Cyprus is met 9250 km2 na Sicilië en Sardinië het grootste eiland in de Middellandse Zee. Het ligt 70 km ten zuiden van de Turkse kust en 95 km van de Syrische kust. Er wonen 1,2 miljoen mensen, van wie 84% Grieks Cypriotisch is en 16% Turks Cypriotisch. De ligging is geografisch en geologisch gezien problematisch. Het Grieks Cypriotische deel aan de zuidkant hoort bij de Europese Unie. Het Turks Cypriotische deel in het noorden is een aparte staat, die alleen erkend wordt door Turkije. Geografisch behoort het eiland dus tot Europa, maar het Aziatische deel van Turkije ligt met 70 km veel dichterbij dan Griekenland. En geologisch is het eiland Aziatisch, maar vooral ook oceanisch. De precaire geopolitieke situatie wordt nog bemoeilijkt door de recente vondst van enkele gasvelden in de buurt van het eiland, waarbij de omringende landen twisten om de rechten op de winning van aardgas.
Cyprus, wandelen over de aardmantel
Op Cyprus loop je met gemak over een voormalige zee- of oceaanbodem. Een indrukwekkende wandeling door het Troödosgebergte voert je ook nog over de aardmantel. Het gesteente hier is diep onder een voormalige oceaan ontstaan.
Geologisch gezien is Cyprus nog jong. Het eiland bestaat uit een afgebroken stuk oceanische korst dat is opgeheven als resultaat van diverse plaatbewegingen. De Arabische plaat duwt het oostelijke deel van de Turkse plaat noordwaarts tegen de Euraziatische plaat, waardoor de hele Turkse plaat westwaarts schuift. Zo is Cyprus in de loop van 80 miljoen jaar 90° tegen de klok in gedraaid. Gedurende dit proces is de oorspronkelijke oceaanbodem tot ruim 2000 meter boven zeeniveau opgeheven en vormt nu het Troödosgebergte in het centrum van het eiland. Hier liggen gesteenten die Cyprus geologisch beroemd hebben gemaakt. Het ontstane gesteentepakket is het ofiolietcomplex, een omhooggestuwd deel van de oceanische aardkorst.
Ofioliet
Een ofioliet bestaat uit een vaste opeenvolging van gesteenten, die van boven naar beneden steeds zwaarder zijn:
- kussenlava, basalt dat onderzees snel stolt in de vorm van kussens;
- diabaas, basalt dat al eerder is gestold, dus ouder is, en wordt doorsneden door verticale dikke platen van stollingsgesteente, het sheeted dyke complex;
- gabbro, een zwaarder gesteente dat diep in de oceanische aardkorst langzaam is gestold;
- pyroxeniet, ook wel wehrliet genoemd, dat het onderste deel van de oceanische aardkorst vormt; dit gesteente bevat grote zwarte kristallen;
- duniet, chroomhoudend zwaar gesteente op de grens van de zogeheten Moho; dit is de grens tussen de aardkorst en de mantel van de aarde, genoemd naar de Kroatische seismoloog Mohorovicic;
- harzburgiet, zwaar mantelgesteente dat vooral uit de mineralen pyroxeen en olivijn bestaat. Olivijn heeft helder groene kristallen die in aanraking met zeewater verweren tot het zachte mineraal serpentiniet, vanwege de lichtgroene kleur ook wel slangensteen genoemd.
Het is bijzonder dat het zwaarste mantelgesteente op Cyprus de hoogste bergtoppen van het Troödosgebergte vormt. Het gesteente dat het diepst in aarde is ontstaan, is het hoogst opgeheven!
De Troödos heeft dan ook een andere ontstaansgeschiedenis dan de Alpen, die het resultaat zijn van plooiing, breukvorming en overschuiving van allerlei gesteenten in een kreukelzone tussen twee continentale platen. Het Troödosgebergte is als het ware een reusachtige ‘steenpuist’ die boven een oorspronkelijke oceanische spreidingszone ligt (waar platen van elkaar bewegen) en is opgestuwd door de Afrikaanse plaat die hieronder duikt (figuur 1). Dit zelden voorkomende proces, waarbij een lichte plaat onder een zware duikt, heet obductie.
Ofiolieten komen overal op aarde voor. Ze ontstaan op plekken waar twee tektonische platen uit elkaar schuiven (seafloor spreading). Hier komen mantelgesteenten nabij de oceaanbodem terecht.
De hoogste top van de Troödos bestaat uit harzburgiet. Alle oorspronkelijk daar bovenop liggende gesteenten die behoren tot het ofiolietcomplex, zijn inmiddels door erosie verdwenen. Maar in de wijde omtrek van de Troödos zijn die bovenste gesteenten nog niet geërodeerd. Dus hoe verder weg je van de Troödos bent, des te hoger in de ofiolietkolom die gesteenten nog aanwezig zijn. En nóg verder van de top van de Troödos kom je terecht bij afzettingsgesteenten zoals kalksteen en zandsteen en heb je het hele ofiolietcomplex verlaten. Je bent dan niet meer in het binnenland van Cyprus maar nabij de kust van het eiland.
Zo’n mooi toegankelijk en goed ontsloten ofiolietcomplex als in het Troödosgebergte tref je op aarde maar zelden aan. Eén zo’n plek ligt in het gebergte in Oman op het Arabisch schiereiland; heel gemakkelijk en mooi te zien doordat daar een woestijn en geen begroeiing is.
Gips
Op Cyprus komen ook gipsafzettingen voor. Het Middellandse Zeegebied heeft al heel lang een verdampingsoverschot – tegenwoordig gemiddeld 0,7 meter water per jaar. Zonder aanvulling uit de Atlantische Oceaan zou het Middellandse Zeegebied op den duur droog komen te staan. De grote rivieren die erin uitmonden, leveren lang niet genoeg water om het verdampingsoverschot te compenseren.
In het Tertiair zijn er perioden geweest dat de Straat van Gibraltar afgesloten was en er geen Atlantisch water kon binnendringen. Uit die perioden dateren grote gebieden met dikke lagen gips dat uitkristalliseerde tijdens de droge perioden. De meeste gipsafzettingen liggen onder water, op de bodem van de Middellandse Zee. Maar doordat Cyprus geleidelijk is opgeheven, komen ook gipslagen voor op het land, in de nabijheid van de kust op plekken die voorheen onder zeewater lagen.
Ertsen
Cyprus heet in het Turks Kibris en in het Grieks KUPROS (Kypros), dat koper betekent. De Romeinen ontdekten al vroeg dat het eiland kopererts bevatte, waaruit ze koper konden winnen voor de vervaardiging van wapens. Na de Romeinse tijd is de winning nog lang voortgezet, waarbij grote gaten in het landschap achterbleven. Eén ervan is zo vervuild dat niemand weet wat ermee moet gebeuren. Het water in de diepe kuil heeft een gitzwart-donkerblauwe kleur met aan de randen donkerrood, bijna angstaanjagend om te zien. Het diepe water is omringd door steile randen. Het is levensgevaarlijk in de nabijheid van het water te komen. De boel is afgezet, maar je kunt het meer gemakkelijk benaderen.
Minder gevaarlijk is de chroommijn, waar ook niet zo lang geleden nog chroomerts werd gewonnen. Die oude mijn met ondiepe schacht ligt dicht onder de hoogste top van de Troödos. Daar liggen namelijk de chroomhoudende zware mantelgesteenten duniet en harzburgiet aan of nabij de oppervlakte. Van de mijnbouw is niet veel meer te zien: een stukje van een schacht en enkele houten stutten. Maar rondom liggen nog veel stukjes chroomerts. Ze zijn gemakkelijk te herkennen aan de zwarte kleur van de mineralen en het opvallend zware gewicht als je een stukje in de hand houdt.
Twee eilanden
Oorspronkelijk bestond Cyprus uit twee eilanden. Het grootste omvatte het Troödosgebergte en ommeland: het ofiolietcomplex. Het kleinere eiland lag als een langgerekte, west-oost verlopende strook ten noorden van het Troödoscomplex. De kern is een kalksteenmassief en dateert voornamelijk uit de periode van het Boven Krijt. De strook kwam geleidelijk boven water te liggen en werd scheefgesteld toen Cyprus tegen de klok in draaide. Dit vormt nu de Kyrenia-keten (figuur 2). De kalksteenwanden lopen op sommige plekken honderden meters bijna loodrecht omlaag naar de smalle kustvlakte ten noorden van de bergketen.
Tussen de Troödos en de Kyrenia-keten bevindt zich een laagvlakte die nauwelijks boven zeeniveau ligt: de Mesaoria (letterlijk: ‘tussen de bergen’). Hier ligt de hoofdstad Nicosia. Tot ver in het Kwartair was dit gebied zee. In de Mesaoria liggen grote, zeer jonge puinwaaiers en terrassen die de nog steeds voortgaande opheffing van het eiland illustreren.