Boeken 2025 | 4

2 mei 2025
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie 2025 | 4
Boeken
Opinie

Pas verschenen

  • Jullien, F. Landschap (be)leven. Wat de rede niet kan bevatten. Noordboek, 222 p., € 27,90.

Menig geograaf zal de klassieker Filosofie van het landschap (1970, sindsdien vele malen herdrukt) van Ton Lemaire in de boekenkast hebben staan. Veel academischer maar over hetzelfde onderwerp schreef de Franse filosoof en sinoloog François Jullien Vivre de paysage (2014), dat nu vertaald is en van toelichtingen voorzien door Anneke van der Meer-van Berne en Anne-Lise Ruijs. Jullien bekritiseert de westerse afstandelijke manier waarop we naar het landschap kijken en zoekt inspiratie in de Chinese filosofie. Geen gemakkelijke kost. 

  • Dekker, D. Het eeuwige vuur. Honderd jaar staal aan de Noordzee. Alfabet, 380 p. + 16 p. foto’s, € 25.

Na Saskia Sluiters De staalwoestijn (besproken in Geografie 2025-2) verscheen nu ook van Daan Dekker (bekend van zijn boek over de Bijlmer, De betonnen droom) een geschiedenis van de hoogovens in IJmuiden. Meer dan de technische kant staan mensen centraal die op een of andere wijze verbonden waren of zijn met de fabriek.

  • Brotton, J. Noord, oost, zuid, west. Een ontdekkingsreis. De Bezige Bij, 240 p. + 16 p. foto’s, € 25.

‘Er zijn’, schrijft Jerry Brotton in Noord, oost, zuid, west, ‘samenlevingen geweest die het zuiden of oosten bovenaan plaatsten’, maar de meeste kaarten hebben het noorden aan de bovenkant. Brotton, hoogleraar renaissancestudies in Londen en historisch cartograaf (hij is de auteur van Een geschiedenis van de wereld in twaalf kaarten) vertelt het verhaal ‘waarom het noorden bepalend is geworden voor hoe we naar de wereld kijken’. Een in de werkelijkheid aanwezige reden voor deze conventie ontbreekt: de vier richtingen zijn ‘bedacht en cultureel bepaald’. Het hadden er ook meer of minder kunnen zijn. Veel aandacht voor de rol van taal en associaties. Het westen bijvoorbeeld heeft nooit bovenaan gestaan, want dat staat voor sterfelijkheid – de zon gaat er onder.

  • Buitelaar, E. Een deskundige nationale ruimtelijke ordening. WRR, 40 p., www.wrr.nl.

Sinds de eeuwwisseling heeft de nationale ruimtelijke ordening het moeilijk. Er trad een ‘de-institutionalisering’ op, met als dieptepunt het opheffen van het ministerie van VROM in 2010. Er is een gebrek aan visie en regie, aan inhoudelijk krachtige verhalen over de noodzakelijke ombouw van Nederland. Een gebrek ook aan ‘kennis van en gevoel voor uitvoering’. Gevolg is bijvoorbeeld dat Nederland werd overvallen door een wildgroei aan distributiecentra (de beruchte verdozing van het landschap). Edwin Buitelaar, hoogleraar planologie aan de UU, eindigt zijn bedachtzame essay met een ‘blik op de toekomst: wat zijn de institutionele voorwaarden voor een deskundiger ruimtelijke ordening?’

  • Van Lanen, R. e.a. (red.). De logica van het landschap. Opstellen over archeologie, ecologie en geschiedenis. Verloren, 446 p., € 45.
  • Groenewoudt, B. Landschap natuurlijk. Ecologische landschapsgeschiedenis in hedendaags perspectief. Oratie RU Groningen, 37 p., beschikbaar op internet.

Ter gelegenheid van zijn afscheid als senior-onderzoeker landschapsecologie bij de Raad voor het Cultureel Erfgoed kreeg Bert Groenewoudt (1957) een vriendenboek aangeboden met 31 bijdragen. Zoals altijd is de variatie aan onderwerpen in zulke bundels groot; op de website van uitgeverij Verloren is de inhoudsopgave te vinden. Interessant voor historisch-geografen met een interdisciplinaire belangstelling. Groenewoudt zelf komt aan het woord in zijn oratie; in 2023 werd hij benoemd in Groningen op de leerstoel ecologische landschapsgeschiedenis.

Signalementen

Oorlogskaarten

  • Black, J. De Tweede Wereldoorlog in 100 kaarten. Tree Books & Pelckmans, 256 p., gebonden, € 49,50.

‘Net als bommenwerpers en onderzeeboten zijn kaarten in tijden van oorlog onontbeerlijke strijdmiddelen.’ Met dit citaat uit 1942 van de Amerikaanse geograaf John Wright opent de Britse historicus Jeremy Black zijn boek met honderd kaarten uit de jaren 1939-1945. Anders dan in de Atlantikwall Atlas (zie Geografie 2025-4) gaat het dus niet om nieuw getekende maar om destijds gemaakte kaarten. Voor de oorlogsvoering hebben alle partijen er honderden miljoenen gedrukt en verspreid. Daarnaast namen kranten kaarten van oorlogsgebieden op en kochten burgers meer dan ooit kaarten om de gang van zaken te volgen. In het Witte Huis kwam een kaartenkamer waar president Roosevelt een enorme globe kon bestuderen. Ook premier Churchill had zo’n 350 kilo wegende wereldbol. Britten stonden desgevraagd vooroorlogse foto’s en ansichtkaarten van potentiële invasiestranden af. Ook luchtfoto’s en Michelin-kaarten waren onmisbaar. Een succesvolle invasie vergde een intieme kennis van het landschap. In het Normandische coulisselandschap konden verdedigers makkelijk dekking zoeken. Geallieerde stafkaarten gaven dan ook heggen, muurtjes en omheiningen aan. 

Uit de immense kaartenberg heeft Black er honderd gekozen en uitvoerig toegelicht. De kaarten – overwegend gemaakt door Amerikanen, Britten en Duitsers – zijn fascinerend, de begeleidende teksten informatief maar soms wat stroef geschreven of vertaald. Black onderscheidt zeven categorieën: geopolitieke kaarten; strategische (kleinschalig), operationele (tussenmaat) en tactische kaarten (grootschalig); kaarten die de slagvelden in Europa of de Pacific laten zien; propagandakaarten (waaronder twee Japanse) en kaarten die de mogelijke inrichting van de naoorlogse wereld afbeelden. Sommige ontroeren: bijvoorbeeld de vluchtkaart die Britse krijgsgevangenen – opgesloten in een kamp nabij Braunschweig – in het geheim maakten, en de op zijde gedrukte ontsnappingskaarten die RAF-bemanningsleden meekregen. Om neergeschoten vliegers te helpen terugkeren.   

Toeristische beelden van Amsterdam

  • Van Ginneken, S. De toeristische blik op Amsterdam: de stad als ‘sight’ en ‘site’, 1840-2000. Proefschrift UvA, 333 p., digitaal beschikbaar.
  • Van Ginneken, S.  Amsterdam door vreemde ogen. Toeristenstad in wording. Prometheus 368 p., € 32,50.

Rond 1900 veranderde de blik waarmee toeristen keken, onder meer dankzij de opkomende fotografie. Zij keken voortaan als het ware met de ogen van een fotograaf naar markante gebouwen. Was de Eiffeltoren een foto waard? Hun beeld van Parijs was al voor hun bezoek gevormd door prentbriefkaarten van de stad. Door romans ook: je kijkt anders naar de kathedraal als je De klokkenluider van de Notre-Dame hebt gelezen. Reisgidsen sturen eveneens je blik; ze vertellen je wat de moeite van het bekijken waard is.

Deze en andere stellingen, maar dan onderzocht voor Amsterdam, zijn te vinden in de dissertatie van Sophie van Ginneken. Amsterdam door vreemde ogen is de publieksversie. Zij analyseert met veel gevoel voor detail hoe meer dan honderd reisgidsen uit de jaren 1840-2000 Amsterdam beschrijven. Hoe evolueert in deze periode de toeristische blik op de hoofdstad? Uiteraard verandert de fysieke stad (de stad als site) in die 160 jaar, maar ook, zo blijkt, het toeristische beeld van Amsterdam als bezienswaardigheid (de stad als sight). Rond 1840 maken trein en stoomboot het reizen gemakkelijker en verschijnen de eerste toeristische gidsen. Engelsen bijvoorbeeld raadplegen de gids van John Murray, die veel interesse heeft in geologie en geomorfologie en Amsterdam presenteert als een Hollandse waterstad. Voor toeristen in de periode 1840-1885 is Amsterdam het ‘Venetië van het Noorden’.

Aldus Van Ginneken, die laat zien hoe aan het einde van de 19e eeuw het beeld verandert. Amsterdam is niet langer primair een water- en havenstad, maar vooral een kunst- en cultuurstad, ‘de stad van Rembrandt’. Dat is te danken aan een verandering in de site: in 1885 opent het Rijksmuseum zijn deuren en op slag is dit ‘de belangrijkste bezienswaardigheid van de stad én het land’. Maar het komt ook door een veranderende blik: net als in Parijs kijken toeristen in de 20e eeuw met andere ogen dan in de 19e eeuw. Van Ginneken noemt dit haar belangrijkste conclusie: ‘Niet de stad zelf, maar de toeristische blik erop bepaalde het toeristische beeld van Amsterdam.’ 

Dat wordt volgens haar het meest duidelijk rond 1970. De fysieke stad verandert in die jaren nauwelijks, maar het dominerende toeristische beeld ervan wel: de ‘stad van Rembrandt’ wordt de ‘tolerante stad uit de Gouden Eeuw’. In de rangorde van bezienswaardigheden dalen het Rijksmuseum en het Paleis op de Dam. In opkomst zijn de grachtengordel (te bezoeken met een rondvaart) en volksbuurten als de Jordaan en de Pijp. Ik herken dat wel: in Parijs bezocht ik Montparnasse, niet de Eiffeltoren of de Sacré-Coeur.   

Veluwe en de Geul

  • Van der Ziel, T. Atlas van de Veluwe. WBooks, 176 p., € 29,95 (hardback).
  • Huijser, W., & Bosch, J. Eeuwig landschap. In het voetspoor van Eli Heimans’ Uit ons Krijtland. Noordboek, 224 p.,  € 24,90.

Geograaf en Veluwenaar Tjirk van der Ziel zocht in archieven naar bijzondere historische afbeeldingen en nooit eerder gepubliceerde kaarten van (delen van) de Veluwe. In het Gelders Archief in Arnhem vond hij de meeste. Voorzien van uitgebreide toelichtingen en afgewisseld met citaten uit oude reisverslagen, zijn ze opgenomen in de Atlas van de Veluwe. Van der Ziel bracht ze onder in acht hoofdstukken: stuwwallen, de Veluwezoom, de Gelderse Vallei, de Zuiderzeekust, heidevelden, stuifzanden, oude bossen en parken van buitenplaatsen. Het boek opent met een poëtische ‘ode aan de Veluwe’ waarin de landschapsgeschiedenis voorbijkomt; Van der Ziel schrijft beeldend.

Elk hoofdstuk heeft een introductie op de hoofdlijnen. Zo komen in het stuwwallenhoofdstuk de sprengen en watermolens aan de orde. In het Zuiderzeekusthoofdstuk de historische stadjes Elburg, Harderwijk en Nijkerk. Actuele problemen die op de Veluwe spelen, komen niet in beeld, afgezien van de verdroging. ‘Historische atlas van de Veluwe’ was een correctere titel geweest. Het boek is tevens voorzien van mooie dronefoto’s, informatieve fysisch-geografische blokdiagrammen, gedetailleerde hoogtekaarten, thematische kaarten en – in samenwerking met lokale historische verenigingen – cultuurhistorische vooruitblikken naar 2050, rekening houdend met het veranderende klimaat. Wie nog meer wil weten over het water kan terecht bij een podcast die bij het boek hoort, De Veluwe stroomt van Wim Eikelboom.

Een ander iconisch landschap is het Geuldal. Over dit gebied publiceerde Eli Heimans samen met Thijsse, natuurbeschermer van het eerste uur, in 1911 Uit ons Krijtland. Hij vertelt daarin over zijn wandelingen vanuit het dorpje Epen door het Geuldal met bijzondere flora als het zinkviooltje. In Eeuwig Landschap lopen Wim Huijser en Jeroen Bosch er opnieuw, met Heimans’ boek in de hand. Lokale deskundigen wandelen mee. Zo ontmoeten ze fysisch geograaf Harrie Winteraeken, die constateert dat ‘het Heuvelland natuurlijk geen heuvelland’ is, maar ‘een plateaulandschap met dalen erin’. En historisch geograaf Henk Baas, die stelt dat het gebied ‘na Heimans’ komst heel snel een recreatielandschap is geworden’, volgens Baas de ‘grootste verandering’. Leuk boek voor Geul-liefhebbers, jammer dat een kaart uit Heimans’ tijd en een actuele kaart ontbreken.