Gentrificatie, ook op de Waddeneilanden?

1 oktober 2020
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2020
gentrificatie
Waddeneilanden
Kennis
BRON: FUNDA
Met een vraagprijs van 475.000 euro was dit woonhuis in De Koog/Texel binnen enkele weken verkocht. De makelaar adverteerde het huis met status ‘tweede woning’, waardoor deze zowel permanent bewoond mag worden als recreatief gebruikt.

Gentrificatie kennen we als (groot)stedelijk verschijnsel. Maar ook op de Waddeneilanden lijkt het zich te manifesteren.

 

Op de Waddeneilanden is het goed toeven. Vele bezoekers komen voor de kernwaarden van het Waddengebied: ruimte en openheid, natuur, ongereptheid en het nachtelijk duister. Terwijl de bezoekersaantallen op de eilanden fors toenemen, is de eilandbevolking sinds 2000 met slechts 1,5 procent gegroeid. Die groei is te danken aan het vestigingsoverschot, dat het sterfteoverschot compenseert. De demografische ontwikkeling op de eilanden wijkt op een aantal punten af van die in de rest van het Waddengebied. Terwijl de bevolking op de Waddeneilanden al langer (licht) toeneemt, is de bevolkingskrimp in het hele Waddengebied pas in 2019 een halt toegeroepen. Het vasteland komt nu ook meer in beeld als aantrekkelijk woongebied vanwege de rust en ruimte en deels vanwege de krapper wordende woningmarkten in en rond Leeuwarden en Groningen. De eilanden lijken gegeven de toegenomen verhuisdynamiek steeds meer het exclusieve domein te worden van een kleine groep welvarende mensen van buiten.

Aan het proces van vervanging van lagere sociaaleconomische klassen door de meer kapitaalkrachtige mensen, oftewel gentrificatie, kunnen twee problematische kanten zitten. Allereerst kunnen de verkoop- en huurprijzen van woningen zo sterk stijgen dat inwoners en vooral starters die geboren en getogen zijn op de eilanden, achter het net vissen, wat op het Duitse Waddeneiland Sylt is gebeurd. Bovendien: als kapitaalkrachtige mensen van buiten huizen kopen, zullen ze die minder vaak verhuren en daar kan de eilandeconomie flink onder lijden. Of de huizen worden tegen veel hogere prijzen verhuurd, waardoor recreanten met een smallere beurs buiten de boot vallen – vooral mensen uit de noordelijke provincies, die hier vanouds graag komen. Dit versterkt de trend dat goedkopere accommodaties als campings en huisjes plaats maken voor duurdere vakantiewoningen, appartementen en hotels. Er kan dus sprake zijn van gentrificatie in de woon- én de recreatieve sfeer (zie kader ‘Recreatieve gentrificatie’). We beperken ons hier tot gentrificatie in de woonsfeer. Is er daadwerkelijk sprake van selectieve migratie uitmondend in gentrificatie en verdringing? We hebben daar in opdracht van de Waddenacademie kwantitatief longitudinaal onderzoek naar verricht.

‘Stedelijk fenomeen’

Gentrificatie wordt vaak beschreven als een proces waarbij de sociaaleconomische samenstelling van een buurt verandert doordat hogere inkomensgroepen zich er vestigen, terwijl de lagere inkomensgroepen geleidelijk verdwijnen, vaak door verdringing of uitsluiting. De mechanismen hierachter zijn echter complex. Allereerst gaat het om een sociaal-ruimtelijke dynamiek als gevolg van verhuisbeslissingen op het niveau van huishoudens. Die beslissingen komen bijvoorbeeld voort uit de (veranderende) situatie op de arbeidsmarkt en de woningmarkt en/of de nabijheid van belangrijke voorzieningen als onderwijs, medische zorg en winkels. Daarnaast wordt het proces van gentrificatie sterk beïnvloed door structurele factoren en met name beleid. Denk aan de liberalisering van de woningmarkt en de afnemende beschikbaarheid van sociale huurwoningen.

Gentrificatie wordt vaak beschreven als een stedelijk fenomeen. Sociaal, cultureel en/of economisch zwakkere buurten worden ‘opgewaardeerd’ door de vestiging van kapitaalkrachtige nieuwe inwoners. Het gevolg is dat minder draagkrachtige huishoudens naar andere wijken worden verdrongen of er niet meer terecht kunnen (uitsluiting). Dit leidt in steden tot een steeds sterkere polarisatie tussen wijken die in een opwaartse dan wel neerwaartse spiraal zitten.
Als er op de Waddeneilanden sprake is van gentrificatie, gaat het niet om een transformatie van de stedelijke ruimte, maar om de trek van huishoudens met hoge inkomens vanuit het vaak verstedelijkte gebied op het Nederlandse vasteland, naar de rust van de eilanden.

Recreatieve gentrificatie
Landal

Het toerisme op de Waddeneilanden krijgt een elitair tintje, zoals met deze glamping van Landal op Texel.
FOTO: LANDAL GREENPARKS

Behalve in de woonsfeer kan gentrificatie zich ook voordoen in de recreatieve sfeer. Daar is echter nog geen onderzoek naar gedaan. De indruk bestaat dat er op de Waddeneilanden een verschuiving heeft plaatsgevonden van goedkope huisjes en campings naar duurdere vakantiewoningen, hotels (verhotelisering) en appartementen (appartementisering). Ook bestaat de indruk dat op de campings vooral hoogopgeleiden verblijven. De traditionele doelgroep van recreanten uit de noordelijke provincies, die vroeger twee weken op de eilanden ging kamperen of in een eenvoudig huisje verbleef, wordt nu gelokt met dagarrangementen. Het toerisme krijgt een elitair tintje. Met Ameland als mogelijke uitzondering, maar ook dat zou kunnen veranderen met een verbeterde verbinding.

Verhuisdynamiek

Doordat veel factoren een rol spelen, is gentrificatie moeilijk eenduidig in beeld te brengen. De indirecte manier om gentrifcatie vast te stellen, is nagaan of er een (sterke) stijging optreedt in het aantal personen dat een gemeente, wijk of buurt verlaat, oftewel de verhuisdynamiek. Om vervolgens te kunnen bepalen of er sprake is van gentrificatie, koppelen we verhuisbewegingen aan de Sociaal-Economische Status (SES)-profielen van mensen die komen of vertrekken, meer specifiek: hun inkomens- en vermogenspositie. Als er sprake is van gentrificatie op de Waddeneilanden, moeten mensen die zich er vestigen een hoger inkomen en meer vermogen hebben dan degenen die vertrekken. Maar die verhuisbewegingen hoeven niet per se het resultaat te zijn van verdringing. Mensen verhuizen immers om uiteenlopende redenen, vaak samenhangend met hun levenscyclus. Vooral jongeren hebben veel invloed op de verhuisdynamiek. Zij zijn minder gebonden aan een plaats en verhuizen vaak op grond van economische en sociaal-culturele motieven naar grotere plaatsen. Ze gaan weg voor een opleiding, een baan of het vrije leven in de stad. Dat kan een min of meer vrije keuze zijn; ze vertrekken dan niet zozeer omdat ze dit moeten, maar omdat ze het willen. In ons onderzoek naar gentrificatie op de Waddeneilanden zoomen we daarom nog wat specifieker in op de verhuisbewegingen van jongeren.

Kernvragen

In de kern gaat het om vier vragen. Wie vertrekken er van de eilanden? Wie blijven er wonen? Wie vestigen er zich? En wat zijn de beweegredenen van de vestigers en vertrekkers? Voor de eerste drie vragen raadplegen we microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze geven echter geen informatie over verhuismotieven. De vierde vraag kunnen we er dus niet mee beantwoorden. Voor 2000-2018 hebben we per jaar geïdentificeerd wie zich vestigden op de Waddeneilanden en wie vertrokken. Vervolgens hebben we de groepen vestigers en vertrekkers vergeleken op kenmerken als geslacht, leeftijd, samenstelling huishouden, inkomen, vermogen, uitkering (WW, bijstand) en migratie-achtergrond.

Bevolkingsontwikkeling

Tussen 2000 en 2018 is de totale bevolking op de eilanden licht gestegen (figuur 1). Vanaf 2008 veranderde het geboorteoverschot in een groeiend sterfteoverschot. Dat wordt gecompenseerd door een, zeker sinds het einde van de economische crisis, groeiend vestigingsoverschot. Het toenemende sterfteoverschot hangt samen met een sterke vergrijzing van de eilandbevolking. Op alle eilanden behalve Vlieland nam tussen 2012 en 2019 de grijze druk (verhouding tussen de 65+bevolking en die van 20-65 jaar) sterk toe. Op Texel bijvoorbeeld steeg de grijze druk met bijna 11 procent, op Terschelling en Ameland met 7 procent en op Schiermonnikoog, het Waddeneiland met de hoogste grijze druk (bijna 49 procent in 2019), met ruim 3 procent. Alleen op Vlieland, waar van alle Waddengemeenten de grijze druk het laagst is (29 procent), daalde deze zelfs licht. Daarnaast namen de aandelen eenpersoonshuishoudens en stellen zonder kinderen toe en daalde het aantal stellen met kinderen sterk.

Het vestigingsoverschot wordt mede mogelijk gemaakt door de sterk toegenomen werkgelegenheid, vooral in de expanderende toeristische sector, en een stijgend woningaanbod. Dit laatste is overigens niet het geval op Vlieland en Schiermonnikoog, waar tussen 2012 en 2019 zelfs een zeer lichte daling van het woningaanbod heeft plaatsgevonden. De werkgelegenheid is op alle Waddeneilanden in 2012-2019 met bijna 10 procent gegroeid, op de wal met slechts 0,3 procent. De eilanden kunnen de eigen beroepsbevolking ruimschoots van werk voorzien en hebben zich eerder en veel krachtiger hersteld van de economische recessie dan de kustgemeenten. De toeristische sector was hierbij de stuwende kracht. Het groeiende vestigingsoverschot en het toerisme houden de economische basis voor tal van voorzieningen mede in stand.

Figuur 1: Bevolkingsontwikkeling Waddeneilanden 2000-2018

Verhuisdynamiek

De verhuisdynamiek (figuur 2) is het grootst onder jongeren (18-25 jaar), op afstand gevolgd door 26-40-jarigen, met de oudere bevolking als hekkensluiter. De 55-plussers maken bijna de helft uit van de eilandbevolking boven de 18 jaar, terwijl hun aandeel in het vertrek slechts 10 procent bedraagt. Het verschil in verhuisdynamiek draagt bij aan de eerder geconstateerde vergrijzing op de eilanden. Jongeren vertrekken relatief vaak vanwege de levensfase waarin ze zitten. Ze zijn opgegroeid op de eilanden en gaan elders studeren of werken. Of ze hebben er een aantal jaren in de horeca gewerkt en keren terug naar het vasteland. Behalve dat er relatief veel jongeren vertrekken, vestigen zich ook relatief veel jongeren. Ze doen dat voor werk in de toeristensector, of op Terschelling voor een opleiding aan de zeevaartschool, onderdeel van het Maritiem Instituut Willem Barentsz. Daarnaast is de verhuisdynamiek het grootst onder eenpersoonshuishoudens en mensen met een migratieachtergrond, die 8 procent van de bevolking uitmaken, maar 18 procent van de vertrekkers en vestigers.

Hoe staat het met de inkomens van vestigers en vertrekkers? Overall hebben de vertrekkers aanzienlijk vaker een laag inkomen dan de vestigers, respectievelijk 50 tegen 40 procent (figuur 3). Dit kan duiden op selectieve migratie en gentrificatie. Maar de grote verhuisdynamiek onder (relatief weinig verdienende) jongeren, met name studenten, verstoort het beeld. Als we hiervoor corrigeren (populatie exclusief studenten) worden de verschillen kleiner, al blijft het beeld overeind dat de vertrekkers veel vaker een laag inkomen hebben dan de vestigers, respectievelijk 29 en 24 procent. Ook zijn in de eerste drie leeftijdcategorieën (18 t/m 55 jaar) de verhuizers – zowel de vertrekkers als de vestigers – armer dan de eilandbevolking (die overigens wel tot de welvarendste van Noord-Nederland behoort). In de categorieën 18 t/m 55 bevinden zich sowieso de meeste verhuizers. In de categorieën boven de 55 jaar (resp. 56 t/m 65 jaar + 66 jaar en ouder) vinden we onder de vestigers beduidend minder ‘armen’ (25 en 21%) dan onder de vertrekkers (28 en 28 procent) en de eilanders (26 procent en 27 procent). De oudere vestigers zijn dus rijker dan de oudere vertrekkers en eilanders. Opvallend is verder dat (studenten niet meegerekend) het aandeel ‘armen’ onder de vestigers beneden de 55 jaar hoger is dan het eilandgemiddelde (25, 23 en 24 procent tegenover 19, 15 en 16 procent). Dat doet enigszins afbreuk aan de indruk dat er sprake is van selectieve migratie en gentrificatie. Dat geldt overigens niet voor de relatief kleine groep zich vestigende 55-plussers.

Verschillen tussen eilanden

De verhuisturbulentie (optelsom van vertrek- en vestigingspercentage) is veruit het grootst op Vlieland en het kleinst op Texel en Ameland (figuur 4). Op Vlieland is de werkgelegenheid nog sterker geconcentreerd in de toeristische sector dan op andere eilanden. Het heeft ook veruit de laagste grijze druk, en de gemiddelde verkoopwaarde van de woningen is er het hoogst en het meest gestegen in de laatste jaren (figuur 5). Voor alle Waddeneilanden behalve Terschelling geldt dat de vertrekkers vaker een laag inkomen hebben dan de vestigers. Terschelling wijkt af vanwege de hogere zeevaartschool die daar zit. Onder de vertrekkers zitten veel net afgestudeerden, die nog vaker tot de laagste inkomensgroep behoren dan de vestigers.

Figuur 2: Verhuisdynamiek naar achtergrondkenmerken (2015-2017)
Figuur 3: Percentages en aantallen inwoners/blijvers, vestigers en vertrekkers met een laag inkomen (laagste kwartiel) naar leeftijd (2012-2017)

Hamvraag

De hamvraag is nu of de Waddeneilanden te maken hebben met selectieve migratie, gentrificatie en verdringing. Daar zijn aanwijzingen voor. Als we kijken naar de verhuisdynamiek exclusief studenten, behoren vertrekkers vaker tot de laagste inkomensgroep dan vestigers. Daar staat tegenover dat de vestigers beneden 55 jaar in vergelijking met de eilandbewoners een groter aandeel hebben in de laagste inkomensgroep. Dat zwakt de indruk dat er gentrificatie plaatsvindt dus weer wat af. Een andere aanwijzing voor gentrificatie is de gemiddelde verkoopwaarde van de koopwoningen, die vooral op Vlieland en Schiermonnikoog ver boven het Nederlandse gemiddelde ligt en op Vlieland de afgelopen jaren ook nog eens sterk gestegen is. We moeten echter waken voor te snelle conclusies. De Waddeneilanden zijn ontegenzeglijk aantrekkelijke en gewilde (woon-)plekken. Ze behoren tot de welvarendste gemeenten van Noord-Nederland en scoren standaard heel hoog in de Nationale Monitor Duurzame Gemeenten van Telos. Tegelijkertijd zijn de Waddeneilanden nog steeds geen exclusieve wooneilanden. Er is meer dan voldoende werk, getuige ook de lage werkloosheid en het kleine aantal mensen met een uitkering. Er zijn meer banen dan de eigen beroepsbevolking aankan en de werkgelegenheid is mede door de krachtige groei van de toeristensector in de voorbije jaren sterk toegenomen. De ruime werkgelegenheid heeft geleid tot een vestigingsoverschot. Een deel van de groep vestigers is gekomen om tijdelijk, voor kortere of langere tijd, te werken. Gezien de aard van het werk en de relatief jonge leeftijd van de vestigers is het logisch dat zij tot de lagere inkomensgroepen behoren. Groeiende werkgelegenheid, krachtig toerisme met veel bezoekers en een vestigingsoverschot zorgen er mede voor dat anders dan op de wal het draagvlak voor veel voorzieningen niet of veel minder onder druk komt te staan. En dat zorgt er weer voor dat de Waddeneilanden als vestigingsplaats niets aan aantrekkelijkheid inboeten.

Figuur 4: Verhuisturbulentie op de Waddeneilanden (2012-2017)
Figuur 5: Gemiddelde verkoopwaarde woningen x 1000 (1995-2019)

John Dagevos is directeur van Telos, Sanne Paenen en Ellen Dingemans zijn onderzoekers/adviseurs bij PON/Telos. Telos was het Brabants Centrum voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit van Tilburg. PON was een brede onderzoeksorganisatie op het gebied van sociale en leefbaarheidsvraagstukken. Ze zijn op 1 januari 2020 gefuseerd tot PON/Telos.