Grens tussen Ierland en Noord-Ierland

29 september 2023
Auteurs:
Ben de Pater
Departement Sociale Geografie & Planologie Universiteit Utrecht
Leo Paul
Faculteit Geowetenschappen, Universteit Utrecht
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2023
Noord-Ierland
Kennis
FOTO: SINN FÉIN / WIKIMEDIA COMMONS

Al 100 jaar omstreden: Hoe dachten en denken geografen over grenzen?

Heugelijke feiten: afgelopen voorjaar bestond het Goede Vrijdagakkoord een kwart eeuw en kwamen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk eindelijk tot definitieve afspraken over de Noord-Ierse grens in het handelsverkeer. De grens leidt al ruim een eeuw tot spanningen. En ruimer: hoe keken geografen deze eeuw naar grenzen?

Nadat in 2016 de Britten besloten de Europese Unie te verlaten, duurde het nog bijna vier jaar voordat de Brexit een feit was. De onderhandelingen zaten lang muurvast. De landgrens tussen Noord-Ierland (onderdeel van het Verenigd Koninkrijk) en EU-lidstaat Ierland was het grootste obstakel. Gedreven door nieuwsgierigheid brachten vele hoogwaardigheidsbekleders een bezoekje aan die blijkbaar zo belangrijke grens. De opgetrommelde fotografen hadden echter moeite deze in beeld te brengen. Want hekken of douanehokjes waren er niet te vinden. Daarom maakten ze foto’s van een landweg waar de belijning veranderde van geel naar wit, en van verkeersborden die de snelheidslimiet aangaven in kilometers en even verderop in mijlen. Dat de grens niets voorstelde, was cruciaal. Deze mocht nooit meer de harde grens worden die ze tot 1998 was.

Heugelijke feiten: afgelopen voorjaar bestond het Goede Vrijdagakkoord een kwart eeuw en kwamen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk eindelijk tot definitieve afspraken over de Noord-Ierse grens in het handelsverkeer. De grens leidt al ruim een eeuw tot spanningen. En ruimer: hoe keken geografen deze eeuw naar grenzen?

In de drie decennia vóór 1998 woedde een burgeroorlog over de status van Noord-Ierland. Ierse nationalisten streefden naar Ierse eenwording en Brits vertrek. De meeste protestante Noord-Ieren wilden daarentegen bij het VK blijven. Er vielen tijdens the Troubles zo’n 3500 doden (zie ook Geografie oktober 2018). In de media overheerste het beeld dat het conflict een strijd was tussen protestantse unionisten (de meerderheid) en de katholieke minderheid in Noord-Ierland. Maar ook sociaaleconomische tegenstellingen speelden een rol, waarover later meer. 

Op 10 april 1998 (Goede Vrijdag) ondertekenden het VK en Ierland een akkoord dat een einde maakte aan de gewelddadigheden. Dankzij dit akkoord werd de grens geleidelijk aan zachter en raakten Noord-Ierland en Ierland steeds meer met elkaar verbonden. Onder de oppervlakte bleef het echter borrelen. Spanningen zijn tot op de dag van vandaag vooral zichtbaar in steden als Belfast en (London)Derry. De segregatie is er enorm, met gescheiden scholen en sportverenigingen en op enkele plaatsen hoge ‘vredesmuren’ die katholieke en protestantse wijken van elkaar scheiden. Kleurrijke muurschilderingen (murals) markeren grenzen en territoria.

Op (inter)nationaal niveau bracht de Brexit de onenigheid terug, die eerder dankzij het akkoord was gedempt. Dat past in een patroon: bij grenskwesties zijn veelal hogere machten betrokken. Externe partijen bepalen de loop van de grens, of het karakter ervan. Noord-Ierland heeft met het VK formeel de EU verlaten, maar blijft toch deel uitmaken van de douane-unie en de interne markt van de EU. De feitelijke buitengrens van de EU ligt nu in de Ierse Zee, en het VK moet de handel controleren, onder EU-toezicht. Of dit gaat werken, belichten we aan het eind van dit artikel. Eerst maar eens een historisch-geografische blik: hoe is de grens ontstaan? Hoe geografen naar grenzen keken – destijds en nu – is te lezen in de kaders.

Vrijheidsstrijd

Eeuwenlang was Ierland een Engelse kolonie. In de 19e eeuw groeide het verzet daartegen. Vanaf 1870 klonk de roep om zelfbestuur (Home Rule) steeds luider. Tweemaal strandde de Irish Home Rule Bill in het Britse parlement. In 1914 werd de wet wel aangenomen, maar niet uitgevoerd vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De protestanten zagen zelfbestuur voor heel Ierland niet zitten; zij spraken cynisch over ‘Home Rule is Rome Rule’. De Ierse nationale beweging was verdeeld. Het ene deel wilde nog wel wachten op het einde van de oorlog. Maar het andere riep al tijdens de oorlog, op paasmaandag 1916, eenzijdig de onafhankelijke Ierse Republiek uit. Het Britse leger sloeg deze opstand met geweld neer. Er vielen honderden doden en gewonden; vijftien leiders werden geëxecuteerd. Deze Paasopstand dreef velen naar het nationalistische kamp.

BEELD: B.J. KÖBBEN

In 1920 stelde de Britse regering opnieuw een Home Rule voor, waarbij Ierland in twee delen zou worden opgesplitst: Noord en Zuid, elk met zelfbestuur. Deze Government of Ireland Act werd door de Ierse nationalisten de Partition Act genoemd. Zij waren tegen de deling; heel Ierland moest worden bevrijd. Ze stemden daarom niet in met de wet. Onderhandelingen leidden in 1921 tot een Anglo-Irish Treaty, met de vorming van een Irish Free State als belangrijkste resultaat. De zes counties van Noord-Ierland kregen de mogelijkheid hierbuiten te blijven. Daar maakten ze graag gebruik van. De overwegend protestantse gebieden wilden een zo hecht mogelijke band met Groot-Brittannië houden.

De Ierse Vrijstaat kreeg de status van dominion binnen het Britse rijk (later het Gemenebest). De Britse koning was tevens koning van Ierland, maar vooral in ceremoniële zin (vergelijkbaar met de huidige situatie in Canada en Australië). In 1937 werd de naam veranderd in Ierland en werd het land onafhankelijk. In 1949 werden alle formele banden met Groot-Brittannië verbroken; Ierland werd een republiek en verliet het Gemenebest.

Noord-Ierland bleef vanaf 1921 een politieke eenheid binnen het Britse rijk, met zelfbestuur. James Craig was de eerste premier en bleef dat tot zijn dood in 1940. Hij was de voorman van de unionisten en dacht sterk in termen van rivaliteit: het Noorden tegenover het Zuiden, protestanten tegenover katholieken.

Geografen over grenzen: Natuurlijke grenzen en geopolitiek

In de eerste decennia van de 20e eeuw hadden geografen weinig te melden over de Ierse kwestie. Hun aandacht ging uit naar wat ze noemden ‘natuurlijke grenzen’: bergketens, rivieren, wouden, meren, moerassen en woestijnen. Voor de Duitse geograaf Friedrich Ratzel, die in zijn boek Politische Geographie (1903) ruim 80 van de 850 pagina’s wijdde aan grenzen, liepen natuurlijke grenzen idealiter door dunbevolkte streken, die als bufferzones dichtbevolkte kerngebieden van elkaar scheidden. Met natuurlijke grenzen op land was het altijd oppassen: ook ‘nauwbevriende broederstaten’ konden een onbetrouwbare rivaal worden. Zeekusten waren ondanks de kans op overstromingen te prefereren. Contact met zee, schreef Ratzel, ‘is vaak voordelig en nooit nadelig, terwijl de grenslijn met een andere staat daarentegen niet kort genoeg kan zijn’. Hij bezag staten door een sociaal-darwinistische bril: als organismen die onderling verwikkeld waren in een strijd om het voortbestaan. Staten bestonden uit ‘ein Stück Menschheit und ein Stück Erdboden’, die zo vervlochten waren dat ze een soort organisme vormden. Als elk organisme hadden ze ook een ziel, een ‘politische Idee’, een soort nationaal gevoel dat bij krachtige staten tot in alle geografische uithoeken reikte. Ontbrak dat gevoel, dan was er separatisme. ‘Delen waarin die ziel afwezig is, vallen af; twee zielen verscheuren de samenhang van een politiek lichaam.’ Dat was het geval op het Ierse eiland. Daar leefde de ‘ziel’ niet in Ulster. Tegelijkertijd was het Ierse streven om de landgrens in het noordoosten te vervangen door een zeegrens, in Ratzels visie heel begrijpelijk. Bovendien: jonge organismen als de Ierse staat willen groeien; het is een biologische wet.

Geopolitici werkten Ratzels ideeën in de jaren 1920-1930 in agressieve zin uit. Karl Haushofer stelde in Grenzen in ihrer geographischen und politische Bedeutung (1927, 1938) grenzen en grensgebieden voor als Kampfzones, als Kampfplätze. Hij onderscheidde offensieve en defensieve grenzen. Angriffsgrenze oefenen Grenzdrück uit op de aangrenzende gebieden, Schutzgrenze moeten het omsloten gebied beschermen tegen aanvallers. Duitsland was ‘gelukkig’ na 1933 gaan begrijpen dat het land Angriffsgrenze nodig had om meer Lebensraum te verwerven. Haushofers boek gaf een ‘wetenschappelijke’ legitimatie aan Hitlers oorlogen. Los van Haushofers geopolitieke leer zou ook de Noord-Ierse grens een ‘strijdzone’ worden.

De escalatie van het conflict tussen de republikeinen, de unionisten en het Britse leger werd zichtbaar in de militarisering van de landgrens

Een steeds hardere grens

Onder druk van de protestanten waren drie van de negen oorspronkelijke counties van Ulster – Donegal, Cavan en Monaghan, waar vooral katholieken woonden – bij de regelingen van 1920/21 buiten Noord-Ierland gehouden. Daardoor werd de protestante meerderheid in Noord-Ierland, gedefinieerd als de zes resterende counties, vergroot. Van de anderhalf miljoen inwoners was in 1921 twee derde protestant en een derde katholiek. De protestanten waren vooral afstammelingen van Engelse en Schotse kolonisten. Zij hadden zich in de 16e eeuw gevestigd op het grondgebied van de Ierse edelen, die tevergeefs verzet hadden geboden aan de Engelsen en moesten vluchten. Het was het begin van Ulster, het noordoosten als overwegend protestants gebied. Elders op het eiland was de adel meer bereid tot een compromis: zij moest zich formeel verbinden aan de Engelse machtsstructuren, maar mocht als tegenprestatie haar grond behouden. Daar was dus letterlijk minder ruimte voor kolonisten van overzee.

De (voorlopige) grenslijn volgde de provinciegrenzen, en een grenscommissie moest een advies geven over het exacte, definitieve verloop. In de grensstreek waren de belangen groot en de discussies fel. De commissie stelde kleine aanpassingen voor, maar dit advies werd niet overgenomen vanwege de vele meningsverschillen. De voorlopige grens werd definitief in 1925 en is sindsdien niet aangepast.

Voor de grensbewoners had de deling grote gevolgen. De twee politieke entiteiten gingen steeds meer uiteenlopen en vanaf 1923 werd de grens ook een douanegrens, waar invoerbelastingen werden geheven. Voortaan mocht de grens alleen nog bij officiële grensovergangen gepasseerd worden. Voor velen betekende dit langere reistijden. En uiteraard bloeide de smokkel op. Tussen 1933 en 1939 werd zelfs gesproken van een economische oorlog tussen de Ierse Vrijstaat en het VK. Over steeds meer goederen moest invoerbelasting worden betaald. In de strijd voor volledige onafhankelijkheid staakten Ieren de afdracht van invoerbelastingen aan het VK, waarop het koninkrijk de lijst met belaste goederen weer uitbreidde, met steeds meer agrarische producten. Dat was een ramp voor de grensbewoners, die sterk afhankelijk waren van de landbouw.

In 1939 werden de meeste conflicten tussen de Ierse Vrijstaat en het VK beëindigd, maar de douanegrens bleef in stand, net als de spanning tussen katholieken (die droomden van eenwording met Ierland) en protestanten (die voortdurend op hun hoede waren). De grens werd zelfs harder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat had alles te maken met de uiteenlopende rollen tijdens de oorlog. Anders dan in 1914, toen Ierse vrijwilligers onder Britse vlag vochten, had Ierland zich neutraal verklaard. In Noord-Ierland kwam een oorlogsindustrie op gang en werd de export van goederen gelimiteerd, ook naar Ierland. Dat leidde daar tot tekorten.

Typologie van politieke grenzen

Alles afwegend was een land volgens Ratzel beter af met natuurlijke dan met ‘kunstmatige’ grenzen. Maar na de Eerste Wereldoorlog had Europa van de geallieerden juist veel ‘ongeografische’ grenzen gekregen. Duitsland moest genoegen nemen met veel krappere grenzen, en het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk werd opgedeeld. Geografen beseften dat bergketens en dergelijke geen door de natuur gegeven en vastgestelde staatsgrenzen waren, maar dat de mens ze die status had gegeven. De Amerikaanse geograaf Isaiah Bowman, die tijdens de vredesonderhandelingen in Parijs in 1919 was opgetreden als adviseur van president Wilson, verdedigde in zijn boek The New World (1921) de nieuwe grenzen. Bij de vaststelling was rekening gehouden met ‘a whole group of economic, racial, ethnic and religious factors’. Dit tot verontwaardiging van Haushofer, die Bowmans boek een ‘vijgenblad’ noemde dat ‘de ergste zonden’ van de door de geallieerden getrokken grenzen moest bedekken.

Een tijd-, land- en vakgenoot van Bowman, Richard Hartshorne, stelde in 1936 een typologie van politieke grenzen voor, waarbij hij het natuurlandschap negeerde. Hij onderscheidde antecedent boundaries (die vooraf gaan aan cultuurlandschappen, bijvoorbeeld de Semslinie uit 1615 tussen Groningen en Drenthe), subsequent boundaries (getrokken in een bewoond en ingericht cultuurlandschap, vaak vastgelegd in een verdrag na een conflict, zoals de door de geallieerden getrokken grenzen in het Europa van na 1918, en de Noord-Ierse grens van 1921/1925), superimposed boundaries (opgelegde grenzen, bijvoorbeeld in Afrika door koloniale overheersers) en relict boundaries (grenzen die er ooit waren, maar inmiddels zijn opgeheven of verlegd, zoals het IJzeren Gordijn). De indeling is niet waterdicht, maar geeft wel aan dat de aandacht van geografen zich verlegde van natuurlijke naar culturele grenzen. Hartshorne pleitte ervoor te onderzoeken wat de gevolgen waren van nieuw getrokken grenzen voor de plaatselijke bevolking. Hij gaf zelf het goede voorbeeld door in 1931-1932 onderzoek te doen in Opper-Silezië, waar tien jaar eerder nieuwe grenzen waren gekomen (het gebied was Duits en werd Pools). In welke taal hadden bijvoorbeeld leerlingen les, wat voor geschiedenis en aardrijkskunde kregen ze, welke liederen leerden ze, in welk leger moesten jongens dienen, waar (ver)kochten mensen hun goederen?

Militarisering van de grens

In 1966 organiseerden de nationalisten overal in Ierland parades om de Paasopstand van vijftig jaar daarvoor te gedenken. In Dublin werd het standbeeld van de Britse oorlogsheld Nelson opgeblazen. De unionisten in Noord-Ierland richtten een paramilitaire organisatie op (Ulster Volunteer Force), die bommen liet ontploffen bij katholieke instellingen. Ze spraken van een oorlog tegen de IRA. Dit Iers Republikeins Leger was opgericht na de Paasopstand en had tussen 1956 en 1962 aanslagen gepleegd op Britse wapendepots en bestuurscentra langs de grens. Deze gewelddadige Border Campaign had weinig draagvlak onder de bevolking, en de IRA bleef klein. Maar de IRA radicaliseerde verder in reactie op het geweld van de unionisten, en de structurele achterstelling van de katholieken in Noord-Ierland. Geweld van beide zijden leidde tot een escalatie. De komst van Britse troepen in augustus 1969, in een poging het geweld te stoppen, gooide enkel olie op het vuur van de nationalisten.

De katholieken kwamen steeds luider voor hun eisen op. Zij werden geïnspireerd door de wereldwijde opkomst van de burgerrechtenbeweging in de jaren 1960 (zoals die van Martin Luther King). Ook in Noord-Ierland ontstond een (geweldloze) burgerbeweging, vooral onder de katholieken die structurele discriminatie ervoeren. Zij wezen erop dat zij minder kansen hadden op de arbeidsmarkt, dat ze achtergesteld werden op de woningmarkt, dat de Noord-Ierse politie voor 90% bestond uit protestanten, en dat de katholieken als gevolg van gerrymandering (het aanpassen van de grenzen van kiesdistricten in het voordeel van de machtigste partij) minder in te brengen hadden bij verkiezingen. Kortom: sociaaleconomische tegenstellingen voedden het conflict. De vreedzame protesten bleven vruchteloos. Dat motiveerde de IRA om veranderingen met geweld af te dwingen.

De escalatie van het conflict werd zichtbaar in de militarisering van de landgrens: wachttorens, prikkeldraad, wegblokkades, sluiting van kleine grensovergangen en steeds meer controle door (Britse) soldaten. En in de stijging van het aantal dodelijke slachtoffers. De kille cijfers zijn te vinden op de website Conflict Archive on the Internet (CAIN) van Ulster University, waarop veel achtergrondinformatie staat. Ongeveer 60% van de 3532 slachtoffers tussen 1969 en 2001 zijn gevallen door republikeins geweld, 30% door unionisten en 10% door Britse troepen.

Vanaf 1973 werd deze militaire grens in economische zin minder hard. In dat jaar werd zowel het VK als Ierland lid van wat toen nog de Europese Economische Gemeenschap heette. De gelijktijdige toetreding was niet toevallig: de EEG hoopte zo complexe grenskwesties te voorkomen. Het lidmaatschap was een enorme stimulans voor de economische relaties tussen Noord-Ierland en Ierland. De opname in de douane-unie, en zeker de invoering van de interne markt in 1993, met de vrije mobiliteit van goederen, diensten, mensen en kapitaal, zijn van grote betekenis geweest.

De opname van het VK en Ierland in de EEG was een enorme stimulans voor de economische relatie tussen Ierland en Noord-Ierland

Eindelijk vrede

Het vredesproces werd ingeleid door een akkoord tussen de Britse en Ierse regering in 1993, waarin het zelfbeschikkingsrecht van het Ierse volk werd erkend. Een jaar later besloten de IRA en de paramilitairen van de unionisten tot een wapenstilstand. In 1998 werden alle besluiten vastgelegd in het beroemde Goede Vrijdagakkoord, dat alle partijen ondertekenden, op één na, de unionistische partij DUP, onder leiding van dominee Ian Paisly. Maar op latere leeftijd koos zelfs hij voor vrede en ging samenwerken met zijn vroegere vijanden.

Interessant is de externe druk van zowel de EU als de Verenigde Staten (met veel Ierse migranten) op het vredesproces. Zo leidde de Amerikaanse senator George Mitchell de vredesbesprekingen. Mede door die druk regelde het Goede Vrijdagakkoord veel. De belangrijkste besluiten op een rij.

  • Het zelfbeschikkingsrecht van de Ieren hield in dat het lot van Noord-Ierland in handen werd gelegd van de bevolking van Noord-Ierland. Indien bij een referendum een meerderheid zou kiezen voor aansluiting bij Ierland, moest ook het VK dat accepteren.
  • Ierland schrapte de aanspraak op Noord-Ierland uit de grondwet.
  • De macht van de Noord-Ierse regering en het Noord-Ierse parlement werd binnen het VK vergroot. Macht werd uit Londen overgeheveld naar Belfast (devolutie). De uitvoerende macht van Noord-Ierland moest gebaseerd zijn op een deling van macht tussen de bevolkingsgroepen.
  • Ierland en Noord-Ierland stelden een gezamenlijke ministerraad in om grensoverschrijdende kwesties te bespreken.
  • Ze besloten tot vreedzame samenwerking en het inleveren van de wapens door alle paramilitaire organisaties.
Economische barrières
Spread effects

Tot omstreeks 1960 was het geografisch grensonderzoek overwegend historisch en beschrijvend. Grenzen werden in casestudies opgevat als onderdelen van het landschap. Maar in de decennia daarna kregen vooral economisch en transportgeografen aandacht voor grenzen als barrières in handels-, transport- en verkeersstromen. Ze ontwikkelden modellen om spatial patterns of flow inzichtelijk te maken. In welke mate verminderde een grens de spatial interaction tussen twee plekken? En wat voor effecten waren te verwachten als men grenzen meer doorlatend zou maken? Zoals het Schengenakkoord tussen (aanvankelijk) België, Nederland, Luxemburg, Duitsland en Frankrijk in 1985. Henk van Houtum bijvoorbeeld deed in de jaren 90 onderzoek naar grensoverschrijdende relaties tussen bedrijven in het Belgisch-Nederlandse grensgebied. Een gemiddeld bedrijf in de onderzochte grensregio’s bleek 4,6 keer meer zakelijke relaties in eigen land te hebben dan in het buurland. Twee derde van de ondernemingen had zelfs helemaal geen relatie met een bedrijf over de grens. Van Houtum benadrukte in zijn proefschrift The development of cross-border economic relations (1998) dat het gebrek aan contacten niet zozeer lag aan overheidsrestricties of verschil in wet- en regelgeving. Als die bestonden, waren ze te overkomen. De staatsgrens was voor ondernemers vooral een mentale barrière. Er bestond, in elk geval destijds, ‘een grotere onzekerheid, een grotere mentale afstand en het gebrek aan vertrouwen in het welslagen van grensoverschrijdende economische relaties in vergelijking met de economische relaties in eigen land’. Als zelfs in de Benelux de grens al zo’n obstakel was, mag men aannemen dat de Noord-Ierse grens dat ook was.

Behalve naar internationale grensoverschrijdende relaties gingen geografen ook onderzoek doen naar relaties binnen landen, tussen kern- en perifere gebieden. De laatste waren opmerkelijk vaak grensstreken. Hoe waren ze in de loop der tijd geïntegreerd geraakt bij de kerngebieden, in processen van nation-building, economische schaalvergroting en regionaal beleid? En hadden deze door buitenaf opgelegde integratie en incorporatie geleid tot cultureel en politiek regionalisme in de grensregio – volgens de Groningse geograaf H.J. Keuning in Mozaïek der functies (1955) een ‘verzets-’ of ‘afweerreactie’? In hoeverre hadden perifere (grens)gebieden te lijden onder het vertrek van mensen, kapitaal, grondstoffen enzovoorts naar kerngebieden? En omgekeerd, in welke mate trokken ze profijt van investeringen en de komst van bedrijven – vaak gestimuleerd door overheidssubsidies – uit het kerngebied? Overal het algemeen waren de nadelige backwash-effecten groter dan de voordelige spread-effecten; die deden zich vooral voor in de directe omgeving van het kerngebied en bereikten niet de periferie. De conclusie was dat als regel sociaal- en economisch-ruimtelijke polarisatie optrad tussen kern- en grensgebieden. Een ontwikkeling die de Zweedse onderzoeker Gunnar Myrdal in Economic theory and underdeveloped regions (1957) al zorgelijk had voorspeld.

Dankzij het akkoord stopte het geweld definitief, afgezien van enkele aanslagen van IRA-hardliners. In de grensstreek verdwenen de wegblokkades, de wachttorens en de controleposten al snel. Verbindingen werden hersteld en bruggen herbouwd, tot vreugde van de grensbewoners. De grens zelf is tegenwoordig nauwelijks herkenbaar, maar er is wel een landschap van herinnering ontstaan, met restanten van de verdwenen grensbarricades, en monumenten met de namen van de doden die vielen.

FOTO: ALLAN LEONARD / FLICKR

Het grensgebied heeft rijkelijk geprofiteerd van EU-subsidies. Vanaf 1994 is veel geld gestoken in een speciaal programma voor Vrede en Verzoening (met een nog langere titel in het Engels, waarvan de voorletters leiden tot de programmanaam PEACE), in heel Noord-Ierland en in de grensstreek. Tussen 1995 en 2020 is 2,6 miljard euro geïnvesteerd, vooral ter versterking van lokale projecten en ngo’s aan weerszijden van de grens, die bottom-up met initiatieven komen. Van dit bedrag is 1,6 miljard euro afkomstig van de EU. Ook na de Brexit gingen de projecten door. De opbouwprogramma’s worden positief beoordeeld. De subsidies versterkten de nog broze vrede: de economische vervlechting groeide en er kwam toenadering tussen de bevolkingsgroepen. Mede dankzij dit programma is de segregatie van middelbare scholen kleiner geworden; zo’n 8% van de scholen noemt zich nu integrated. Maar de rest van het middelbaar onderwijs en al het basisonderwijs is nog altijd gesegregeerd. Pas bij een vervolgopleiding ontmoeten (hoger opgeleide) jongeren elkaar.

In het grensgebied ontstond na 1998 iets van een border identity. Deze werd gevoed door het gemeenschappelijke verleden van geweld, maar ook door de perifere ligging van de grensstreek, ver van de politieke en economische centra Dublin en Belfast. Er is een breed gedragen gevoel dat de hoofdsteden geen oog hebben voor de problemen in de grensstreek.

Interdisciplinair studieveld

‘Grensgeografen’ zijn de laatste decennia steeds meer gaan samenwerken met sociologen, politicologen, economen, historici en antropologen die zich van oudsher ook buigen over grenzen en grensgebieden. Zo ontstond een nieuw interdisciplinair studieveld: border studies, compleet met eigen conferenties, organisaties (als de Association for Borderlands Studies) en tijdschriften als het Journal of Borderland Studies. Binnen dit veld doen geografen, volgens een – inmiddels gedateerde – inventarisatie uit 2000 van Henk van Houtum (medeoprichter van het Nijmegen Centre of Border Research en sinds 2019 hoogleraar politieke geografie in Nijmegen), onderzoek naar (a) de grens als barrière voor stromen van goederen en diensten (zie Van Houtums proefschrift), (b) grensoverschrijdende samenwerking tussen regio’s aan weerszijden van de grens (bijvoorbeeld in door de EU gesubsidieerde euregio’s) en (c) de leefwereld, activiteiten en beleving van de grens door grensbewoners en -samenlevingen (bijvoorbeeld de border identity van Noord-Ierse grensbewoners). Tegenwoordig hoort daar ook onderzoek bij naar (d) de rol van grenzen als hindernissen in irreguliere migratie.

Verstoring van de rust

Tijdens het referendum op 23 juni 2016 stemde een kleine meerderheid (52%) van het Britse volk vóór de Brexit. In Noord-Ierland wilde een iets grotere meerderheid (56%) juist EU-lid blijven. De verschillen tussen de gemeenschappen binnen Noord-Ierland waren groot: 60% van de protestante stemmers steunde de Brexit; bij de katholieke stemmers was dat maar 15%. De laatsten keken vooral naar EU-lidstaat Ierland, waarmee zij in de EU wilden blijven.

De Britse regering had absoluut geen rekening gehouden met een overwinning van de Brexiteers en had nog geen idee hoe de toekomstige relatie met de EU eruit zou moeten zien. Het kon nog alle kanten uit. Bij een zachte Brexit zou het VK in de douane-unie blijven en vrijwel alle regels van de interne markt volgen (vergelijkbaar met Noorwegen en Zwitserland). Een harde Brexit betekende dat het VK volledig zou breken met de EU, met de terugkeer van importtarieven en quota. De status van de Noord-Ierse landgrens was cruciaal. Bij een zachte Brexit was er niets aan de hand: formeel de buitengrens van de EU, maar boterzacht. Bij een harde Brexit zouden er strenge grenscontroles komen: een schrikbeeld voor velen.

Daarom besloten het VK (onder premier Theresa May) en de EU een vangnet in te bouwen (de backstop). Welke regeling er ook zou komen, de Noord-Ierse landgrens moest open blijven. En daarmee lag het grootste probleem op tafel, dat tot jarenlange vertraging van de Brexit zou leiden. Er moesten zaken verenigd worden, die niet te verenigen waren, omdat al snel bleek dat een zachte Brexit er wat het VK betreft niet in zat. Het besloot uit de douane-unie en de interne markt te stappen, maar wel een vrijhandelsovereenkomst met de EU te sluiten. Die zorgt voor tariefvrije en quotavrije handel van goederen. Zo’n regeling vereist echter nog altijd de controle van goederen op kwaliteit en veiligheid, en het invullen van douaneformulieren, in principe ook bij de landgrens tussen Noord-Ierland en Ierland.

Uiteindelijk is dit geregeld in een 45 pagina’s dik Noord-Ierland-protocol, als onderdeel van het hele Brexit-akkoord van 177 pagina’s. Tot in detail zijn de zaken vastgelegd. Noord-Ierland heeft samen met de rest van het VK de EU verlaten, maar is in de praktijk onderdeel van de douane-unie en de interne markt gebleven, waardoor de handel tussen Ierland en Noord-Ierland in principe niet hard wordt getroffen.

Volgens het protocol zou al het goederenvervoer tussen het VK en Noord-Ierland moeten worden gecontroleerd in Noord-Ierse havens. Een tijdrovende en kostbare zaak maar ook emotioneel beladen, vooral voor de unionisten, omdat Noord-Ierland de facto afdreef van het VK. De buitengrens van de EU lag nu in de Ierse Zee. Onder de nieuwe Britse premier Rishi Sunak besloten het VK en de EU daarop afgelopen februari de regeling aan te passen. Het zogeheten Windsor Raamwerk splitst de goederenstroom in tweeën: producten die in Noord-Ierland blijven, worden in de lokale havens en vliegvelden afgehandeld via een groene lijn, terwijl goederen voor Ierland en andere delen van de EU een rood spoor volgen. Alleen de ‘rode goederen’ worden gecontroleerd. Mocht blijken dat ‘groene goederen’ op de Ierse markt komen, dan kan ook de groene lijn gecontroleerd worden. Zo’n systeem is alleen mogelijk als producten gelabeld worden. Waarschijnlijk krijgen de groene goederen een label met het opschrift ‘Not for EU’ – ook producten die in de rest van het VK verkocht worden.

Het akkoord is ruimschoots goedgekeurd door de EU en het Britse parlement. Slechts 22 leden van de Conservatieve Partij stemden tegen, onder wie oud-premier Boris Johnson. Ook de acht leden van de DUP stemden tegen. Deze partij speelt een marginale rol in het Britse parlement, maar heeft een grote invloed in Noord-Ierland.

Volgens het Goede Vrijdagakkoord moeten alle grotere politieke partijen vertegenwoordigd zijn in de Noord-Ierse regering, en in ieder geval de twee grootste. Dit systeem wordt verplichte coalitievorming genoemd. Zonder de grootste twee partijen (nu Sinn Féin en de DUP) is geen regering te vormen. De grootste levert de premier, de tweede partij de vicepremier (die overigens volgens het Goede Vrijdagakkoord evenveel macht heeft als de premier). Sindsdien is het al zes keer gebeurd dat een van beide weigerde aan de regering deel te nemen, in totaal 60% van de regeringstijd. De DUP doet dat uit onvrede met het Noord-Ierland-protocol en het Windsor Raamwerk. Maar ook speelt mee dat Sinn Féin, traditioneel de partij van de nationalisten, bij de Noord-Ierse parlementsverkiezingen in mei 2022 de grootste partij werd, voor het eerst sinds 1921. Niet omdat ze zetels won, maar omdat de DUP kleiner was geworden door een afsplitsing. De DUP heeft er moeite mee niet meer de premier te kunnen leveren. In mei 2023 won Sein Féin ook lokale verkiezingen en behaalde zelfs zetels in regio’s die bekend stonden als protestantse bolwerken. Dat is een aanwijzing dat vastgeroeste verhoudingen aan het schuiven zijn.

Dat blijkt nog meer uit het succes van een nieuwe politieke partij, Alliance, die zich profileert als een liberale partij voor alle Noord-Ieren. Alliance behaalde 17 zetels bij de parlementsverkiezingen in 2022, tegen 27 voor Sinn Féin en 25 voor de DUP.

Komt de eenwording dichterbij?

Tijdens het Brexit-proces klonk de voorspelling dat de eenwording nabij was. Men verwees naar de veranderende demografie van Noord-Ierland. In 1921 hadden de protestanten nog een duidelijke meerderheid, honderd jaar later niet meer. De volkstelling uit 2021 leert dat 41% van de Noord-Ieren zich katholiek noemt en 42% protestant (figuur 1). Het is opvallend dat zo veel mensen een religieuze identiteit opgeven, in een tijd van secularisatie in West-Europa. Blijkbaar staat het label religie voor een bredere identiteit. Op basis van deze demografische verschuiving rekenden nationalisten zich al rijk, wetend dat het Goede Vrijdagakkoord regelt dat de uitkomst van een volksraadpleging over eenwording moet worden gerespecteerd.

Figuur 1: Bevolkingsontwikkeling on Noord-Ierland naar religieuze overtuiging voor en na de deling in 1926

In december 2022 is de mening over eenwording onderzocht. Op de vraag ‘als er nu een referendum zou worden gehouden, wat zou u dan stemmen?’ gaf 50% van de Noord-Ieren aan in het VK te willen blijven, terwijl 27% een voorkeur had voor Ierse eenwording. Maar de religieuze facties denken heel verschillend over de kwestie. 79% van de protestanten (unionisten) wilde niets veranderen aan de status van Noord-Ierland, terwijl 55% van de katholieken (nationalisten/republikeinen) voorstander was van aansluiting bij Ierland. Uit ander onderzoek een jaar daarvoor bleek dat jongeren verhoudingsgewijs grotere voorstanders van eenwording waren. Er is toen ook gevraagd naar identiteiten. Bijna de helft gaf aan zich thuis te voelen bij een nested identity en zei zowel een Ierse als Britse identiteit te hebben, maar met wisselende eerste voorkeuren. Slechts 19% voelde zich alleen Iers, 23% alleen Brits (figuur 2). Gevraagd naar een eventuele nationalistische of unionistische identiteit gaf 42% (de grootste groep) aan zich met geen van deze groepen te identificeren.

Figuur 2: Nationale identiteiten in Noord-Ierland volgens een bevolkingsonderzoek in 2020

De scherpste kantjes van de tegenstellingen lijken wat te zijn afgesleten: een katholieke Noord-Ier is niet per definitie een nationalist en voorstander van Ierse eenwording. De demografische verschuiving ten gunste van de katholieken betekent dus niet automatisch meer voorstanders. Driekwart van de katholieken vindt dat er ooit een referendum moet komen, terwijl maar 39% van de protestanten dit vindt. Dat is niet verrassend. Maar haast is niet nodig, vindt ook twee derde van de katholieken. Uit onderzoek onder focusgroepen blijkt dat mensen graag meer willen weten over de mogelijke gevolgen van eenwording. Wat gaat dat betekenen voor de gezondheidszorg, werkgelegenheid en koopkracht? Er is veel interesse voor de ervaringen van de Duitse eenwording van 1990. De verschillen tussen de beide Duitslanden waren destijds echter veel groter dan tussen beide Ierlanden. Op dit moment draait de Ierse economie beter dan de Noord-Ierse.

Zeker zo belangrijk is de vraag wat op langere termijn de gevolgen van de Brexit zullen zijn. Vooralsnog lijken die voor het VK ongunstig. Mocht dat leiden tot grotere verschillen tussen Ierland en Noord-Ierland, dan kan de mening over een referendum snel veranderen. Er zijn nu vooral zorgen over jongeren in Noord-Ierse achterstandswijken. Zij zijn vatbaar voor avances van criminele bendes die zijn voortgekomen uit paramilitaire verenigingen. Gemaskerde jongeren uiten bedreigingen en plegen aanslagen op woningen. De organisaties waarvoor ze opereren, claimen te handelen vanuit politieke motieven, terwijl het in werkelijkheid gaat om misdaden. Af en toe laait het geweld weer op, maar net als tijdens the Troubles moet gewaakt worden voor eenvoudige verklaringen. Daarvoor is de situatie in Noord-Ierland te complex.

Dit artikel is samengesteld uit twee veel langere teksten, die de auteurs schreven ten behoeve van een eerstejaarscursus sociale geografie aan de Universiteit Utrecht. ‘De grens tussen Ierland en Noord-Ierland: nooit meer een barrière?’ van Leo Paul (12.000 woorden) en ‘Geografen over grenzen en grensgebieden: een historisch overzicht van hun denkbeelden’ van Ben de Pater (18.000 woorden) staan integraal op https://geografie.nl/artikel/de-grens-tussen-ierland-en-noord-ierland-nooit-meer-een-barriere en https://geografie.nl/artikel/geografen-over-grenzen-en-grensgebieden-een-historisch-overzicht-van-hun-denkbeelden. Daar zijn ook alle bronnen te vinden.