De donkere kant van groene investeringen

1 oktober 2015
Auteurs:
Henk Donkers
Geograaf, aardrijkskundeleraar, wetenschappelijk medewerker, docent geografie/planologie/milieu en wetenschapsjournalistiek, wetenschapsjournalist
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2015
Mozambique
Kennis
FOTO: BREAD FOR THE WORLD/FLICKR

Het aantal grootschalige landacquisities is sinds de voedselcrisis in 2007-2008 dramatisch toegenomen. Tientallen miljoenen hectares land zijn sindsdien in buitenlandse handen gekomen. Niet alleen voor de productie van voedsel, maar ook voor biobrandstoffen en ecosysteemdiensten als CO2 -compensatie en natuurbescherming. Dit laatste heet ook wel green grabbing. Tenminste, als dit ten koste gaat van de lokale bevolking, wat onbedoeld vaak het gevolg (b)lijkt te zijn.

 

In 2005 neemt de Mozambikaanse Fundação Molanda het initiatief voor een grootschalig bosbouwproject in Niassa, een achtergebleven provincie in het noorden van het land. De organisatie is in 2005 opgericht door de Zweedse regering om publiek-private samenwerking te stimuleren in lokale gemeenschappen. Het Global Solidarity Forest Fund (GSFF), opgezet door Zweedse en Noorse kerken, steekt veel geld in het project. Het fonds beschikt over zo’n 100 miljoen dollar en heeft naast commerciële, ook ideële doelstellingen. Het wil niet alleen een aantrekkelijk rendement voor investeerders, maar ook bijdragen aan gemeenschapsontwikkeling en milieu- en natuurbescherming. GSFF heeft de drie P’s van People, Planet en Profit hoog in het vaandel staan. Opvallend detail: 54,5 procent van de aandelen is in handen van het Nederlandse Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Andere aandeelhouders zijn kerken uit Scandinavië en een investeringsfonds van Harvard University. De lokale counterpart is het Anglicaanse bisdom Niassa, dat ook aandelen bezit en verantwoordelijk is voor gemeenschapsontwikkeling.

Het fonds investeert in vier bosbouwprojecten, waarvan Chikweti Forests of Niassa het oudste en grootste is (kaart). Hiervoor least GSFF in drie districten 140.000 hectare land (drie Noordoostpolders) van de overheid voor vijftig jaar, met een optie voor nog eens vijftig jaar. Het zou gaan om gedegradeerd bos. Daarvan wordt 68.500 hectare beplant met snelgroeiende houtsoorten als den en eucalyptus. Op de resterende 71.500 hectare worden inheemse ecosystemen beschermd of verantwoord beheerd. De plantages moeten FSC-gecertificeerd hout opleveren. Het project levert ook ecosysteemdiensten zoals vastlegging van CO2 (1,8 miljoen ton in 2038 als de bossen volgroeid zijn), natuurbescherming en bio diversiteit. Chikweti moet 3000 banen opleveren voor de lokale bevolking, die leeft van kleinschalige landbouw (maïs, cassave, bonen) en een beetje veeteelt en visserij. 

FOTO: DUCKIN’ & DIVIN’ FILMS
In Licole, een dorp in het gebied waar Chikweti Forests of Niassa plantages heeft aangelegd, moeten boerinnen steeds verder lopen om brandhout te verzamelen. Uit de plantages mogen ze het niet halen.

Sabotage

Vanaf de start zijn er conflicten met lokale boeren. Ze saboteren de bosbouwactiviteiten door jonge aanplant te vernielen en brand te stichten. Zo trokken boeren uit Licole en Lipende in april 2011 zestigduizend dennen uit de grond of vernielden deze met machetes en hakken. De projectleiding schat de brandschade tussen 2007 en 2012 op 1 miljoen dollar. Meer dan de helft van de branden is aangestoken. Een aantal dorpsbewoners is gearresteerd.

De conflicten vinden hun oorsprong in de gebrekkige consultatie van de lokale bevolking. Volgens de Mozambikaanse wetgeving moet de overheid voor het verlenen van een duat (gebruiksrecht) aan buitenlandse investeerders overleg voeren met de lokale gemeenschappen. In dit project heeft GSFF en niet de overheid dat overleg gevoerd. Daarbij zijn niet alle gemeenschappen geraadpleegd. Ook zou er onjuiste of onvoldoende informatie verstrekt zijn of zouden alleen régulos (chiefs) zijn geraadpleegd. Sommigen van hen zouden bovendien omgekocht zijn met geschenken en baantjes. De bevolking is vooral kwaad over het verlies van gronden en het niet nakomen van beloften.

Chikweti zegt alleen slechte, niet gebruikte gronden in te zetten. Volgens de boeren waren veel gronden wel degelijk al in gebruik, maar lagen ze braak binnen hun systeem van shifting cultivation. Ook voelen boeren zich soms gedwongen hun grond te verlaten, omdat hun machambas (velden) ingesloten raken door houtplantages. Waar ze vervangende grond kregen, ligt die te ver weg. Daarnaast zou Chikweti 32.000 hectare illegaal (zonder duat) in gebruik genomen hebben en andere stukken grond voordat er een duat verstrekt was.

Tot de uitgegeven gronden behoren ook bestaande bossen. Zij zijn voor de bevolking vanouds een bron van brand- en bouwhout, houtskool, voedsel (vruchten, wild) en medicijnen. De toegang daartoe is nu beperkt, omdat de bevolking niet in de bossen mag komen of omdat de bomen gekapt zijn. De dorpelingen verliezen hierdoor aanvullende inkomsten.

Andere bezwaren richten zich op het tegenvallende aantal banen (geen drieduizend, maar negenhonderd) waarvan de meeste tijdelijk zijn. Ook klagen werknemers over trage betaling en het weigeren van ziekteverlof of vakantie. Verder zijn er klachten over de lage lonen; die zouden de verloren gegane productie op de eigen boerderijen niet compenseren. 

Milieu

Zaken waar de bevolking zich vooralsnog niet erg druk om maakt, maar die wel belangrijk zijn, betreffen het milieu. De landbouw in de regio is erg afhankelijk van de regen die meestal in voldoende hoeveelheden valt. De toegang tot veilig drinkwater is wel beperkt. De uitheemse soorten die aangeplant worden, groeien snel en vergen veel water. De plantages kunnen daarom een risico vormen voor de beschikbaarheid van drinkwater. Een aantal bronnen droogt nu in de droge tijd al op. De waterschaarste neemt toe naarmate de bossen ouder worden; eucalyptussen vragen het meeste water als ze vijftien jaar oud zijn. Daarnaast hebben de monoculturen een verzurende, negatieve invloed op de bodem, en het regelmatig dunnen van de plantages kan leiden tot erosie. De zwaarste beschuldiging is de kap van inheemse bossen die leidt tot een onomkeerbare vernietiging van ecosystemen en verlies van biodiversiteit. 

FOTO: DUCKIN’ & DIVIN’ FILMS
De dorpschiefs hebben overeenkomsten gesloten met Chikweti Forests of Niassa, maar onder de bevolking heerst onvrede over de uitvoering ervan.

Green grabbing

Chikweti is een schoolvoorbeeld van (onbedoelde) green grabbing. Dit begrip wordt gebruikt bij grootschalige grondverwerving om groene doelen te realiseren. Green grabbing is dus een specifieke vorm van land grabbing, zoals ook water grabbing dat is. Hierbij gaat het niet per se om de overdracht van eigendomsrechten, maar om gebruiksrechten. Grond wordt veelal niet gekocht maar geleased. Cruciaal zijn de overdracht van de controle en de verminderde toegankelijkheid van het land. Soms gaat het om bossen en natuurgebieden, soms om landbouwgronden die een groene bestemming krijgen (bijvoorbeeld bos, biobrandstof). In Chikweti is sprake van een combinatie van beide. In zekere zin is er niks nieuws onder de zon. Het fenomeen borduurt voort op een lange geschiedenis van koloniale en neokoloniale ingrepen in naam der natuur. Al in de jaren '70 en '80 werden Afrikaanse boeren door natuurbeschermers gezien als vernietigers van natuur. Natuurbeschermingsorganisaties kochten daarom gronden aan voor natuurparken en ontzegden lokale boeren de toegang ertoe. 

Big business

Anno 2015 verwerven ook partijen als kerken, ngo’s, consumentenorganisaties, pensioenfondsen en investeringsmaatschappijen zeggenschap over grote arealen land. Natuur en milieu zijn namelijk big business geworden. De waarde van een bos zit niet meer alleen in de schoonheid ervan of het belang voor een lokale gemeenschap, maar ook in haar mogelijkheden voor CO2 -compensatie, productie van biobrandstoffen en inkomsten uit ecotoerisme.

FOTO: DUCKIN’ & DIVIN’ FILMS
De projecten in Niassa veranderen het landschap van een gemêleerd bos- en akkerlandschap in monoculturen van dennen- en eucalypthusbomen.

Organisaties als de Land Matrix en de Environmental Justice Atlas registreren steeds meer green grabs. De Land Matrix bevat 315 deals voor bebossingsprojecten, 26 voor duurzame energie en veertien voor natuurbeheer. Deze grabs worden vaak gesteund door regeringen in ontwikkelingslanden. In veel van die landen brachten kolonialisme, oorlogen en aansluitend neoliberale hervormingen overheden tot het idee dat grootschalige buitenlandse investeringen de enige weg naar vooruitgang zijn. Landen die beschikken over grote, dunbevolkte grondoppervlakken, zijn een gemakkelijke prooi voor land- en greengrabbers. 

Mozambique

Mozambique is een van de vele voorbeelden. Chikweti is actief in de provincie Niassa. Die is met 129.000 vierkante kilometer (drie keer Nederland) de grootste provincie van het land en met 1,4 miljoen inwoners ook de dunst bevolkte. De regio werd in de 19e eeuw ontvolkt door de slavenhandel; naar schatting één miljoen inwoners werden als slaaf weggevoerd. De lage bevolkingsdichtheid in combinatie met de gunstige bodemgesteldheid en klimaatomstandigheden maken de provincie interessant voor investeringen in land.

Daarom heeft de Mozambikaanse regering Niassa uitgekozen als een van de gebieden voor het stimuleren van grootschalige buitenlandse investeringen in plantages. In 2006 stelde het ministerie van landbouw dat daarvoor in heel Mozambique 7 miljoen hectare land beschikbaar was. In de groeiende vraag naar houtproducten, in het bijzonder voor papierproductie, ziet Mozambique een nieuwe motor voor de haperende economie. Het land ligt gunstig ten opzichte van de groeiende afzetmarkten in Azië. Daarnaast kunnen de plantages CO2 opslaan en inkomsten genereren uit klimaatcompensatie. Voor 2026 zouden 2 miljoen hectare aan bomen voor industrieel gebruik moeten zijn aangeplant. Dit zou driehonderdduizend banen creëren in de bosbouw en aanverwante industrie. 

Structurele aanpassingsprogramma's

De interesse in bosbouwinvesteringen komt niet uit de lucht vallen. In de koloniale tijd hadden de Portugezen al grote arealen bos aangeplant, ook met den en eucalyptus. Toen Mozambique in 1975 na een lange onafhankelijkheidsstrijd zelfstandig werd, nationaliseerde de socialistische Frelimo-regering alle grond. In de door het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime aangewakkerde, uitermate bloedige burgeroorlog die vanaf 1977 volgde, werd het land totaal geruïneerd. Toen daaraan in 1992 een einde kwam, wilden internationale instellingen als het IMF en de Wereldbank het land uit het slop trekken met structurele aanpassingsprogramma’s. Privatisering, liberalisering, bezuinigingen op het overheidsapparaat en buitenlandse investeringen waren de sleutelwoorden. Vanwege de vruchtbare gronden en het gunstige klimaat wekte vooral de bosbouwsector interesse van buitenlandse investeerders.
 

FOTO: KAJSA JOHANSSON
Het traditonele slash & burn-landbouwsysteem in Niassa gaat slecht samen met de grootschalige aanleg van plantages.

Hoeveel grootschalige land deals er inmiddels zijn afgesloten, is onduidelijk. Een openbaar register met alle transacties ontbreekt en veel contracten zijn geheim. Volgens de Wereldbank gaat het alleen al tussen 2004 en 2009 om 2,7 miljoen hectare; volgens een studie uit 2013 zou het in totaal 14,97 miljoen hectare betreffen. Overigens zijn lang niet al deze gronden daadwerkelijk in gebruik genomen. Volgens het Amerikaanse Oakland Institute, dat veel vergelijkend onderzoek doet naar land grabbing, heeft 73 procent van de buitenlandse investeringen in Mozambique betrekking op bosbouw en 13 procent op suiker en biobrandstoffen.

Dat brede lagen van de Mozambikaanse bevolking tot op heden niet profiteren van de buitenlandse investeringen blijkt uit de Human Development Index van 2014. Het land bungelt daar onder aan op plaats 178 van de 187 landen, ondanks de hoge groeicijfers (sinds 2001 variërend van 6,3 tot 9,2 procent). De helft van de bevolking leeft van minder dan een dollar per dag en heeft geen toegang tot betrouwbaar drinkwater, onderwijs en gezondheidszorg. 

In opspraak

In 2011 raakte het bosbouwproject Chikweti in opspraak in de westerse pers. ‘Project pensioenfonds ABP in Mozambique mondt uit in landroof ’, kopte de Volkskrant op 3 december. Het ABP zei bij GSFF te hebben aangedrongen op verandering en te verwachten dat het nieuwe management het project weer op de rails zou krijgen zodat het voldoet aan de (ethische) beleggingsambities van het ABP. Ook de andere reputatiegevoelige investeerders (Scandinavische kerken, Harvard University) in GSFF schrokken van de negatieve publiciteit.

GSFF stelde een ervaren Zuid-Afrikaanse bosbouwer aan als manager. Hij begon met het uitstellen van uitbreidingsplannen en het verbeteren van de communicatie. Een community engagement team van zeven ervaren bemiddelaars moest de dialoog aangaan met lokale gemeenschappen, in hun taal. Veel bewoners hadden irreële verwachtingen van het bosbouwproject, bijvoorbeeld over het aantal vaste banen op korte termijn. Bosbouw is een zaak van lange adem. In het begin is er veel tijdelijke arbeid nodig voor de aanplant, maar als de bomen er staan, neemt de behoefte aan arbeid af, tot ze vele jaren later gekapt moeten worden. GSFF richtte ook een gemeenschapsfonds op voor de bouw van moskeeën, gezondheidsposten, scholen en bruggen. Voor elke hectare bos stort GSFF jaarlijks 4 dollar in het fonds en als ze niet ten prooi vallen aan brand door de traditionele slash-and-burn-cultuur, wordt dat 5 dollar. Ook stelde GSFF een rotatiesysteem in voor seizoensarbeiders om werk en inkomen beter te verdelen over de gemeenschappen. Ook kwamen er duidelijke eigendomsmarkeringen in de machambas om mis verstanden te voorkomen. Bovendien heeft GSFF zijn businessplan herzien. Het richt zich mede op grote aaneengesloten stukken land, waardoor er meer mensen in vaste dienst genomen kunnen worden en lokale gemeenschappen minder last hebben van de bosbouwactiviteiten. Tot slot neemt de lokale overheid geen aanvragen voor nieuwe plantages in behandeling totdat alle conflicten zijn opgelost. 

AFBEELDING: SEEDS OF DISCONTENT
De documentaire van Geoff Arbourne uit 2013 zoomt in op de onvrede in de boerengemeenschap van het dorp Licole, dat te midden van de plantages van Chikwete Forests of Niassa ligt. Engels ondertiteld. Duur: 22:32 minuten. Te zien op www.seedsofdiscontent.net/the-film/watch-full-film/

Lesje geleerd

In 2012 stuurde het ABP zijn duurzaamheidspecialist en fondsmanager bosbouw naar Mozambique om de verbeteringen in ogenschouw te nemen. Desgevraagd laat ABP-woordvoerster Jos van Dijk weten dat ‘de door het ABP aangewende invloed een positieve impact heeft gehad op de sociale prestaties van het fonds en de lokale activiteiten’. Internationale ngo’s en lokale groepen erkennen dat volgens haar ook.

In 2013 stuurden de Zweedse kerken een brede delegatie naar Mozambique om de problemen te onderzoeken. ‘Insufficient communication at all levels was part of the problem’, schrijft de delegatie in haar rapport. En: ‘[…] dialogue and respect is the only way forward’. Het rapport met talrijke suggesties voor alle stakeholders ziet de delegatie als een ‘important input into an on-going reflection on the potential and challenges of ethical business practices’.

Ondanks de verbeteringen besloot het ABP in 2013 zijn aandelen te verkopen. In 2014 verkocht ook GSFF zijn bezittingen in Mozambique en wel aan het Noorse bosbouwbedrijf Green Resources. Volgens ABP-woordvoerster Jos van Dijk was dat niet zozeer ingegeven door ethische als wel bedrijfseconomische overwegingen. ‘Elke belegging van het ABP moet rendement opleveren. Ondanks de verbeteringen voldeed deze belegging niet meer aan onze verwachtingen en criteria ten aan zien van rendement en risico.’ Zij noemt Green Resources ‘een ervaren en respectabele partij op het gebied van bosbouw in Afrika’. 

Carbon violence

Green Resources is met 45.000 hectare aan gerealiseerde houtplantages het grootste bosbouwbedrijf in Afrika. In Mozambique heeft het in de provincie Nampula al duats voor 126.000 hectare, die het bedrijf vooral met eucalyptus wil beplanten. In totaal heeft Green Resources deals afgesloten voor 300.000 hectare. Behalve aan hout(producten) verdient het bedrijf veel geld met de handel in CO2-emisssierechten. De onderneming heeft geen vlekkeloze reputatie en werd in november 2014 door het Oakland Institute beschuldigd van carbon violence, met name in Oeganda waar Green Resources houtplantages heeft aangelegd voor CO2-opslag. Die zouden nadelig zijn uitgepakt voor acht- tot veertigduizend mensen in dertig dorpen. CEO Mads Asprem erkent dat Green Resources fouten gemaakt heeft en belooft beterschap, maar ontkent de harde beschuldigingen.

Door hun aandelen te verkopen zijn ABP en GSFF niet meer direct verantwoordelijk voor bosbouwactiviteiten. Ze hebben hun lesje geleerd wat betreft ethisch verantwoord groen beleggen. Wat een mooie win-winsituatie leek te zijn, blijkt in de praktijk lastig te managen. Dat geldt voor meer investeringen in de ‘groene economie’, die het bestrijden van klimaatverandering wil combineren met economische groei met een win-winsituatie voor bedrijven, natuur & milieu en de lokale bevolking.