Boeken 2025 | 9
Pas verschenen
- Rozema, H. Tijd is een leeuwerik. Reizen langs de rafelranden van Nederland. Noordboek, 192 p., € 22,90.
‘Steden en dorpen met krassen en butsen hebben ons meer te vertellen dan luxe, rijke winkelsteden, die vaak blasé en wezenloos zijn.’ Aldus journalist Hilbrand Rozema die plaatsen met ‘blauwe plekken’ bezocht, zoals Den Helder, zwaar gebombardeerd in de oorlog. Zijn reisverhalen verschijnen al 25 jaar in het Nederlands Dagblad. In Tijd is een leeuwerik zijn er daarvan tachtig gebundeld. Kleine, vaak ontroerende verhalen over mensen, landschap, natuur, oorlog, rivieren en geschiedenis aan de (rafel)randen van Nederland, maar ook in de Randstad. Bijvoorbeeld over woonwagenbewoners in Zwolle die geen staanplaats meer hebben, of over een groep Grieks-orthodoxen in Nijmegen die op 6 januari Theophania vieren. De Waal vervangt er de Jordaan.
- De Hoog, M. Stadsontwikkeling Amsterdam 1975-2025. nai010, 248 p., e-book € 37,95.
In 1975 telde Amsterdam 271 duizend woningen, in 2025 waren dat er 481 duizend. In die halve eeuw ontwikkelde A’dam zich van een sjofele, krimpende stad tot een bloeiende en groeiende metropool. Stedenbouwkundige Maurits de Hoog toont en bespreekt in zijn nieuwe boek de fysieke stad, de veranderingen in de gebouwde omgeving. Tientallen cases zijn geordend in vijf categorieën. In ‘Vernieuwing van de stad’ gaat het bijvoorbeeld om de omvorming van de tramremise nabij de Kinkerstraat tot De Hallen. ‘Laagbouw in de stad’ gaat over onder meer de bouw van Nieuw Sloten, ‘Waterstad’ over de metamorfose van de IJ-oevers. ‘Zuidwaarts’ behandelt bijvoorbeeld de aanleg van Station Bijlmer Arena en ‘Supercluster binnenstad’ pakweg de transformatie van het Museumplein, ‘tot 1997 de kortste snelweg van Nederland’. Veel beeldmateriaal en achtergrondinformatie; ook beschikbaar in een Engelse editie.
Signalementen
Een rivier die van de kaart verdween
- Macfarlane, R. Leeft een rivier? Athenaeum-Polak & Van Gennep, vertaling Nico Groen, 416 p., € 30.
Er staat een vraagteken in de titel, maar eigenlijk is dat overbodig. Voor de Britse natuurschrijver Robert Macfarlane leven rivieren uiteraard, tenzij ze door overexploitatie en vervuiling gestorven zijn. Hij is aanhanger van de natuurrechtenbeweging, die de natuur ziet als een geheel van levende wezens die bescherming verdienen en rechten hebben. In Leeft een rivier? neemt hij de lezer mee naar de bronnen van de Cam, die door zijn woonplaats Cambridge stroomt, maar vooral naar drie rivieren elders. Naar de Río Los Cedros in het nevelwoud van Ecuador, naar de riviertjes die in Chennai uitmonden in de Golf van Bengalen en naar de Mutchekau Shipu (in het Engels de Magpie River) in Oost-Canada, die uitstroomt in de Saint Lawrence-baai. Macfarlane is steeds in gezelschap van lokale gelijkgezinden die strijden voor het behoud of herstel van de rivier.
Op papier genieten de rivieren en hun stroomgebieden een zekere mate van bescherming en rechten, de praktijk is vaak anders. Ecuador heeft natuurrechten verankerd in de grondwet, maar mijnbouwfirma’s azen niettemin op het nevelwoud. In Canada heeft het Innuvolk in samenwerking met ngo’s het voor elkaar gekregen dat de Mutchekau Shipu blijft gevrijwaard van stuwdammen. Voorlopig althans, want Hydro-Québec zit op het vinkentouw; de naburige Romaine is al van dammen voorzien. In Chennai zijn de rivieren op sterven na dood. De delta van de Ennore staat vol smerige industrie. De Indiase regering heeft weliswaar restricties opgelegd aan dit soort industrie, maar die worden ontweken. Op een kaart uit 1997 is de rivier niet meer ingetekend. En een niet bestaande rivier behoeft geen bescherming.
De tochten die Macfarlane met zijn metgezellen onderneemt, zijn fysiek loodzwaar. Hij klimt langs de ceders in het nevelwoud en peddelt de woeste Mutchekau Shipu af. Maar het zijn ook en vooral emotionele reizen. De angst die hij in zijn kajak heeft voor de stroomversnellingen, de vreugde als hij een pasgeboren zeeschildpad veilig naar zee begeleidt, de woede over stinkende dode rivieren. Als mens vereenzelvigt hij zich met het water, het bos, de natuur. Het boek is betrekkelijk summier geïllustreerd (enkele kaarten en foto’s), maar bevat wel een nuttige bibliografie die je wegwijs maakt in de natuurrechtenbeweging en een glossarium.
Vergeten monumenten
- Crawford, J. Wild History. Journeys into Lost Scotland. Birlinn, 258 p. + 48 p. kleurenfoto’s, 13 Engelse pond (pocketeditie).
In 1882 nam het Verenigd Koninkrijk een wet aan om (pre)historische sites en monumenten te beschermen. Bij die wet hoorde een lijst van 68 beschermde objecten, waarvan 21 in Schotland, vooral prehistorische steenkringen en graven. Dat was verre van volledig. Vandaar dat in 1908 een koninklijke commissie aan de slag ging om een meer complete inventarisatie te maken van de Ancient and Historical Monuments and Constructions of Scotland. Aanvankelijk dacht de commissie aan een bureaustudie van oude kaarten en documenten, maar al snel besloot ze tot een veldstudie. Secretaris Alexander Ormiston Curle fietste in de zomer van 1908 zo’n 500 kilometer om 260 sites in Berwickshire te bezoeken. In de jaren daarna bezochten hij en zijn opvolgers de overige 24 Schotse counties. De definitie van monumenten namen zij ook steeds ruimer. Eerst ging het alleen om monumenten van vóór 1707, maar later ook om monumenten uit de tijd van de industriële revolutie. Zo werd in de loop van vele decennia een archief opgebouwd met meer dan 1 miljoen foto’s, kaarten, tekeningen en teksten.
Ik ontleen bovenstaande aan Wild History, een boek dat James Crawford, geïnspireerd door dit archief, schreef over zijn bezoeken aan (pre)historische monumenten in Schotland. Sommige monumenten trekken meer dan een miljoen bezoekers per jaar, zoals het kasteel in Edinburgh. Die vermijdt Crawford. Het gaat hem om plekken die vergeten en verlaten zijn, overwoekerd vaak op afgelegen locaties. Een Romeinse weg in de Borderlands, een scheepswerf van de Vikingen op Skye, een schuilhut op Staffa, een oude brug in the middle of nowhere, een verdedigingslinie tegen Duitse invallen nabij Edinburgh, een oude granietmijn op Ailsa Craig. Crawford bezoekt in totaal 55 plekken, verdeeld over 4 categorieën: plekken waar gewerkt werd (‘worked’), die een spirituele betekenis hadden (‘sacred’), die te maken hadden met conflicten (‘contested’) en plekken waar gewoond werd (‘sheltered’). Een geweldig boek. Wie maakt zoiets voor Nederland?
Bouwen aan een beter Nederland
- Milikowski, F. Contouren van een nieuw land. Over pioniers, toekomstbouwers en het Nederland van morgen. Atlas Contact, 261 p., € 23.
In maart 2024 kreeg de Stichting Grote Barbara de Barbarakerk in Culemborg in bezit. Sindsdien ontwikkelt de stichting het gebouw tot een ontmoetingspunt van alle Culemborgers. De kerk maakt deel uit van wat geograaf en journalist Floor Milikowski de sociale infrastructuur noemt: ‘fysieke plekken die sociale samenhang faciliteren’. Een goede sociale infrastructuur draagt bij aan een gezonder en gelukkiger leven van mensen. Er gebeurt veel meer in Culemborg. Tal van lokale initiatieven dragen bij aan ‘een verhaal over vooruitgang, hoop en de menselijke kracht om te veranderen als de omstandigheden daarom vragen’. Milikowki sprak de afgelopen tien jaar op tal van plekken met ‘pioniers’ en ‘toekomstbouwers’ (als individu of in samenwerking met anderen in bijvoorbeeld een coöperatie). Ze las relevante literatuur (zoals Bowling Alone van Robert Putnam, en over ecomodernisme) en schreef erover in De Groene Amsterdammer. Haar reportages en aanvullingen daarop bundelde ze in Contouren van een nieuw land.
Het meest geslaagde deel van haar boek gaat over Culemborg. Ze neemt de ruimte om te laten zien hoe daar nieuwe sociale en ecologische wegen worden ingeslagen die van het provinciestadje aan de Lek een betere plek maken om te leven. Dat doet ze ook voor een profiel van Pieter van der Valk, die zijn melkveebedrijf bij Workum geschikt maakt voor kringlooplandbouw en via de stichting Agricycling andere boeren hiervoor enthousiasmeert. Ook andere plaatsen komen voorbij, maar helaas vluchtig. Zo bezoekt Milikowski het dorp Holwerd (wordt dat ooit Holwerd aan Zee?), het NDSM-terrein (op de voormalige scheepswerf wordt gewerkt aan NDSM Maakstad), Terp van de Toekomst (buitendijks gelegen in de Friese kwelders) en de IJmondregio (wat is mogelijk als Tata Steel ooit de poorten sluit?). Graag had ik daarover – net als over Culemborg en Van der Valks bedrijf – meer gelezen. De visies en projecten van Floor Alkemade (tot 2021 rijksbouwmeester en auteur van het spraakmakende essay De toekomst van Nederland) en Daan Roosegaarde (uitvinder van onder andere de Smog Free Tower) kennen we wel. Het zijn de idealen, plannen en activiteiten van onbekende pioniers die het meest tot de verbeelding spreken en uitnodigen om zelf ook aan de slag te gaan.
Aardrijkskundige stijfkoppigheid
- Thijsse, Jac.P. Nu ga ik er eens op uit. Wandeldagboeken 1884-1898. Rainbow, 240 p., € 15.
Mijn grootvader noteerde in zijn opschrijfboekje 17 vogelsoorten die hij op 3 juni 1951 zag in het Amsterdamse Bos. Aldus ons familieboek. Hij stond daarmee in een traditie die teruggaat op Jac.P. Thijsse. Die was in 1884 begonnen met het noteren van de planten en dieren die hij tegenkwam op zijn wandelingen in het weidse, nog niet verstedelijkte ommeland van Amsterdam, de duinen, polders, plassen en bossen. Als jonge onderwijzer nam hij soms zijn leerlingen uit de Jordaan mee, maar hij wandelde ook graag alleen of samen met collega-onderwijzer Eli Heimans. Zijn natuurobservaties uit 1884-1887 en 1894-1898 zijn bijeengebracht en toegelicht door bioloog en Thijsse-specialist Marga Coesèl in Nu ga ik er eens op uit. Het is een heruitgave als goedkope maar verzorgde pocket en overvloedig geïllustreerd met tekeningen (de meeste in kleur) die Thijsse en zijn tijdgenoten maakten.
Behalve de wandeldagboeken bevat het een minibiografie van Thijsse en enkele artikelen uit De Levende Natuur, het tijdschrift dat Thijsse en Heimans in 1896 begonnen: verslagen van een tocht over de Zuiderzee, een wandeling in Zuid-Limburg en een week in ‘vogelparadijs’ Texel. Op dat eiland was hij in 1890 benoemd tot schoolhoofd. Later, in 1927, zou hij in zijn Verkade-album over Texel schrijven, waarvoor hij het eiland eerst in twee dagen rondde. Coesèl citeert uit het album: hij deed dat ‘uit een soort van aardrijkskundige stijfkoppigheid en om eens iets compleets te verrichten’. Thijsse was toen biologieleraar op het Kennemer Lyceum in Overveen, maar hij zou ook een geweldige aardrijkskundedocent zijn geweest.