Inheemse wereld in kaart gebracht
Ooit waren geografen ontdekkerreizigers die ‘onbewoonde’ gebieden in kaart brachten en claimden voor de machthebbers. Nu zetten ze kaarten in om het cultureel erfgoed van inheemse groepen te redden van de modernisering en de vergetelheid.
In oktober 2014 organiseerden drie onderzoeksinstituten van de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam een workshop over cartografie. De dag ervoor was er een publiek debat Beyond the map. Telling stories across borders. Onder de sprekers waren drie geografen, Philippe Rekacewicz, Irène Hirt en Michael Bravo, en twee specialisten van inheemse culturen en kennis, James Enote uit Nieuw Mexico en David Turnbull uit Australië. De geografen richtten zich op de verschillende vormen van kennis en representatie van de wereld. In het meinummer van Geografie schreven we over de cartografische schetsen van Rekacewicz. Hier staan we stil bij kaarten van Hirt en Bravo. In het artikel De wereld van de Zuni komt het werk van James Enote aan bod.
Dromen vertalen
Irène Hirt van de Universiteit van Genève deed promotieonderzoek in Chili onder een groep Mapuche en droeg daar bij aan een participatief cartografisch project. Als cartograaf trad zij op als ‘vertaler’ van de traditionele representaties van de Mapuche, waarin dromen een belangrijke rol spelen in de kennisoverdracht, naar de westerse cartografie. In de uiteindelijke kaart is veel informatie en betekenisgeving noodgedwongen weggelaten.
Toch was de vertaling nuttig voor de Mapuche. Zij wilden de verhalen en dromen over hun geschiedenis en hun banden met het land in kaart brengen ter ondersteuning van territoriale claims die zij bij de Chileense rechtbank wilden leggen. De verarmde representaties op de kaart waren dus bedoeld om in de taal van de macht (het hof dat besliste over territoriale geschillen) hun recht op bepaalde gebieden te doen gelden. Hirt was echter teleurgesteld over de armoede van de vertaling. De diepte van de verhalen kwam op een tweedimensionale kaart niet uit de verf. Zouden de nieuwe media dit kunnen ondervangen?
Pan-Inuit-paden
Michael Bravo van de Universiteit van Cambridge is een van de makers van een onlineatlas van pan-Inuit-routes in het hoge noorden van Canada. Het klassieke Britse en Canadese perspectief is dat van een ijswoestijn waar men op zoek is naar een voor schepen bevaarbare passage tussen de Atlantische Oceaan en de Stille Oceaan, om Noord-Amerika heen: de Noordwestelijke Doorvaart. Bravo toont een andere visie, met een andere kaart, gebaseerd op routes over het ijs, die juist alleen begaanbaar zijn als de zee bevroren is en die ieder jaar min of meer hetzelfde lopen. Ze worden pan-Inuit-paden genoemd, omdat ze bovenlokaal zijn. De representatie van de wereld ontstijgt de lokale gemeenschap en verbeeldt een pan-Inuit-natie. De atlas waarin deze routes op basis van de verzamelde traditionele kennis zijn aangebracht, is online te raadplegen op www.paninuittrails.org/index.html.
Het project richtte zich op de aanwezigheid en mobiliteit van de Inuit in de regio, en dan vooral de connecties tussen lokale Inuitgroepen vóór de Europese kolonisatie. De traditionele cartografie is gebaseerd op kaarten die (Europese) ontdekkers, missionarissen en onderzoekers maakten toen ze het gebied exploreerden. Deze kaarten zijn vaak bepaald door de zoektocht naar een Noordwestelijke Doorvaart, met weinig begrip of respect voor de lokale culturen en leefstijlen. Toch kunnen ze samen worden gebruikt om plekken en paden zoals de Inuit ze benoemen te reconstrueren. De atlas is interactief. Je kunt in- en uitzoomen, op namen van plaatsen en paden zoeken (lijnen en rondjes aangebracht op Google Maps) en de oorspronkelijke documenten raadplegen. Er waren meerdere vertaalslagen voor nodig: tussen de geografische kennis en representaties van de Inuit en die van de Europese reizigers, en tussen de ‘ontdekkers’ van toen die de ontberingen van het hoge Noorden te lijf gingen, en de internetgebruikers van nu die door het gedigitaliseerd archief struinen. Veel van de namen zijn nog bekend en veel van de paden zijn nog in gebruik, hoewel dat laatste met de klimaatverandering wellicht niet lang meer zal duren.
De atlas is een krachtig middel om de onzichtbare verbeelding van de regio door de Inuit tastbaar te maken, al zijn de kaarten beslist niet geschikt om ermee over het ijs te reizen. Daar zijn ze niet precies genoeg voor. Rekacewicz benadrukte in het vorige nummer van Geografie al dat kaarten er niet in de eerste plaats zijn om de weg te vinden, plekken precies te lokaliseren en routes te plannen.
De winst van vertaaloefeningen als die van Hirt en Bravo is dat representaties van de werkelijkheid door de Mapuche, respectievelijk de Inuit leesbaar worden gemaakt voor de modern weten schappelijk geschoolde kaartenlezers. Waar Bravo’s project hedendaagse Inuit-schoolkinderen wellicht instrumenten in handen geeft om zich te wapenen tegen overheersende representatie van het Hoge Noorden als een onherbergzame, ontoegankelijk en lege ruimte, bood Hirt de Mapuche munitie in de rechtbank.
BRONNEN
• Hirt, I. 2012. Mapping dreams/Dreaming maps. Bridging indigenous and Western geographical knoweldge. Cartographica 47(2): 105-120.