IJzig Noordoost-Duitsland

1 september 2022
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2022
geologie
Kennis
FOTO: HANS DE JONG
Het smalle strand met klif bij Nienhagen.

De geschiedenis van de teruggang van Scandinavisch landijs is in Noord-Duitsland makkelijk te volgen. Met de jongste sporen aan de Oostkust bij Nienhagen.

 

Over het strand bij Nienhagen rolt een kalme branding. Bij iedere golf hoor je het geraas van het zeewater tussen de stenen. Ze zijn prachtig afgerond en schitteren in de zon. Het strand is smal en eindigt met een steile helling. Daarbovenop groeien beuken. Dit strand staat model voor de Oostzeekust van Mecklenburg-Vorpommern, de noordoostelijke deelstaat van Duitsland, die boordevol glaciale afzettingen zit.

FOTO: HANS DE JONG
Langs de waterlijn ligt het vol met grote en kleine rolstenen.

Kliffen

Een groot deel van de Oostzeekust bestaat uit kliffen. Ze zijn niet loodrecht maar bestaan uit los materiaal, met af en toe een grote kei erin. Het gaat om keileem, een glaciale afzetting van zwerfstenen gemengd met zand, leem en klei. Zulke stenen zijn gedurende het laatste glaciaal, het Weichselien, meegenomen met het landijs dat onder zijn eigen gewicht vanaf Scandinavië zuidwaarts schoof. De meeste van die stenen zijn honderden miljoenen jaren oud. Zelfs de oudste gesteenten van Europa liggen ertussen, bijvoorbeeld het anderhalf miljard jaar oude Stockholmgraniet en het nog een slordige 200 miljoen jaar oudere Uppsalagraniet. Met hun zwart-wit gespikkelde uiterlijk vallen ze echter niet zo gauw op, want de dieprode Oostzee kwartsporfier trekt veel gemakkelijker de aandacht.

Bij storm beukt de branding op de klif, die daardoor kaal blijft. Als bij zware regenval de keileem verzadigd raakt met water, kan plotseling een modderige keileemmassa omlaag glijden. Hele bomen worden dan meegesleurd. Informatieborden bovenaan de klif waarschuwen voor zulke afschuivingen. De meegevoerde zwerfstenen belanden op het smalle zandstrand waar de branding ze afrondt tot perfecte rolstenen. Langs de waterlijn ligt het vol met grote en kleine rolstenen die bij iedere golf tegen elkaar aan botsen. Vooral als de branding de stenen overspoelt, komen de fraaie kleuren goed tot uiting. Het is dan gemakkelijk om kenmerkende soorten te vinden die aangeven waar uit Scandinavië ze vandaan komen.

Informatie

In elke kustplaats vind je wel boeken over deze rijke vindplaatsen van zwerfstenen, met titels als Strandsteine Sammeln und Bestimmen en Geoführer Ostseeküste. Aan de hand van de kleurenfoto’s en hun duidelijke uiterlijke kenmerken kun je al snel achterhalen wat je hebt gevonden: naam, soort, herkomst en ouderdom. De stenen zijn afkomstig uit heel Scandinavië én van de Oostzeebodem. Maar er zijn wel verschillen langs de hele Noord-Duitse kust. Westwaarts tref je meer stenen uit Noorwegen aan en in het oosten meer uit Finland. Daartussenin liggen vooral veel stenen uit Zweden. Het zijn vele soorten graniet uit Midden-Zweden, die soms fel rood gekleurd zijn, of glanzende zwarte vuurstenen met witte kalkresten uit Skåne in Zuid-Zweden. De laatste zijn vaak afgerond, maar sommige hebben scherpe randen: vuursteen kan breken als glas.

FOTO: HANS DE JONG
Granieten afkomstig uit Småland in Midden-Zweden.

Jonge afzettingen

Het materiaal van de kliffen en op de stranden is geologisch nog jong. Stenen die aangevoerd worden, beginnen in de klif of aan het strand geologisch als het ware een nieuw leven.

De sporen uit oudere glacialen dan het Weichselien zijn door de erosie van de landijsmassa uitgewist. Maar in Noord-Duitsland liggen de glaciale afzettingen netjes achter elkaar, van zuid naar noord zijn ze gerangschikt van ouder naar jonger – met de jongste dus aan de kust.

In Duitsland liggen de glaciale afzettingen netjes achter elkaar
BEELD: B.J. KÖBBEN/GEOGRAFIE

De oudste glaciale afzetting die in Noord-Duitsland aan de oppervlakte ligt, is afkomstig van de uitbreiding van het landijs in het Elsterien, het voor-voorlaatste glaciaal (figuur 1). Het landijs schoof in die periode over een groot deel van Noord-Duitsland ver naar het zuiden, tot voorbij de Harz. Heel Sachsen tot de Tsjechische grens was met ijs bedekt (figuur 2).

BEELD: B.J. KÖBBEN/GEOGRAFIE

Endmoränenstaffeln

De geschiedenis van de teruggang van de landijsmassa is in Noord-Duitsland in opeenvolgende fasen makkelijk te volgen. Er zijn wel tien van die afsmeltingsfasen, Endmoränenstaffeln, terug te vinden. Ze liggen keurig evenwijdig aan elkaar op volgorde van zuidwest naar noordoost (figuur 2). Ze geven daarmee de perioden aan van de geleidelijke afsmelting van het landijs. Al die fasen hebben in Noordoost-Duitsland namen gekregen. Ze illustreren dat het ijs niet gelijkmatig is gesmolten, maar als het ware schoksgewijs. Het werd een tijdje warmer met flinke afsmelting van het landijs en dan stopte de stijging van de temperatuur weer. Dan brak een periode van enkele eeuwen aan waarbij het ijsfront zich niet verplaatste: een stationaire fase. Het dooiende landijs langs de rand van het ijsfront werd ‘doodijs’. Dat wil zeggen: het verloor het contact met de grote landijsmassa en was daardoor niet meer in beweging. Kleine ronde meertjes getuigen daarvan. Het zijn plekken waar een brok doodijs is blijven liggen. Toen het ijs smolt, bleef er een meertje over, een ‘doodijsgat’.

FOTO: HANS DE JONG
Kleine ronde meertjes zijn ontstaan op plekken waar een brok doodijs is blijven liggen.

Recessiefasen in het Weichselien

In het Weichselien lag het landijs in Noordoost-Duitsland tot de gebogen lijn Hamburg – Brandenburg – Potsdam – Cottbus, dus zuidelijk van Berlijn. Dat is het stadium van 20.000 jaar geleden. Het was tot dan toe duizenden jaren de koudste periode van het Weichselien geweest. Deze zuidelijkste eindfase heet het Brandenburger Stadium. Daarna werd het geleidelijk minder koud tot de volgende stationaire fase. Deze heet het Frankfurter Stadium, genoemd naar de stad Frankfurt aan de Oder. Daarop volgt het Pommersche Stadium, van 14.800 jaar geleden.

Hoe dichter bij het heden, des te meer stadia te onderscheiden zijn. De volgende belangrijke stationaire fase is de Rosenthaler Staffel van 14.100 jaar terug. De weer latere fasen liggen in het terrein steeds verder uit elkaar; een aanwijzing dat tegen het einde van het Weichselien het klimaat sneller opwarmde. De teruggang van het landijs eindigde voor Duitsland kort voor de Bornholm Staffel, 12.800 jaar geleden, genoemd naar het Deense eiland Bornholm. Toen was dus heel Duitsland ijsvrij geworden.

De Staffeln markeren de wijze waarop de klimaatverandering aan het einde van het Weichselien tot stand kwam. Elke Staffel ligt vol met kleine en grotere zwerfstenen uit Scandinavië, zoals je deze aantreft langs de kust van de Oostzee. Ze komen overeen

FOTO: HANS DE JONG
Lichte glooiing Staffel) in het morenelandschap bij Bad Doberan.

Landschapsvormen

De stationaire fasen tijdens het afsmelten van het landijs hebben duidelijke sporen achtergelaten in het Noord-Duitse landschap, in de vorm van lage reeksen heuvelruggen die van noordwest naar zuidoost door de Bundesländer Mecklenburg-Vorpommern en Brandenburg verlopen. Deze heuvelruggen zijn niet te vergelijken met de stuwwallen in Nederland, die veel hoger en reliëfrijker zijn. In Duitsland vallen ze in het zwak glooiende landschap nauwelijks op. Niet vreemd, want een Staffel vormde een stilstandfase, geen heuvelrug ontstaan door oprukkend landijs, zoals de Nederlandse stuwwallen.

De Staffeln zorgen wel voor een afwisselend landschap, want ze hebben grote gevolgen voor de grondwaterstand in het gebied. Er liggen dan ook talloze kleine en grotere meren in dit deel van Duitsland. De ruggen zijn nog het meest opvallend op het eiland Rügen. Daar is al veel reliëf gevormd in het Krijt, maar ook de Nordrügen Staffel, die dwars over het eiland loopt, heeft  hoogteverschillen veroorzaakt. Het zuidoosten van het eiland heeft een gevarieerd landschap met baaien waarin keileemruggen als landtongen in zee liggen. Langs de smalle stranden liggen vele Scandinavische rolstenen in de mooiste kleuren als bewijs van de voormalige landijsbedekking.