De toog als klankbord voor gentrificatie: bruine cafés in de Indische buurt
De discussie over gentrificatie van oude stadswijken gaat inmiddels verder dan huizenprijzen en veranderende bevolkingssamenstelling. Het dagelijkse leven geeft aan wat er zich werkelijk afspeelt, vooral in de (semi-)openbare ruimte waar mensen elkaar ontmoeten, zoals het buurtcafé. Is deze plek wel zo gesloten en conservatief als wordt gedacht?
De Indische Buurt in Amsterdam is hét hedendaagse voorbeeld van gentrificatie in Nederland. Terwijl dit tot voor kort toch een wijk was die je als bezoeker beter kon mijden: veel criminaliteit, een onaantrekkelijke publieke ruimte en een gebrek aan voorzieningen op allerlei gebied. Gebouwd in het begin van de 20e eeuw als nette buurt voor arbeiders, is de wijk in de jaren '70 en '80 afgegleden, met een van Amsterdams hoogste werkloosheidspercentages en sociaal-maatschappelijke problemen, in combinatie met hoge migrantensaldo’s. De laatste jaren lijkt de buurt echter enigszins de kant op te gaan van bekende ‘veryupte’ wijken als De Pijp en de Dapperbuurt: een meer gemengde bevolkingssamenstelling, een groter aanbod van koopwoningen en betere ‘rapportcijfers’ voor veiligheid en leefbaarheid.
Wanneer een wijk als de Indische Buurt een dergelijke transformatie ondergaat, is er veel aandacht voor de veranderingen in huisvesting. Maar om de totale dynamiek van het proces te doorgronden moeten we verder kijken. Bijvoorbeeld in restaurants, winkels, cafés en clubs. Veranderingen in wijken gaan namelijk ook over mensen en hoe ze zich bewegen en gedragen in hun dagelijkse omgeving. Ontmoetingsplekken, al dan niet publiek, zijn hierbij cruciaal. Wij bekeken het effect van gentrificatie, vooral op het niveau van het individu, binnen een specifieke vrijetijdsvoorziening. Hoe ervaren Indische Buurters veranderingen? Hoe hebben ondernemers ingespeeld op gentrificatie en welke mogelijkheden en beperkingen zien ze voor de toekomst? Ons onderzoeksgebied zijn buurtcafés in de Indische Buurt in Amsterdam. Voor velen zijn deze plekken exponenten van de Indische Buurt van vroeger, maar wordt dit ook zo ervaren door de eigenaren en hun klanten? Om dit te onderzoeken hebben wij interviews gehouden met zowel eigenaren als bezoekers van een aantal typische bruine kroegen in de wijk.
Lifestyle
Laten we eerst eens kijken waar de interesse voor vrijetijdsvoorzieningen in de discussies over gentrificatie vandaan komt en welke groepen hierin een rol spelen. In wetenschappelijk onderzoek is er in de laatste jaren meer aandacht voor de culturele dimensies van gentrificatie. De Canadese geograaf David Ley concludeert ‘dat dit proces meer gaat over trendy bars, cafés en straatspektakel in plaats van over huisvesting en gedwongen verhuizingen van oude bewoners’. Consumptieruimte voor de nieuwe middenklasse staat hierbij centraal en manifesteert zich voornamelijk in winkels, cafés, restaurants en gerelateerde voorzieningen zoals sportscholen, bioscopen en culturele faciliteiten. Dit soort plekken fungeert vervolgens als symbool voor de gebruikers, waar ze zich kunnen identificeren met de achter liggende waarden van hun gedrag. Kenmerken van dit gegentrificeerde aanbod zijn exotische of kosmopolitische producten en diensten, authenticiteit, biologisch en anti-keten. Je zou dit kunnen kwalificeren als hoogwaardig, alternatief aanbod.
Dit trekt vooral bevolkingsgroepen die gevoelig zijn voor hippe, ‘stoere’ plekken in een stad, met voorzieningen die afwijken van de geldende norm. Zeker wanneer een buurt zich net ontwikkelt, vormt die een magneet voor bijvoorbeeld kunstenaars en studenten. De locaties vertonen een zekere ruwheid vanwege een recent verleden als arbeiderswijk (zie ook Van der Aalst in het septembernummer van Geografie).
En hoe reageren de groepen die altijd in deze wijken hebben geleefd, de non-gentrifiers? De literatuur schetst voornamelijk een apathische, afwachtende houding, waarbij de oude bewoners zich simpelweg moeten aanpassen aan de nieuwe ontwikkelingen in hun wijk en hier verder geen invloed op hebben. Ze staan ook ambivalent tegenover het veranderde aanbod in hun wijk. Aan de ene kant waarderen ze dat de voorzieningen verbeteren en uitgebreid worden, aan de andere kant is er een gevoel dat ‘het niet voor ons soort mensen bedoeld is’ en de buurt overgenomen wordt door anderen.
Horecatransformatie
In de Indische Buurt is het traditionele, Nederlandse aanbod van restaurants, snackbars/take aways en cafés de afgelopen decennia teruggelopen. In eerste instantie kwam dit ten goede aan etnisch aanbod, vooral Turks en Marokkaans. De laatste jaren is er een voorzichtige trend van restaurants die zich richten op de nieuwe bewoners, zoals een modern Thais restaurant, een duurdere Italiaan en een eetgelegenheid met een Nederlands georiënteerde keuken, Wilde Zwijnen, die beschouwd wordt als een van de hipste van Amsterdam. De horecaondernemers, ook degenen die al lang in de wijk gevestigd zijn, zien deze veranderingen eveneens en proberen hierop te reageren. Over het algemeen zien ze kansen voor het eigen bedrijf omdat de nieuwe bewoners kapitaalkrachtiger zijn, hoewel etnische bedrijven hier minder zeker van zijn. Ook studenten en toeristen worden als nieuwe doelgroepen genoemd. De potentie wordt wel gezien, maar veel ondernemers vinden het vooralsnog lastig daar goed op in te spelen.
In deze ontwikkelingen neemt het (buurt)café in het totale horeca-aanbod een speciale plek in. Socioloog Sharon Zukin beschrijft een kroeg als een plek ‘waar muziek gedraaid wordt en bier wordt gedronken en [die] dus aantrekkelijk is voor oude en nieuwe bewoners’. Authenticiteit speelt een grote rol: het is een plaats om ‘gewone’ mensen uit de buurt te ontmoeten, die hun kroeg bijna beschouwen als een ‘parochiaal domein’ waar buitenstaanders hoogstens getolereerd worden. Geldt dit ook voor de cafés in de Indische Buurt? En hoe wordt dit gezien in het licht van de snelle veranderingen die er plaatsvinden in de wijk?
Het buurtcafé
Uit ons onderzoek blijkt dat kroegbazen gentrificatie in een aantal opzichten een zegen vinden. De dominantie van immigranten van de afgelopen decennia lijkt tot stilstand gekomen en daar zijn ze zowel in algemene zin als voor het eigen café blij mee. Ook al komen er nu mensen in de buurt die misschien anders zijn dan zijzelf – het typische jaren '80-woord ‘yuppen’ wordt nog veelvuldig gebruikt – dit geeft tegengas aan de overheersende invloed van de etnische bevolking in de wijk. Maar ‘zoals vroeger, voor de komst van de buitenlanders, wordt het nooit meer’.
Het aantal buurtcafés trekt nieuwe bewoners en toeristen aan, met de barman/vrouw als scharnierpunt
Vervolgens is het een combinatie van bewustzijn, durf en persoonlijke kwaliteiten die bepaalt of een café-eigenaar weet in te spelen op deze veranderingen. Een aantal lukt het nieuwe bewoners of toeristen naar het café te trekken. De sociale vaardigheden van de barman of -vrouw blijken daarbij doorslaggevend. Die kan ervoor zorgen dat de twee totaal verschillende bevolkingsgroepen met elkaar in contact komen, en fungeert als ‘scharnierpunt’, vaak op een subtiele manier. Zoals een café-eigenaar het verwoordt: ‘Ja, mensen willen gewoon aandacht, dan mengen ze zich in een gesprek dat ik heb. Dan word ik weggeroepen en dan praten die twee met elkaar. Zo werkt dat gewoon.’
Het aanbod van het café ondergaat soms wat wijzigingen die (deels) te maken hebben met de nieuwe potentiële doelgroepen, bijvoorbeeld evenementen, een kleine eetkaart en andere soorten drank, zoals zwaardere bieren voor toeristen van het Stay Okay dat in de wijk gevestigd is. Over het algemeen blijven deze cafés echter trouw aan hun identiteit van gezellige bruine kroeg, waar het ouderwetse behouden moet blijven. Maar er zijn ook café- houders die niets doen: het toekomstperspectief van hun zaak is niet florissant, ze hebben het volgens eigen zeggen niet nodig of beschikken niet over de capaciteiten om iets te ondernemen.
Aanpassen
Dat de eigenaar een belangrijke rol speelt in deze discussie blijkt ook uit de reacties van klanten: het lijkt soms wel of de mening van de man of vrouw achter de toog een op een wordt overgenomen door degene die aan de andere kant daarvan zit. Het positieve sentiment ten aanzien van de nieuwe ‘ver-Hollandsing’ van de Indische Buurt is ook hier duidelijk waarneembaar, en in sterkere mate dan bij de eigenaren. Vooral het nieuwe aanbod van hoogwaardige restaurants wordt gewaardeerd en, anders dan je zou verwachten op basis van literatuur, ook oude wijkbewoners eten er wel eens. Tegelijkertijd is er nog steeds zorg over het grote aantal immigranten in de wijk, maar ook een latente angst dat de ‘yuppen’ het uiteindelijk gaan overnemen.
Het buurtcafé blijft echter een van de weinige plekken waar je nog een stukje van het oude Amsterdam terugvindt. Zoals een vrouwelijke stamgast het zegt: ‘Mijn roots liggen hier en die vind ik in de kroeg. Dat voel ik in alles, in mijn vezels. Die humor, dat Amsterdamse, Amsterdammers nemen elkaar altijd in de maling. Hier kan ik het aan, hier voel ik het, hier weet ik het, je weet ook precies wat je tegen wie kunt zeggen of niet. Dat vind ik heerlijk. Het is ook een beetje dat oude vertrouwde.’
Wie echter denkt dat het buurtcafé een gesloten bolwerk is, heeft het mis. In een aantal wordt de verandering ook door klanten herkend. Zo nu en dan zijn ze er, die studenten en doctorandussen, en ze zijn allemaal welkom. Maar ze dienen zich wel aan te passen aan de heersende mores in de kroeg. Het lijkt erop dat de yuppen dit in ieder geval een stuk beter kunnen dan de buitenlanders, want die hebben er in de kroeg nooit tussen gepast volgens de stamgasten. En ja, de kroegbaas is hierin ontzettend belangrijk, omdat die de mensen met elkaar kan verbinden. En daarnaast kunnen ze natuurlijk altijd bij hem of haar terecht voor een luisterend oor.
Huiskamer
Het lijkt er dus op dat de veranderingen in de Indische Buurt ook binnensijpelen in de buurtkroegen, maar nog steeds overheerst daar de sfeer van vroeger. Dit terwijl enkele klanten wel erkennen dat vers bloed een café soms goed doet. ‘Op het moment dat er ander publiek binnenkomt […] en waarvan iedereen denkt, o die weet wel wat. Dat geeft zo’n kroeg natuurlijk een beetje een nieuwe push, zodat dat publiek wat meer gemengd wordt […]. En dat er studenten komen en toeristen, die acceptatie van andere mensen wordt dan groter, dat is wel heel belangrijk, denk ik.’
Het buurtcafé is daarmee een huiskamer voor de wijk die zowel open als gesloten is. Als vreemdeling ben je welkom, maar je moet de deur van de kamer wel zelf open doen en je moet het voor jezelf gemakkelijk maken met de familie die er al woont. De regels worden bepaald door de heer des huizes, de cafébaas. Hij is het belangrijkste lid van deze familie en kan deze uitbreiden of verbinden met andere families. En onder de familieleden is er een rotsvast vertrouwen dat deze huiskamer in de (nabije) toekomst blijft bestaan, ook al ondergaat de wijk grote veranderingen. Ze hebben de immigranten overleefd, dus dat zullen ze bij de yuppen ook wel doen.
En daarmee geldt in ieder geval voor de Indische Buurt dat gentrificatie wat complexer in elkaar zit dan de huidige literatuur ons wil doen geloven. De veranderingen in de wijk lijken meer gewaardeerd te worden en de werelden van de oude en nieuwe bewoners zijn minder gescheiden. Meest opvallend is dat niet zozeer klasse bepaalt hoe oorspronkelijke bewoners tegen dit fenomeen aan kijken, maar etniciteit. Het verleden van de wijk als immigratiebolwerk lijkt een verzachtend eff ect te hebben op hoe Nederlandse bewoners aankijken tegen de huidige upgrading van hun leef omgeving.
Het zou geen kwaad kunnen als beleidsmakers hun oren vaker te luister te leggen bij caféhouders: zij zijn het klankbord van de buurt en weten haarfijn hoe alle sociale lijnen lopen. Wellicht kunnen zij ook een rol spelen als transferpunt tussen de oude, autochtone bewoners van een wijk en de professionals die allerlei veranderingen willen doorvoeren. Want zij zijn een belangrijke bron van informatie en inspiratie. Ze moeten in ieder geval niet worden gezien als een relikwie uit het verleden.
BRONNEN
• Bridge, G. & R. Dowling 2001. Microgeographies or retailing and gentrifi cation. Australian Geographer 32 (1): 93-107.
• Deener, A. 2007, Commerce as the structure and symbol of neighborhood life: reshaping the meaning of community in Venice, California. City and community 6 (1): 291-314.
• Ernst, O. & B. Doucet 2014. A Window on the (Changing) Neighbourhood: The Role of Pubs in the Contested Spaces of Gentrifi cation. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 105(2): 189-205.
• Gadet, J. 1999. Publieke ruimte, parochiale plekken. Passantenopenbaarheid. Dissertatie Universiteit van Amsterdam.
• Zukin, S. 2008. Consuming authenticity, from outposts of difference to means of exclusion. Cultural Studies 22 (5): 724-748.