Boeken Geografie maart 2022

1 maart 2022
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie maart 2022
Boeken
recensie
Opinie

Signalementen

IJswerelden

  • De Kluyver, A. Niemandsland. Een Antarctische ontdekkingsreis. Unieboek/Het Spectrum, 382 p., € 23 (gebonden).
  • Kuipers Munneke, P., & Van Calmthout, M. Alles smelt. De wereld van het ijs in een veranderend klimaat. Lias, 240 p., € 20.

In 1938 bestelde de Duitse fysisch geograaf Ernst Herrmann bij vliegtuigbouwer Dornier vijfhonderd aluminiumpijlen met hakenkruis en twintig hakenkruisvlaggen. Het plan was dat twee vliegboten deze pijlen en vlaggen zouden afwerpen boven een kustgebied van Antarctica. Ze moesten zich 30 cm in het ijs boren. De operatie slaagde. Het zo geannexeerde gebied werd Neuschwabenland gedoopt. Terug in Kaapstad ontving het expeditieteam, waarvan Herrmann plaatsvervangend leider was, een felicitatietelegram van Göring. De reden voor deze reis: nazi-Duitsland droomde van autarkie, maar dat lukte niet met vetten. Duitse margarinefabrieken moesten walvisolie importeren. Neuschwabenland diende daarom de basis te worden van de Duitse walvisvaart. Het leidde overigens tot niets; de Noren hadden het gebied al eerder geclaimd en acht maanden later brak de Tweede Wereldoorlog uit.

Het is een van de vele verhalen die Adwin de Kluyver vertelt in Niemandsland. Eerder publiceerde hij twee lovend ontvangen boeken over het (hoge) Noorden: Terug uit de witte hel (2015) en Het gedroomde Noorden (2018). Niemandsland is het vervolg op dat laatste boek. De Kluyver doet verslag van een zeilreis naar Antarctica, als opstapper op de driemaster Europa. Je kunt maar op een paar plekken in Antarctica aan land, maar daar is de mens dan ook niet te missen. Circa duizend mensen, vooral wetenschappers, verblijven er semipermanent, verspreid over 65 onderzoeksnederzettingen.

Zijn reisnotities wisselt De Kluyver af met verhalen over eerdere expedities: beroemde als die van Amundsen en Scott, maar ook vergeten (en half mislukte) reizen als die van de Japanner Nobu Shirase in 1911. Ook poolfantasten boeien hem: de 19e-eeuwse Amerikaan John Cleves bijvoorbeeld die overtuigd was dat de aarde hol was. Via de polen zou die binnenkant bereikbaar zijn. Of de Rus Brjoesov, die in 1905 De Republiek van het Zuiderkruis publiceerde, waarin hij een stad op Antarctica ontwierp die een utopie leek, maar een dystopie was. Ook leeft De Kluyver zich in dieren in: albatrossen, pinguïns en sledehonden. Die liet Amundsen zonder enige wroeging na duizenden kilometers slachten. Niemandsland is een origineel en fascinerend boek, verzorgd uitgegeven.

Meer ijs in Alles smelt, waarvan Peter Kuipers Munneke de hoofdauteur is. Behalve weerman bij het NOS Journaal en NPO-Radio 1 is hij als glacioloog verbonden aan de Universiteit Utrecht. Samen met Martijn van Calmthout, natuurkundige en vele jaren chef van het wetenschapskatern van de Volkskrant, schreef hij een publieksboek over het (smeltende) ijs in de wereld – van ‘de gletsjers in Zwitserland en de Himalaya tot de ijskappen van Groenland en Antarctica’. In kaders vertelt Kuipers Munneke uitgebreid over zijn ervaringen met veldwerk in afgelegen witte werelden: de emoties, de tegenslagen, de grootse en desolate landschappen, de tevredenheid als alle instrumenten werken zoals gehoopt. Prachtige foto’s illustreren de gedegen teksten.

Steden en trekvaarten

  • Wellenberg, M., & Van der Zee, A. (Red.). Atlas van de trekvaarten in Zuid-Holland. Thoth, 192 p., gebonden, € 34,95.
  • Berendse, M., & Brood, P. Historische stadsatlas. Nederland stedenland. WBooks, 224 p., gebonden, € 34,95.

Twee rijkelijk geïllustreerde publieksboeken over historisch-geografische onderwerpen: een boek dat naar ruimte, tijd en thema ‘smal’ is (trekvaarten in Zuid-Holland sinds de 17e eeuw) en een ‘breed’ boek (steden in Nederland sinds de Romeinse tijd). Bij een vergelijkbare omvang leidt het logischerwijs tot een boek met diepgang op een klein terrein en een boek met een breed maar ondiep overzicht.

De lezer vaart met Marloes Wellenberg en Ad van der Zee mee op de trekvaarten van Amsterdam naar Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft, Rotterdam, Gouda, Gorkum en Utrecht. In de 17e eeuw was de trekschuit even innovatief als de hogesnelheidslijn (HSL) van onze tijd. Steden investeerden grote bedragen in de aanleg van trekvaarten en bijbehorende infrastructuur, zoals wacht- en tolhuisjes, jaagpaden, bruggetjes, overstappunten en paardenstallen. Anders dan de al langer bestaande beurtveren, die afhankelijk waren van de wind, voeren trekschuiten stipt op tijd. Bovendien waren ze betaalbaar, ook voor gewone mensen, boden ze comfort en voeren ze frequent. Geen buiswater, geen gehots en gebots meer in koetsen op onverharde wegen, en op de drukste trajecten vertrok elk half uur een boot. Een nadeel bleef: reizigers die overstapten, moesten vaak de hele stad door. Zo dienden passagiers uit Amsterdam op weg naar Leiden Haarlem van oost naar west te doorkruisen: van het eindpunt van de trekvaart uit Amsterdam naar het beginpunt van de trekvaart naar Leiden bij de Raaksbrug. Voor het boek gemaakte hedendaagse kaarten brengen de topografie van steden en verbindingen helder in beeld. Jammer genoeg ontbreekt zo’n kaart voor Utrecht; dat heb je met een door de provincie Zuid-Holland gesubsidieerd boek.

Vooral in de gouden eeuw werd van de trekschuiten volop gebruik gemaakt. Zo vervoerde de trekschuit tussen Haarlem en Leiden in 1660 149 duizend passagiers. In de 18e eeuw, met een stokkende economie, daalden de aantallen reizigers. Buitenlanders, die voorheen heel lovend waren, werden kritischer. De trekschuit verloor aan elan, werd iets van het verleden. In de 19e eeuw kwam de nekslag: tegen de trein kon de boot niet op.

De auteurs vertellen een in grote lijnen bekend verhaal over trekvaarten, maar presenteren veel nieuwe details die het boek ook lezenswaardig maken voor kenners. De Historische stadatlas biedt voor ingewijden minder nieuws; ik vind het boek minder verrassend en origineel dan de eerder verschenen Historische streekatlas van Nederland, ook gemaakt door Martin Berendse en Paul Brood en besproken in Geografie, januari 2021. Toch valt er veel te genieten, dankzij fraaie afbeeldingen en teksten die even informatief als bondig zijn. Het materiaal is chronologisch geordend in vijf hoofdstukken, van de ‘opkomst van de steden (tot 1500)’ tot ‘de moderne stad (1945-nu)’. Elk hoofdstuk bestaat uit vijftien dubbele pagina’s waarin steeds één onderwerp wordt besproken in circa driehonderd woorden plus vier illustraties. Voor het eerste hoofdstuk zijn dat onderwerpen als ‘verzande en verdwenen steden’ en ‘de oudste stadsrechten’, voor het laatste ‘de kantoorstad’ en ‘stadsvernieuwing’. De hoofdstukken worden afgewisseld met miniportretjes: 106 steden, van Bolsward tot Zoetermeer, krijgen elk een afbeelding (veelal een historische plattegrond) en een toelichting van 80 woorden. Berendse en Brood voorzien in de komende decennia het ontstaan van een ‘Nederstad’. Ons land wordt volgens hen een dunbevolkte stad, een ‘Metropoolregio Nederland’ met hier en daar een natuurgebied dat meer dan nu het geval is uit water zal bestaan.   

Reizen doe je niet voor de lol

  • Volkers, K. Groeten uit Baflo. Niet al te verre reisverhalen. Elmar, 247 p., € 19.

In het decembernummer van Geografie, 1997, verscheen van Frank van Dam (bekend van zijn fietstochten en andere series in dit blad) een verslag van een Elfstedentocht per openbaar vervoer. Medereiziger was Kees Volkers. Was het openbaar vervoer op het platteland inderdaad zo beroerd als altijd werd beweerd? Dat bleek mee te vallen. De kortst mogelijke reis langs de elf Friese steden nam 7 uur en 35 minuten in beslag – slechts 48 minuten trager dan de snelste schaatser, Evert van Benthum in 1985.

Maar Kees Volkers dokterde in 2003 een nog snellere ov-route uit en voltooide de reis in 5 uur en 5 minuten. Hij berichtte erover in de Volkskrant, en zijn verhaal is in bewerkte vorm ook opgenomen in Groeten uit Baflo: ‘Alle clichés over het openbaar vervoer in Friesland konden in de prullenbak: dit was een fantastische prestatie!’

Zulke opgewekte observaties zijn er weinig in Volkers’ boek met (deels eerder gepubliceerde, maar dan wel herziene) ‘kleine, niet al te verre reisverhalen’. Meestal blijft hij in Nederland, soms permitteert hij zich een reis naar het buitenland. In de verhalen overheerst mistroostigheid – er kan, net als in de reisverhalen van Bob den Uyl, heel veel mis gaan. De hitte is verpletterend, zijn fiets is gejat en in Baflo (gelegen aan het enkelsporige lijntje van Groningen naar Roodeschool) is zoals verwacht helemaal niets te beleven. Een glas koel bier brengt gelukkig vaak troost.

Volkers schrijft humoristisch over zijn misère, ik schoot herhaaldelijk in de lach – maar ik houd dan ook van Den Uyl-achtige reisverhalen. In dat verband ook aanbevolen: het boek Excuses voor het ongemak uit 2003 waarin hij verslag doet van zijn avonturen met de NS: vertragingen, uitgevallen treinen en andere ellende. Maar wetenschappelijke boeken heeft Kees Volkers ook op zijn naam staan. Hij is historisch geograaf, journalist en freelance auteur van door mij gekoesterde boeken over de ruimtelijke geschiedenis van Zeist, militaire landschappen, bierbrouwerijen en oude spoorlijnen (onder andere Spoorzoeken. Langs de littekens van een tijdperk uit 2003). Volkers beheerst een bewonderingswaardig breed spectrum aan genres.

Corona versterkt ongelijkheden

  • Doucet, B., Van Melik, R., & Filion, P. (Red.). Global Reflections on COVID-19 and Urban Inequalities. Bristol University Press.

Volume 1: Community and Society (273 p.)
Volume 2: Housing and Home (236 p.)
Volume 3: Public Space and Mobility (241 p.)
Volume 4: Policy and Planning (253 p.)
Prijs per deel 36 pond (gebonden) of 10,39 pond (ebook).

In Toronto was in juli 2020 83% van de coronabesmettingen te vinden bij etnische minderheden, die slechts 52% van de bevolking uitmaken. In welvarende wijken had de afgekondigde lockdown veel sneller resultaat dan in arme en dichtbevolkte non-white wijken.

De geografen Brian Doucet en Pierre Filion (beiden werkzaam aan de Universiteit van Waterloo in Canada; Doucet was eerder verbonden aan de Universiteit Utrecht) en Rianne van Melik (Radboud Universiteit) nodigden in juni 2020 wereldwijd onderzoekers uit voor een bijdrage aan een boek over de impact van de coronapandemie op ongelijkheden in steden. De response was zo overweldigend dat ze vier bundels konden samenstellen, met bijdragen over uiteenlopende steden. De hoofdconclusie: de pandemie heeft de bestaande etnische, sociaaleconomische en sociaal-ruimtelijke ongelijkheden in stedelijke samenlevingen over de hele wereld versterkt, en – in mindere mate – nieuwe ongelijkheden gecreëerd. Het is een conclusie die in disaster studies vaker wordt getrokken: arme mensen zijn kwetsbaarder en lijden veel meer onder een natuurramp (al dan niet man-made) dan rijke mensen.