Galicië

1 april 2019
Dit artikel is verschenen in: geografie april 2019
Spanje
Kennis
FOTO: MARLIES MEIJER
De nieuwekomers knappen een oude school op als local social, gemeenschapshuis.

De herontdekking van Negueira de Muñiz

Door de aanleg van een stuwmeer in het dal van de Navia aan de oostgrens van Spaans Galicië raakte een aantal dorpen geïsoleerd en liep leeg. Later bouwden hippies er een nieuwe gemeenschap. Maar nu het gebied ontsloten wordt, eisen de oorspronkelijke bewoners hun bezittingen terug.

 

Tot 1953 waren beide oevers van de Navia bewoond. Het leven was er hard, boeren konden met moeite een marginaal bestaan opbouwen, maar het was ook waardevol in de herinnering van Concha, die er geboren en getogen is. De aanleg van een groot stuwmeer, de Embalse de Salime, bracht daar verandering in. Het stuwmeer spleet de gemeente Negueira de Muñiz, waar de Navia als onbeduidend riviertje doorheen liep, in tweeën. De oostelijke oever raakte volledig afsloten van de bewoonde wereld. Deze kant van de vallei is omgeven door bergen die de grens tussen Galicië en Asturië vormen. Concha, haar familie en andere bewoners van de oostkant van de vallei verhuisden noodgedwongen naar Terra Chá (het vlakke land). Ze kregen een lening, koeien en een boerderij toegewezen om daar, als kolonisten, een nieuw bestaan op te bouwen. Tot in de jaren 1950 was Terra Chá een moerassig en onproductief gebied in het noorden van Galicië. Door het Instituto Nacional de Coloniazon (INC) is het gebied, in de volksmond ‘las colonias de Negueira’ genoemd, ontgonnen en geschikt gemaakt voor intensieve landbouw. Concha prijst zichzelf gelukkig: van een keuter boerderijtje ging ze naar een grootschalig landbouwbedrijf. Op deze manier zijn er in de jaren 1950 en '60 veel stuwmeren aangelegd in het noorden van Spanje. De aanleg maakte deel uit van het economische herstructureringsbeleid van generaal en dictator Franco. De stuwmeren moesten industrieën en landbouwgebieden voorzien van elektriciteit en water, zodat de economische productie kon worden opgeschroefd. Franco’s ideaal was een autarkische samenleving en minimale economische afhankelijkheid. In het geval van Neguiera de Muñiz werden er zelfs twee vliegen in een klap geslagen: naast de aanleg van het stuwmeer werd een marginaal boerenbestaan ingeruild voor intensieve landbouw. De grootste landbouwbedrijven van Galicië zijn nu in Terra Chá te vinden.

BEELD: © GEOGRAFIE & B.J. KÖBBEN, 2019
Negueira de Muñiz

De nieuwkomers

Tot 1977 bleef de overkant van het Embalse de Salime onbewoond. Alle dorpen waren verlaten. Sommige waren deels ondergelopen, en de oostkant was niet langer per weg bereikbaar. Dat veranderde toen in de zomer van 1977 een aantal jongeren met een bootje het meer overstak. Zij besloten zich aan de overkant te vestigen en stichtten een leefgemeenschap in het dorp Foxo.

De nieuwkomers hadden ook idealen: een zelfvoorzienend leven als hechte gemeenschap. De commune bleek een grote aantrekkingskracht te hebben; na verloop van tijd kwamen steeds meer jongeren naar Foxo. Sommigen bleven één zomer, anderen probeerden mee te bouwen aan een zelfvoorzienend bestaan. Alfonso is een hippie van het eerste uur. Twaalf jaar geleden heeft hij zich permanent in Ernes gevestigd. Volgens Alfonso was het leven er hard, zeker in het begin. Er waren geen wegen of elektriciteit en de meeste huizen verkeerden in een slechte staat. Bovendien konden de nieuwkomers maar één kant van het dal gebruiken: de steile en ruige schaduwzijde van monte Busbeirón. In de winter komt er maandenlang geen zon. Alfonso: ‘De nieuwkomers werkten niet zo hard als de boeren vroeger. De meesten hadden wel tuintjes of hielden geiten en schapen. Maar bijna niemand hield het er lang vol, laat staan dat het lukte er een zelfvoorzienend bestaan op te bouwen.’

Toch bleven er jongeren naar Foxo komen vanwege de vrijheid die de commune bood. Pedro, die sinds 1982 met tussenpozen in Negueira verblijft, vertelt dat drugs een steeds grotere rol gingen spelen en dat dit leidde tot conflicten. ‘Degenen die kwamen voor de drugs, deelden niet dezelfde idealen als de eerste generatie hippies. Zij wilden de commune niet opbouwen: als een huis uitgeleefd was, verhuisden ze naar het volgende. Andere huizen werden afgebroken voor brandhout.’

Uiteindelijk spatte de commune uiteen en besloten diverse groepjes nieuwkomers te verhuizen naar andere, verderop gelegen dorpen: Ernes, Barcela, Vilar en Cancio. Tegenwoordig speelt drugs niet meer zo’n grote rol, aldus Pedro. In 1977 waren de meeste huizen nog in redelijke staat en kon je er eenvoudig je intrek nemen. Wie nu besluit te blijven, is genoodzaakt een huis op te knappen om de winters door te komen. De tegenwoordige permanente bewoners hebben de idealen van de eerste generatie hippies nieuw leven ingeblazen, maar dan professioneler. In Ernes is een aantal bewoners een coöperatie gestart. Ze maken biologische sappen en jam en verkopen die op markten elders in Galicië. Er komen nog steeds jongeren uit heel Europa in de zomers naar Negueira, maar dan om mee te werken in de coöperatie of te bouwen aan sociale voorzieningen.

FOTO: MARLIES MEIJER
Alfonso, een van de hippies van het eerste uur, met Pedro en Xaguín voor de deur van zijn woning in Ernes.

In eerste instantie liet de lokale overheid de hippies hun gang gaan. Ze greep niet in, maar nam de nieuwe inwoners ook niet op in het bevolkingsregister en ontwikkelde geen voorzieningen of infrastructuur. Dat veranderde toen er kinderen werden geboren aan de overkant van het meer. In het begin werden zij met een bootje het meer overgebracht om naar de dorpsschool in Negueira de Muñiz te gaan. Het schooltje had plotseling weer een toekomstperspectief; natuurlijke aanwas vanuit de oorspronkelijke bevolking was er nauwelijks meer. Door de komst van kinderen groeide de populatie van Negueira de Muñiz weer, als enige gemeente in een regio die kampt met ernstige bevolkingskrimp. Gaandeweg ging de gemeente investeren in haar nieuwe inwoners en kwamen er meer voorzieningen. De overkant van het meer werd beter bereikbaar: in 1989 kwam er een brug, vervolgens werd de weg vernieuwd en inmiddels is er in de meeste dorpen elektriciteit.

De terugkomers

Doordat de overkant van het meer ontsloten werd, kwamen ook de oorspronkelijke bewoners terug om te kijken hoe het was met de dorpen die zij in de jaren 1950 hadden achtergelaten. Door de bouw van de brug en aanleg van verharde wegen konden ze de geïsoleerde dorpen per auto bezoeken. Een aantal van hen, onder wie Concha, besloot het niet te laten bij een bezoek. Zij wilden opnieuw hun intrek nemen in de huizen die ze hadden achtergelaten. Veel Spanjaarden keren tijdens de zomermaanden terug naar hun geboortestreek en verblijven met hun familie in het huis van hun ouders of grootouders. Lange tijd hadden de kolonisten van Terra Chá die mogelijkheid niet. Maar met het geld dat ze verdienden op het nieuwe land, konden ze zich nu veroorloven hun oude familiehuizen op te laten knappen om er tijdens de zomermaanden te wonen.

Veel panden waren inmiddels echter gekraakt of afgebroken door de nieuwkomers. Sommigen hadden daarover afspraken gemaakt met de oorspronkelijke eigenaren, velen echter ook niet. De terugkomst van de oorspronkelijke bewoners zette de verhoudingen op scherp. Nog steeds zijn er veel onopgeloste eigendomsconflicten. Die gaan niet alleen over huizen, maar ook over voorzieningen, de restauratie van erfgoed en het gebruik van de gemeenschappelijke gronden.

FOTO: MARLIES MEIJER
De nieuwkomers droomden van een zelfvoorzienend leven als hechte gemeenschap.

Samen leven?

In Ernes wordt ondertussen hard gewerkt aan een local social, een initiatief van een aantal nieuwkomers. Ze knappen een oud schoolgebouw op om te dienen als ontmoetingsruimte. Steun van de gemeente krijgen ze er niet voor, ze doen het met eigen middelen, buiten het officiële gezag om. Volgens initiatiefnemer Xaguín keek de burgemeester verbaasd op toen hij zag dat ze met tientallen vrijwilligers bezig waren de school op te knappen. De burgemeester heeft zijn zinnen gezet op de herbouw van de kerk die in het meer verdwenen was, en daarvoor middelen vrijgemaakt. Xaguín begrijpt dat niet: er zijn maar weinig mensen die iets met de kerk hebben; bovendien is er helemaal geen pastoor in het dorp. Waarom zou je investeren in een gebouw dat maar één dag per jaar wordt gebruikt? Concha is juist blij dat de kerk wordt herbouwd. Het is een van de belangrijke gebouwen uit het oude dorp die in het meer zijn verdwenen, samen met de begraafplaats. De aanwezigheid van de kerk heeft voor haar een grote symbolische betekenis: de oorspronkelijke bewoners werkten hard, maar op zondag legden ze het werk neer en gingen naar de kerk. Voor haar is het herstel van de kerk ook een rehabilitatie van het verleden. Met het vollopen van het meer gingen niet alleen fysieke gebouwen verloren, maar ook plekken met herinneringen en veel emotionele waarde. ‘Het meer heeft veel opgeleverd: de opgewekte stroom wordt tot in Frankrijk gebruikt. Maar hier is veel kapot gemaakt. Huizen, de kerk, de begraafplaats, onze doden, allemaal is het opgeslokt door het meer […] De nieuwe mensen hebben niets met de kerk. Iedereen heeft zo zijn dingen, dat moet je respecteren. Maar als de kerk hersteld is, komt er een groot feest en dat vieren we ieder jaar opnieuw.’ Aldus Concha.

Een ander heet hangijzer is de toekomst van de gemeenschappelijke grond; de monte. Van oudsher werden deze gronden (meestal berghellingen of heuveltoppen) extensief gebruikt voor het grazen van vee, verzamelen van brandhout of om bijen te houden. Later zijn veel montes beplant voor de houtproductie. Iedere familie met een huis had er een aandeel in en de opbrengst werd verdeeld of geherinvesteerd in de gemeenschap. In Galicië zijn nog veel montes in tact. Ook Ernes heeft er een. Met de komst van de nieuwe bewoners is het beheer van de gemeenschappelijke grond ingewikkeld geworden. Traditioneel hebben namelijk alleen huiseigenaren een aandeel. Concha legt uit: ‘Van de 28 eigenaren zijn er nog 26 over, die beslissen samen over het gebruik en de opbrengst van de monte. Degenen zonder koopovereenkomst maken hier geen deel van uit. Maar verder heeft iedere eigenaar een even groot aandeel, en wordt alles eerlijk verdeeld. Dat werkt nog steeds net als vroeger.’

FOTO: MARLIES MEIJER
Het onbeduidende riviertje de Navia veranderde in een stuwmeer, waardoor de dorpen aan de oostoever geïsoleerd raakten van de bewoonde wereld.

Een aantal van de nieuwkomers ziet de monte echter als iets van vroeger, dat in de huidige samenleving niet langer functioneert. Veel van de huiseigenaren zijn nauwelijks meer betrokken bij het beheer: ze zijn immers lang geleden vertrokken. Volgens Xaguín, die wettelijk gezien geen eigenaar is van zijn huis, en Luz, die als enige nieuwkomer een huis heeft kunnen kopen in Ernes, is het beter de grond te verdelen onder alle bewoners. Zo kan iedereen ermee doen wat hij wil. Luz en haar man zouden bijvoorbeeld graag appelbomen planten voor de productie van biologisch appelsap en confituren die ze met de coöperatie verkopen. Concha begrijpt daar helemaal niets van: sommige stukken van de grond zijn goed, maar je kunt ook een deel treffen met alleen rots. In haar ogen heeft de monte alleen waarde als je die met z’n allen beheert.

De monte zelf, de helling van de Serra de Uría, is prachtig verwilderd en trekt inmiddels wandelaars vanuit heel Europa. Hier en daar is een stukje ontgonnen voor particulier gebruik. Vaak wordt dat gedoogd, maar even vaak is het de aanleiding voor een nieuw conflict tussen de bewoners. Precies zoals dat gaat met de rest van de oostelijke oever van het stuwmeer.

Oude bewoners zijn blij met de restauratie van hun verdronken kerk, nieuwkomers bouwen samen aan een gemeenschapshuis