In gesprek met Reintje en Rob Paaijmans: de wereld de klas in, de klas de wereld in

24 december 2021
Auteurs:
Rob van der Vaart
em. prof. dr. sociale geografie
Dit artikel is verschenen in: geografie januari 2022
150 jaar KNAG
KNAG
Opinie
FOTO: PRIVÉBEZIT
Reintje en Rob Paijmans op de bodem van de vulkaan op het Isola Vulcano in september 2001.
150 jaar KNAG

In 2023 bestaat het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap 150 jaar. In de aanloop naar deze bijzondere verjaardag speken we met KNAG-leden van verschillende generaties.

Ik wilde u graag spreken omdat we samen op ruim een halve eeuw aardrijkskunde en KNAG kunnen terugkijken. Hoe valt dat kort samen te vatten, uw betrokkenheid bij het Genootschap?

Reintje Paijmans: ‘Ik ben in 1953 lid geworden van het KNAG, toen ik aan de Katholieke Leergangen in Tilburg studeerde bij de eerstegraads opleiding aardrijkskunde. In de loop van de tijd ben ik bij allerlei activiteiten van het genootschap actief geweest: KNAG-kringen, KNAG-lezingen, KNAG-excursies en ga zo maar door.’

Rob Paijmans: ‘Mijn loopbaan was bij de Belastingdienst en ik ben helemaal geen geograaf. Maar in 1992 ben ik ook KNAG-lid geworden omdat ik via de KNAG-studiereizen en andere activiteiten, waaraan ik samen met Reintje meedeed, zag wat een interessante club het KNAG is en wat een geweldig vak geografie is. En als lid kreeg je ook nog eens korting op KNAG-reizen.’

Waarom koos u voor een lerarenopleiding aardrijkskunde in de jaren 50?

Reintje: ‘Mijn vader leerde ons oog te hebben voor de dingen die we buiten om ons heen zagen, daar verwondering over te hebben en vragen bij te stellen. Dat was al zo toen we nog in Nederlands Indië woonden en ook toen we later in Noord-Brabant kwamen. Eigenlijk wilde ik na het gymnasium in Wageningen gaan studeren, iets met landbouw, maar dat vonden mijn ouders toch te ongewoon. Een leraar op school zei tegen me: misschien kun je hier in Brabant, in Tilburg, de lerarenopleiding aardrijkskunde doen. Je vindt het een leuk vak, je kunt er later altijd wel een baan mee krijgen ergens in de buurt van Wageningen en dan misschien alsnog daar gaan studeren. Dat laatste is er nooit van gekomen. Ik heb later wel een doctoraal sociale geografie in Utrecht gedaan.’

Ik neem aan dat u na de studie onmiddellijk aan de slag kon in het onderwijs? Er was immers een fors lerarentekort in de jaren 50 en 60.

Reintje: ‘Jazeker, eerst in Valkenswaard en niet lang daarna dichter bij huis in Breda. In Breda had ik jarenlang een dubbele baan; ik gaf ook in Oosterhout les. Toen wij in 1964 trouwden, werd door de scholen verwacht dat ik stopte met werken, hoewel het arbeidsverbod voor gehuwde vrouwen in Nederland al in 1958 was afgeschaft. Al gauw verhuisden we naar Den Haag voor Robs werk en daar kon ik onmiddellijk weer aan de slag en na 1970, toen we naar Apeldoorn zijn verhuisd, ben ik hier tientallen jaren aardrijkskundelerares geweest.’

‘Toen we trouwden verwachtten de scholen dat ik stopte met werken als aardrijkskundedocent’

Jullie hebben van alles gedaan in KNAG-verband. Rob, zelfs dit jaar nog was u lid van de kascommissie van het KNAG. Volgens mij gingen jullie vaak op de KNAG-studiereizen mee.

Reintje: ‘Als geograaf wil je natuurlijk als je de kans krijgt veel van de wereld zien. Toen onze kinderen groter waren, zijn we vaak meegegaan op KNAG-reizen. Met Jan Koetsier en Ineke van den Berg als reisleiders zijn we in 1985 naar China geweest. En met Wout Lentjens naar Peru en Bolivia. Met Heinemeijer naar Marokko. Onder leiding van Johan en Josephine Borchert zijn we vaak in Azië geweest, diverse keren naar China en ook Oman en Qatar. Het waren natuurlijk niet allemaal reizen onder KNAG-label; er werden vanuit diverse instituten geografische reizen georganiseerd. Zo zijn we ook heel vaak met Pim Beukenkamp in Europa op pad geweest.’

Rob: ‘Mijn eerste keer was letterlijk als kofferdrager voor Reintje, die toen herstellend was van een operatie. Sinds die tijd ben ik steeds meegegaan. Ook naar nascholingscursussen trouwens. En naar lezingen die het KNAG of KNAG-kringen organiseerden.’

 

Ik herinner me dat hier in Apeldoorn een behoorlijk actieve kring van het KNAG was.

Reintje: ‘Daar heb ik destijds hard aan getrokken en we hebben allerlei activiteiten georganiseerd: lezingen, bedrijfsbezoeken, fietsexcursies. Dat was vooral voor leraren. Die konden de opgedane kennis en ideeën dan weer gebruiken in het eigen onderwijs. Ik ben er altijd een groot voorstander van geweest met de leerlingen de school uit te gaan, naar buiten en op bezoek bij bedrijven en instellingen. En om deskundigen de school in te halen. Aan dat soort zaken besteedden we veel aandacht met de kring Apeldoorn.’

Rob: ‘We zijn ook lid geweest van andere KNAG-kringen, bijvoorbeeld Amsterdam en Utrecht. Dan kreeg je hun mailings en kon je hun lezingen of excursies bijwonen. Volgens mij zijn er tegenwoordig minder kringactiviteiten binnen het KNAG dan zo’n tien of twintig jaar geleden. Ongetwijfeld is dat door de covid-epidemie verergerd.’

 

Met de leerlingen de wereld in, bijvoorbeeld op excursie, en de wereld de school binnenhalen, zoals met lezingen of internationale projecten: volgens mij is dat een kernpunt van uw opvatting over goed aardrijkskundeonderwijs.

Reintje: ‘Ja, absoluut, je moet de wereld binnen de school en de wereld buiten de school met elkaar verbinden. Hoe kun je leerlingen anders aan het denken zetten over wat er in de wereld gaande is? Ik heb altijd eigen contacten en soms trouwens ook contacten van Rob gebruikt om dingen mogelijk te maken voor de leerlingen. Zo heb ik via een contact in het bedrijfsleven een uitwisseling op touw gezet met een school in Hradec Králove, in Tsjechië, inclusief de uitwisseling van leerlingen. Dankzij allerlei netwerken kon ik met mijn leerlingen op excursies hier in de regio en ook bij Hoogovens en in de Rotterdamse havens. Even goed nodigde ik leerlingen altijd uit zelf dia’s of foto’s mee te brengen als die mogelijk iets te maken hadden met wat we in de les aan het behandelen waren. En bij de voorlichtingsavonden over keuzevakken betrok ik altijd ouders die dan konden vertellen wat hun werk met aardrijkskunde te maken heeft. Ik vind dat je alles moet aangrijpen om het schoolvak aan de “echte” wereld te koppelen.

 

'Ik vind dat je alles moet aangrijpen om het schoolvak aan de echte wereld te koppelen'

Intussen zijn jullie allebei al geruime tijd gestopt met werken. Speelt de aardrijkskunde nog een rol in het gepensioneerde leven?

Reintje: ‘De waterproblematiek houdt me heel erg bezig. Ik ben actief geweest in het bestuur van het waterschap hier in de regio, later ook bij de Werkgroep Sprengen en Beken van de KNNV en via de Unie van Waterschappen. Ik heb ook lezingen gegeven over watervraagstukken, vooral in lokale netwerken hier, zoals via de Soroptimisten, waarvan ik lid ben. Wij zijn al lang vegetariër. Als je het waterverbruik van de vleesproductie goed tot je laat doordringen, kun je ook haast niet anders.

Wij lezen Geografie, we reizen, we komen ook graag naar KNAG-lezingen en dergelijke. Het KNAG moet er hard aan werken jonge geografen aan zich te binden; ze doen daar vast ook al van alles aan. Want bij alle grote vraagstukken van de 21e eeuw is het heel belangrijk dat mensen een geografisch besef en engagement met de aarde en de wereld ontwikkelen.’