14 juni 2024
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie 2024 | 5
Boeken
recensie
Opinie

Signalementen

Goede architectuur brengt mensen samen

  • Jansen, A. Totale ruimte. In de voetsporen van een bouwkunstenaar. Querido Fosfor, 312 p., € 24.

Misschien niet meer de meest bekende, maar wel een van de belangrijkste Nederlandse architect-stedenbouwkundigen is Jaap Bakema (1914-1981). De Lijnbaan in Rotterdam, het stadhuis in Terneuzen, Het Dorp in Arnhem en de vakantieparken van het voormalige Sporthuis Centrum zijn slechts enkele van de vele tientallen bouwwerken en uitbreidingswijken die hij met zijn bureau Van den Broek en Bakema ontwierp. Ze drukten een stempel op de naoorlogse ruimtelijke ordening.

Bakema was een representant van het Nieuwe Bouwen maar ook een vernieuwer daarvan. Hij verzette zich tegen de rigide principes van Le Corbusier, de ruimtelijke scheiding van wonen, werken, verkeer en groen, zoals vastgelegd in het handvest van Athene tijdens het CIAM-congres van 1933. Volgens Bakema was de moderne stedenbouw doorgeslagen in haar functionalisme. Doordat de functie van het gebouw de vorm bepaalde, dreigden alle expressie en verbeelding uit het straatbeeld te verdwijnen. Rijen aaneengesloten uniforme woningen en flatgebouwen werden in het naoorlogse Europa in een hoog tempo uit de grond gestampt. ‘Zelden waren de mogelijkheden ruimer, zelden heeft een vak zo gefaald’, schreef hij kritisch in 1961 in het architectuurtijdschrift Forum. De Bijlmer moest toen nog gebouwd worden. 

Jaap Bakema, geboren op het Groningse platteland, was gefascineerd door de ruimte en schreef filosofisch over de verhouding van het individu tot zijn omgeving. Wat ben ik, wie ben ik en waar ben ik op deze aarde en in deze kosmos?Het waren voor hem centrale bestaansvragen. De titel van de biografie Totale ruimte verwijst hiernaar. Bakema was vooruitstrevend en wilde bouwen voor een open, niet meer verzuilde samenleving en stelde daarin de wijk en de ontmoeting van mensen centraal. Ongeacht achtergrond en inkomen moest iedereen in Bakema’s ontwerpen kunnen wonen. Door een wijk consistent uit laag-, middelhoog- en hoogbouw te laten bestaan, met diverse woningtypen en flexibele plattegronden, was keuzevrijheid mogelijk en konden gemengde woonwijken ontstaan. Bakema zag architectuur niet in de eerste plaats als kunst, maar als een middel om mensen samen te brengen. In de uitbreidingswijk ’t Hool in Eindhoven experimenteerde hij al in de jaren 1960 met bewonersinspraak. Bakema vond de relatie tussen gebouw en omgeving minstens zo belangrijk als het gebouw zelf. Met slimme doorzichten verbond hij de buitenruimte met de binnenruimte. Hij had veel eerder dan zijn tijdgenoten oog voor de belangen van natuur en milieu en paste zijn ontwerpen aan op al aanwezige bomen. Zijn leven en werk zijn in een boeiend, rijk geïllustreerd verhaal vastgelegd. Annette Jansen heeft een prachtige biografie geschreven over een bevlogen stedenbouwer.
Door Aart Jonker

Tussen exploitatie en bescherming

  • Van Dijck, P., & Pfaeltzer, S. De toekomst van het Amazonewoud. LM Publishers, 192 p., € 24,50.

Sting, Leonardo di Caprio: het zijn grote namen die opkomen voor de Amazone en haar inheemse bewoners. Ze passen in een traditie van beschermers uit Brazilië zelf. Zo legde Cândido Rondon rond 1900 duizenden kilometers telegraaflijnen aan door het regenwoud, nam deel aan ontdekkingsreizen en droeg aldus bij aan de openlegging van het Amazonegebied. Maar door de contacten die hij kreeg met inheemsen, werd hij hun beschermer. Iets vergelijkbaars overkwam later de gebroeders Villas-Bôas: zij waren lid van de Roncador-Xingu-expeditie en ontwikkelden zich door ontmoetingen met Indianen tot hun pleitbezorgers. Institutionele steun is er de afgelopen decennia ook gekomen: de Europese Unie heeft regels die de import van soja, rundvlees en hardhout uit (illegaal) ontbost gebied verbieden en de Boliviaans milieuorganisatie Alerta Verde heeft schooltuintjes opgezet om scholieren te leren het regenwoud te waarderen. Dat is nodig: veel kinderen van migrantenouders wonen in het Amazonegebied, maar komen zelden of nooit in het regenwoud. Ze beschouwen dat eerder als gevaarlijk dan als iets om te beschermen.

Ik ontleen bovenstaande voorbeelden aan De toekomst van het Amazonewoud, geschreven door ruimtelijk econoom Pitou van Dijck. Het is zijn tweede boek over het gebied. Het eerste, Naar het einde van de Amazone, was een reisverhaal (besproken in Geografie, juni 2020). Het nieuwe boek biedt vooral een overzicht van wat er speelde en speelt in deze regio. Meer dan de titel suggereert, gaat het ook over het verleden. Het opent obligaat met Columbus en heden – mijnbouw, aanleg van dammen en wegen, houtkap – maar ook herbebossing, duurzame boslandbouw, natuurparken en reservaten. Van Dijck laat mooi zien hoe exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen van het Amazonegebied en protectie van het gebied en de inwoners kracht en tegenkracht zijn. Soms heeft exploitatie de overhand (ten tijde van Bolsonaro bijvoorbeeld, president tussen 2019 en 2022), soms winnen de beschermende tegenkrachten (in de jaren dat Lula president was, 2003-2010, en is sinds 2023).

Van Dijcks teksten zijn voorzien van kleurenillustraties door beeldend kunstenaar Saskia Pfaeltzer. Een heel gelukkige combinatie vind ik het niet. Als geograaf mis ik kaarten en ik kan me goed voorstellen dat ook andere lezers graag meer afbeeldingen hadden gezien. Zo heeft Van Dijck veel aandacht voor de verbeelding van het gebied door schilders en botanische tekenaars in de koloniale tijd en van filmers en fotografen uit de 20e eeuw. Hun schilderijen, tekeningen en foto’s krijgen we echter niet te zien.  

Amsterdam: van armlastig naar welvarend

  • Boterman, W., & Van Gent, W. Making the Middle-class City. The politics of gentrifying Amsterdam. Palgrave Macmillan, 246 p., 17 pond (ebook), 142 pond (hardcover).   

In de jaren dat ik in Amsterdam woonde (tussen 1973 en 1984) was de stad overwegend arm, in de greep van de-industrialisatie, verlies van inwoners door suburbanisatie en een machtige PvdA – sinds 1946 leverden de socialisten steevast de burgemeester. Het leeuwendeel van de woningen was in handen van woningcorporaties; stadsvernieuwing was bedoeld voor de zittende bevolking.

Hoe anders is het nu. Vooroorlogse arbeiderswijken zijn gegentrificeerde woonmilieus voor hogere en middeninkomens geworden, fabrieksarbeiders hebben plaatsgemaakt voor dienstverleners, de etnische diversiteit en het inwonertal zijn sterk gegroeid. Die omslag is ook electoraal zichtbaar geworden, misschien wel het meest bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Toen werd D66 de grootste partij (van zeven naar veertien zetels) en zakte de PvdA van vijftien naar tien zetels. En vier jaar later werd Femke Halsema van GroenLinks de burgemeester.

Willem Boterman en Wouter van Gent, – beiden stadsgeografen aan de Universiteit van Amsterdam, analyseren deze ontwikkelingen in de hoofdstad tussen ongeveer 1980 en 2015 in Making the Middle-class City. Ze doen dat aan de hand van veel ambtelijke statistieken en eerder onderzoek van henzelf en universitaire collega’s. De meerwaarde van het boek ligt vooral in het conceptuele model dat ze gebruiken: de ‘socio-politieke cyclus van stedelijke transformatie’. Sociaal-ruimtelijke veranderingen leiden tot electorale verschuivingen; in gegentrificeerde wijken winnen D66, GroenLinks en VVD aan steun, ten koste van de PvdA. Nieuwe partijen op het pluche betekenen ook nieuw stedelijk politiek en beleid; stadsvernieuwing à la Jan Schaefer (‘bouwen voor de buurt’) maakt plaats voor stedelijke vernieuwing naar neoliberaal model. Politici en beleidsambtenaren raken in een spagaat: ze juichen gentrificatie toe, maar steunen ook het ideaal van een ongedeelde stad. Het nieuwe beleid wordt zichtbaar in hoe de woningmarkt functioneer en in ruimtelijke strategieën die weer sociaal-ruimtelijke ontwikkelingen op gang brengen. En zo is de cirkel rond.

Het model geeft de studie eenheid en samenhang. De beschreven trends zijn voor wie in Nederland een beetje de stedelijke ontwikkelingen heeft gevolgd, niet erg verrassend. Het boek lijkt vooral bestemd voor de internationale markt en in het bijzonder universitaire bibliotheken. Jammer is de geringe visuele kwaliteit. Er zijn twee globale overzichtskaartjes, maar gedetailleerde kaarten van bijvoorbeeld de Sint Anthoniebreestraat en de Van der Pekbuurt in Amsterdam-Boord (beide krijgen in korte casestudies aandacht) ontbreken, net als foto’s van het oude en het nieuwe Amsterdam. 

Migratiemythen ontmanteld

  • De Haas, H. Hoe migratie echt werkt. Het ware verhaal over migratie aan de hand van 22 mythen. Spectrum, 518 p., € 25.

Om maar meteen van wal te steken: zelden heb ik een boek met zo veel instemming gelezen. ‘Precies, zo zit het’, dacht ik na het lezen van weer een hoofdstuk uit Hoe migratie echt werkt. De schrijver is Hein de Haas, in 1995 afgestudeerd als milieugeograaf en tegenwoordig hoogleraar sociologie aan de UvA. Hij heeft internationale faam opgebouwd als hoofdauteur van de 6e editie van het leerboek The Age of Migration; International Movements in the Modern World (2020).

In zijn nieuwe boek neemt De Haas de lezer mee naar het mijnenveld van mondiale emigratie en immigratie. Hij doet dat bedachtzaam, zonder te zwartepieten of te preken, aan de hand van 22 mythen. Je hoeft het boek niet van a tot z door te nemen, afzonderlijke hoofdstukken in een eigen volgorde lezen kan heel goed.

Migratiemythen zijn voor De Haas krachtige opvattingen die vaak het publieke debat domineren. Denk aan ‘we hebben geen arbeidsmigranten nodig’, ‘immigratie doet de criminaliteit stijgen’ of ‘klimaatverandering zal tot massamigratie leiden’. Hoe (on)juist zijn deze uitspraken? De Haas ontmantelt ze stap voor stap. Hij combineert op overtuigende wijze een groot analytisch vermogen, heldere argumenten en harde (onderzoeks)data, zonder schuldigen te zoeken of aan te wijzen. Het afsluitende hoofdstuk heeft als hoopvolle titel ‘De weg voorwaarts’, zonder dat het snelle oplossingen voor de problemen biedt. Volgens De Haas bestaan die ook niet. Steeds meer zijn we verstrikt geraakt in een netwerk van de politieke wens om immigratie te beheersen, het economische verlangen naar (meer) arbeidsmigranten en de internationale regels omtrent mensenrechten. Zie daar maar eens aan te ontkomen.

Hoe migratie echt werkt is een uitstekend boek, warm aanbevolen. Een beetje jammer is wel dat in de Nederlandse uitgave[r1]  geen ruimte is gemaakt voor een afzonderlijk hoofdstuk over migratievraagstukken in Nederland, al wordt wel regelmatig verwezen naar ons land. Lastig is ook dat in het omvangrijke pakket noten (45 pagina’s) literatuur per hoofdstuk in eindnoten wordt vermeld. Het opzoeken van een specifieke bron wordt zo een stevige speurtocht.
Door Otto Verkoren