Tot 2014
De boodschap van het museum kwam het sterkst tot uiting in de Grote Rotonde, met fantasiebeelden van blanke weldoeners met (kleine) Congolezen in aanbidding opziend, en van (bijna naakte) Congolezen. Met opschriften als ‘België brengt beschaving in Congo’. In de geschiedeniszaal begon het verhaal van Congo pas in 1483, met de komst van de Portugezen. De overvolle vitrines bleven lang dominant. De bezoekersaantallen liepen na de Tweede Wereldoorlog geleidelijk terug, maar veerden op halverwege de jaren 60, dankzij de komst van een educatieve afdeling en bezoek van vele scholieren. Omdat veel oud-kolonialen het museum runden, ademde de tentoonstelling nostalgie. De verering van Leopold II werd alsmaar prominenter.
Jean Muteba Rahier, een Amerikaanse hoogleraar antropologie en diasporastudies, beschreef het museum in 2003 als ‘een collectie die een koloniale orde laat zien waarin zwarte mensen vaak schaars [gekleed] worden afgebeeld, als een afbeelding van primitiviteit en passiviteit, terwijl witte mensen gekleed waren, modern en afgebeeld als actieve, drijvende krachten achter de geschiedenis’. Rahier vond dat het museum onmiddellijk dicht moest, zodat schoolkinderen niet meer werden blootgesteld aan zo veel racisme. Hij had gemerkt dat jonge medewerkers wel openstonden voor vernieuwing, maar dat veel oudere conservatoren daar niets in zagen.
Het debat over de ware aard van Leopold II en de misdaden in Congo kwam in België maar langzaam op gang en dat verhinderde de aanpassing van het museum. Er ging een schok door het land toen in 2001 een onderzoekscommissie ingesteld door de regering had ontdekt dat koning Boudewijn op de hoogte was geweest van het plan om de eerste premier van het onafhankelijke Congo, Patrice Lumumba, te vermoorden. De premier werd op 17 januari 1961 omgebracht.
In 2001 trad Guido Gryseels aan als nieuwe directeur van het museum. Het kostte hem meer dan tien jaar om de koers te verleggen, eerst door tijdelijke tentoonstellingen, zoals Het geheugen van Congo – De koloniale tijd in 2005. Na veel debatten sloot het museum in 2013 vijf jaar de deuren voor een ingrijpende verbouwing. Andere ‘tropenmusea’ in de wereld waren voorgegaan, zoals dat in Amsterdam. Ook daar verliep de transformatie naar ‘wereldmuseum’, met meer aandacht voor slavernij en de effecten van kolonialisme, niet zonder slag of stoot.
Kritische ontvangst
Bij de heropening van het museum in 2018 was koning Filip opvallend afwezig, officieel omdat het niet paste in zijn drukke agenda. Of zou hij moeite hebben gehad met de presentatie van de misdaden van zijn voorvader? Critici vonden dat het museum juist te weinig stelling nam tegen dat schuldige verleden. Adviseurs vanuit de Afrikaanse diaspora in België vonden dat zij onvoldoende inbreng hadden gehad. Een VN-commissie constateerde dat het museum de misstanden van het kolonialisme onvoldoende liet zien en ‘alle aanstootgevende, racistische beelden die er nog stonden, moest verwijderen’. Het ging vooral over de beelden in de Grote Rotonde, die niet weggehaald waren, omdat ze ‘vast’ verbonden waren met het fysieke gebouw. En dat mocht vanwege zijn monumentale status niet aangetast worden. Directeur Gryseels reageerde verbolgen dat de commissie maar een uur in het museum was geweest. ‘Ik heb ze met handen en voeten uitgelegd dat die [beelden] tot het erfgoed behoren, dat we die niet mogen wegdoen, en dat we ze alleen van context kunnen voorzien.’ Twee jaar later werd een oplossing bedacht: voor de beelden hangt nu een semi-transparant doek met hedendaagse voorstellingen, waar je als bezoeker naar believen achter kunt kijken. Overigens stelt de parlementaire onderzoekscommissie dat de beschermde status van het gebouw wel steviger ter discussie had mogen staan.
Een ander pijnlijk object dat tot het onroerend goed behoort, is een op een muur geschilderd overzicht van de 1508 namen van Belgische mannen die gestorven zijn in Congo-Vrijstaat. Daar worden nu de namen van de 7 Congolese doden van de mensententoonstelling van 1897 als een soort schaduw overheen geprojecteerd. Maar ook daarop klinkt kritiek: is dat niet erg summier, gezien de miljoenen slachtoffers van de koloniale terreur?
Het museum kreeg een nieuw entreegebouw, dat via een tunnel verbonden is met het hoofdgebouw en de collectie. Aanvankelijk stonden in deze tunnel de ‘foute’ beelden, zoals de luipaardman. Dat gaf verwarring, omdat niet elke bezoeker begreep dat het museum afstand had genomen van deze beelden. Inmiddels staan ze in een aangrenzende ruimte, die alleen meegenomen wordt bij een rondleiding met gids.
Een nieuw verhaal
Eén ruimte, de krokodillenzaal, is intact gebleven, als herinnering aan de oude opstelling. In de overige zalen worden de vaak schitterende objecten nu wel ingekaderd met een eigentijds verhaal, namelijk dat zaken als leiderschap, dood, welzijn, onderwijs en huwelijk ook nu nog verbonden zijn met rituelen. Afrika wordt niet langer gepresenteerd als het continent van primitieve mensen, die hoognodig moeten worden onderworpen aan een beschavingsoffensief. Zo wordt bij het ‘beentje van Ishango’ (20.000 jaar voor Christus) verteld dat de inkervingen in het bot het oudste bewijs zijn van wiskundig denken in de wereld. En over de ‘primitieve’ spleettrom leer je nu dat deze ook een effectief middel was om boodschappen over grote afstand te verspreiden. Nu laat de tentoonstelling zien dat de mensheid zijn oorsprong in Afrika vindt. En dat er inderdaad veel grondstoffen worden gewonnen (die terug te vinden zijn in mobiele telefoons), maar dat de Congolezen daar weinig van profiteren.
De afdeling ‘Koloniale geschiedenis en onafhankelijkheid’ laat onomwonden de plunderingen, uitbuiting en repressie zien, vooral tijdens Congo-Vrijstaat. Maar als het gaat om de koloniale geschiedenis tussen 1945 en 1960 lijkt de handrem erop te zitten. Er is veel aandacht voor de verbetering van het onderwijs en de gezondheidzorg en de rol van missionarissen daarbij, maar relatief weinig informatie over de onafhankelijkheidsstrijd. De samenstellers lijken zich daarvan bewust, getuige de opmerking in de catalogus ‘dat de collecties zijn samengesteld door Europeanen; het blijft dan ook een uitdaging om de koloniale geschiedenis te vertellen vanuit een Afrikaans perspectief. Het museum wil de interesse daarvoor aanwakkeren en een forum zijn voor een levendig debat.’ En dat laatste doet het museum wel degelijk, getuige de jaarverslagen.
Zeker, de critici hebben gelijk dat een algemeen verhaal en samenhang tussen zalen ontbreken. Maar het museum is al ver gekomen. De parlementaire commissie schreef in 2021 dat het veranderingsproces van het KMNA te traag is verlopen, maar dat met de renovatie een mijlpaal is bereikt. Die moet eerder worden gezien als het begin van een proces dan een eindpunt. In de woorden van de nieuwe directeur: ‘Wij zijn niet langer een museum over Afrika, maar een museum dat streeft naar interactie met Afrika.’
De rondleiders hebben in de periode voor de heropening een intensieve training van meerdere maanden gekregen, waarin zij werden ‘bijgeschoold’ over de hedendaagse kijk op kolonialisme. Sommigen hadden moeite een ander verhaal in te studeren en zijn afgehaakt. Onze gids vertelde eind augustus dat hij dertig jaar als ontwikkelingswerker in Burundi had gewerkt. De voorbereiding duurde destijds niet langer dan een weekend. Maar tijdens de intensieve bijscholing in 2018 begreep hij eindelijk veel zaken die hij in Burundi had meegemaakt.
Het is aan te bevelen het museum te bezoeken met een gids en te vragen om speciale aandacht voor de dekolonisatie van het museum. Op eigen gelegenheid is de rode lijn van dit verhaal maar moeilijk te ontdekken.