Een memorabele gedenksteen

1 februari 2015
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie februari 2015
expedities
geschiedenis
Jan Mayen
Kennis
FOTO: LOUWRENS HACQUEBORD
Ceremoniële onthulling van de gerestaureerde gedenksteen op zijn nieuwe plek in de Walrusbaai, iets verder landinwaarts, in 2014.


Tijdens de expeditie naar Jan Mayen werd een memorabele gedenksteen opgeknapt, verplaatst en opnieuw ceremonieel onthuld. Waarom een gedenksteen op zo'n afgelegen eiland? Erik Verheul van de Koninklijke Marine vertelt het verhaal.

 

Het is het jaar 1633. Eind augustus is het walvisseizoen op Jan Mayen afgelopen en keren de schepen van de walvisvaarders huiswaarts. Normaal gesproken blijven de installaties in de winter onbeheerd achter op het eiland, maar deze keer is dat anders. Het jaar ervoor zijn de ovens vernield teruggevonden en blijken de voorraden geplunderd te zijn door Basken. Een kostbare tegenslag. Daarom zullen dit jaar zeven mannen op Jan Mayen overwinteren.

De onderneming is niet zonder risico vanwege scheurbuik. Wanneer de achterblijvers de vloot zien vertrekken, zullen ze dan ook ongetwijfeld gemengde gevoelens hebben. De missie staat onder leiding van Outger Jacobsz van Grootebroek. Iedere dag worden de weersomstandigheden opgetekend in een journaal. Vooral de windrichting en -kracht die voor het zeilen zo belangrijk zijn, maar ook termen als ‘Hol water’, ‘Soete lucht’ en ‘Dick weer’ komen regelmatig voor.

 

Beeld uit het boek Walvischvaarten, overwinteringen en jachtbedrijven in het hooge noorden 1633-1635 van S.P. L’Honoré Naber (1930).

Een aantal mannen gaat van tijd tot tijd een berg op om uit te kijken naar walvissen, ijs of Biskajer schepen. Een enkele keer lopen ze helemaal naar de zuidpunt van het eiland. Op 8 september gebeurt er iets mysterieus. Het dagboek meldt: ‘In het eerste quartier hoorden wy een gherucht ghelijck of daer yet ghevallen hadde, jae soo hart dat onse tent daer van schudde, waervan wy seer verschrickte, niet wetende wat het mochte wesen.’ Voor geologen is dit uitermate interessante informatie, want misschien wordt hier vulkanische activiteit van de Beerenberg beschreven. Zeker is dat de mannen erg schrikken.

Na 20 september verwachten ze kennelijk geen overvallers meer, want het kruit wordt uit het geschut verwijderd. Hoewel het dan al een tijdje vriest, gaat op 9 oktober voor het eerst de kachel aan en prompt worden er mensen duizelig. Het kan zijn dat ze hier ternauwernood aan een koolmonoxidevergiftiging ontsnappen. Het wordt zo koud dat ook de bierton bevriest en er sneeuw gesmolten moet worden om water te krijgen. Op 12 maart staat er voor het eerst iets te lezen over de fysieke toestand: ‘also wy lange den ouden kost hadden gehat ende wy daerdoor seer met Scheurbuyc gequelt waren’.

Daarna gaat het snel bergafwaarts met de mannen, tot op 16 april de boekhouder Adriaan Maertensz Carreman overlijdt. Op 23 april wordt duidelijk dat ze alle hoop hebben opgegeven. ‘Wy legghen hier soo ellendigh, daer is niemandt als ick alleen, die syn selven behelpen kan, en ick bediense met groote pijne allegaer, soo lange als het God belieft’. Op 30 april wordt de laatste regel in het dagboek bijgeschreven. ‘Den 30 dito den windt als voren, klare Sonneschijn weer DIE …’ Als ruim een maand later de eerste schepen weer aankomen, blijkt dat geen van de overwinteraars nog leeft.

In 1912 biedt de Engelsman J. Foster Stackhouse de Nederlandse regering aan een gedenksteen voor de overwinteraars te plaatsen op Jan Mayen. Het KNAG laat hierop een gedenksteen maken en naar Engeland verschepen. De expeditie van Foster Stackhouse zal het eiland echter niet bereiken, naar verluidt door de vele ijsvorming rond het eiland. De steen keert daarop terug naar Nederland. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog raakt de 3000 kilo zware steen vervolgens in de vergetelheid.
 

Historische beelden van het aan land brengen van het monument in 1930, en de steen verankerd op zijn eerste plek.

In 1925 duikt hij echter weer op in het Amsterdamse Sint Anthonie Poorthuis. Omdat dan niemand meer weet waarvoor hij indertijd gemaakt is, verschijnen er berichten over in de krant en zo wordt de herkomst achterhaald. Dit keer biedt een Fransman aan om de gedenksteen op Jan Mayen te plaatsen, maar dat is de nationale eer te na. Het ministerie van Defensie besluit de Hr. Ms. Nautilus op missie te sturen. Voor die tijd wordt de brok graniet in gewicht teruggebracht naar 500 kilo om hem met een sloepje aan land te kunnen brengen. Havens zijn er namelijk niet op Jan Mayen.

 

FOTO: COLLECTIE MARINEMUSEUM DEN HELDER

In juli 1930 vertrekt de Hr. Ms. Nautilus naar Jan Mayen met aan boord ook J. Sibinga Mulder van het KNAG. De gedenksteen wordt geplaatst in de Walrusbaai en daarna met enig ceremonieel onthuld. Zo krijgen de onfortuinlijke overwinteraars van 1633 alsnog een gedenksteen en dat is terecht, want hun verhaal is het waard verteld te worden. Net als het verhaal van de steen zelf.