Kioskcultuur in het Ruhrgebied

1 september 2016
Auteurs:
Gert-Jan Hospers
Universiteit Twente
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2016
Duitsland
Kennis
kiosk
FOTO: HANS-JÜRGEN WIESE
De kiosk (in Ruhr-Duits een Bude) is kenmerkend
voor het Ruhrgebied. Hier een in Bochum.

Het Ruhrgebied staat dit jaar in het teken van de Trinkhalle: de kiosk. In het straatbeeld van de voormalige industrieregio kom je de minisupermarktjes overal tegen. De kiosken hebben een belangrijke buurtfunctie, ook al neemt hun aantal langzaam maar zeker af.

 

Om koffiemelk, toiletpapier of een fles bier zit je in het Ruhrgebied nooit verlegen. In de meeste stadswijken vind je wel een Trinkhalle, Verkaufshalle of Bude: een kiosk met op niet meer dan een paar vierkante meter een assortiment dat zich kan meten met een buurtsuper. Naar schatting telt het Ruhrgebied tussen de 12 duizend en 15 duizend kiosken, waarmee de regio relatief gezien koploper is in Duitsland. De huisjes zijn er in alle soorten en maten: vrijstaand of inpandig, gemaakt van hout, beton of baksteen en met of zonder extra’s (denk aan een bankje, bloemenperk en fietsenrek). Alle Trinkhallen hebben echter één ding gemeen: ze zijn het grootste deel van de dag geopend, meestal 365 dagen per jaar. De werktijden voor de mensen achter de raampjes zijn lang – niet zelden zestien uur per etmaal. Sommige Buden gaan al om 6.00 uur ’s ochtends open om pendelaars te voorzien van een kop koffie en een broodje. Wat later op de ochtend halen bejaarden en mensen die hun hond uitlaten er een krant of pakje sigaretten. ’s Middags komen vaak scholieren langs om fris, snoep en snacks te kopen en tegen de avond melden zich mensen die nog wat ingrediënten nodig hebben voor het avondeten. En tot laat in de avond is de kiosk het domein van stamgasten die te weinig drank in huis hebben of wat gezelschap zoeken.

Waterhuisjes

De term Trinkhalle (drinkzaal) doet geen recht aan de hedendaagse Ruhrkiosk: je kunt de kleine ruimte moeilijk een hal noemen, terwijl er je er veel meer kunt krijgen dan drank alleen. De eerste Trinkhallen in het Ruhrgebied stammen uit de tijd van de industrialisering, de periode rond 1870. Omdat leidingwater in die tijd niet drinkbaar was, lesten veel arbeiders hun dorst met bier en brandewijn, met alle ongewenste neveneffecten van dien. Daarom stimuleerden ondernemers en gemeentebestuurders de komst van verkooppunten voor mineraalwater. De gebouwtjes kwamen op strategische plekken in de stad te staan: bij de ingang van mijnen en fabrieken, in woonwijken en op verkeersknooppunten. Uit koperen ketels werd tijdens of na het werk heilzaam mineraalwater geschonken en verkocht. Behalve Trinkhallen werden de huisjes ook Seltersbuden (Selter = mineraalwater) of Wasserhaüschen genoemd. Rond 1900 had het Ruhrgebied zo’n zeshonderd van die ‘waterhuisjes’. Dat ze een sterke marktpositie hadden, blijkt alleen al uit het feit dat pogingen van melkfabrikanten om kiosken voor melkverkoop in de regio te introduceren, mislukten. Naast mineraalwater brachten steeds meer Trinkhallen augurken, haringen en kranten aan de man. De Buden werden meestal gerund door invalide arbeiders, vrouwen van omgekomen kompels en na de Eerste en Tweede Wereldoorlog oorlogsweduwen.

De waterhuisjes in de mijnstreek waren bedoeld om de consumptie van bier en brandewijn tegen te gaan

Ten tijde van het Wirtschaftswunder groeide het aantal Trinkhallen in het Ruhrgebied gestaag. De kiosken speelden in op de toegenomen welvaart en de vraag van de Duitse consument naar merkartikelen. Het assortiment werd uitgebreid, onder meer met sigaretten, frisdrank, zoetwaren en tijdschriften. In de jaren 60 zakte de groei van de Buden in. Door de kolen- en staalcrisis moesten veel mijnen en hoogovens sluiten, met als gevolg dat de Trinkhallen die daar dichtbij lagen, hun klandizie grotendeels kwijtraakten. Tegelijkertijd profiteerden de kiosken van de komst van centraal gelegen supermarkten: ze namen de rol van buurtsupers over die het niet konden bolwerken door de groeiende schaalvergroting in de detailhandel. De Trinkhallen waren klein, flexibel en – anders dan de rest van de retail – niet gebonden aan beperkte openingstijden. Dat laatste is lang een concurrentievoordeel geweest, want pas vanaf 1996 zijn de winkeltijden in Duitsland geleidelijk vrijgegeven. Nu moeten de kiosken echter de strijd aangaan met 24-uurshops bij benzinestations, en supermarkten die tot middernacht open zijn. Sommige Trinkhallen bieden daarom diepvriespizza’s, fastfood en extra diensten (zoals bezorgen aan huis) aan.

Desondanks heeft de Bude nog altijd een vaste plek in veel wijken in het Ruhrgebied. Of zoals kioskkenners Franke en Niedenthal in hun boek KioskKultur schrijven: ‘De kiosk blijft een paradoxale plek. Of het nu gaat om ingrijpende herstructurering in de stad en maatschappij of om de overgang van een moderne industriële naar een laatmoderne postindustriële samenleving, ze trekt zich er ogenschijnlijk niets van aan.’

Sociaal kapitaal

Wat verklaart de blijvende populariteit van de Trinkhalle in het Ruhrgebied? Er is onderzoek naar gedaan en daaruit blijkt dat ligging/ nabijheid en gemak het hoogst scoren. Ook ruime openingstijden en gewoonte worden aangevoerd als redenen voor regelmatig kioskbezoek. De macht der gewoonte speelt een belangrijke rol: 64 procent van de ondervraagden geeft aan steeds dezelfde kiosk te bezoeken. Ze komen er soms al hun hele leven. Veel kioskondernemers doen aan klantenbinding door het assortiment op hun vaste clientèle af te stemmen. Kijk dan ook niet raar op als je bij Trinkhallen artikelen aantreft die je er niet direct zou verwachten, zoals scheerschuim voor de gevoelige huid, sigaretten van zeldzame merken of curieuze tijdschriften. Bij enkele kiosken hangt zelfs een bordje met de tekst: ‘We hebben alles wat u nodig heeft. Wat we niet hebben, heeft u ook niet nodig’. 83 procent van de bezoekers geeft aan tevreden te zijn met het aanbod. Uit het Buden-onderzoek blijkt ook wat klanten het liefst aanschaffen: chocoladerepen zoals Kinder Chocolate en Snickers, kauwgum, Red Bull, mineraalwater, Jägermeister en wodka. Verder zijn sigaretten, bier en tijdschriften van oudsher gewild. De meeste marge maken de kiosken echter op candybars – ze liggen daarom vaak goed in het zicht.

kiosk
FOTO: DANIEL ULLRICH
Trinkhalle in Dorsten, Nordrhein-Westfalen.

Misschien nog wel belangrijker dan het economische aspect is de sociale functie van de Trinkhalle. De kiosk op de hoek is het dorpsplein van de grote stad: een ontmoetingspunt, een plek die bijdraagt aan het door stadsdenker Jane Jacobs (1916-2006) gelauwerde ‘sociaal kapitaal’ in de publieke ruimte. Bij de kiosk raak je makkelijk en vrijblijvend met elkaar in gesprek; er hangt een informele sfeer die je zou kunnen typeren als ‘vertrouwen zonder verplichtingen’. Leeftijd, beroep en achtergrond doen er niet toe: kinderen kopen snoep van hun eerste zakgeld, arbeiders sluiten de werkdag af met een biertje, terwijl kantoorslaven er hun vergeten boodschappen doen. Voor bejaarden is de Trinkhalle de plek om de laatste roddels uit te wisselen. Sommige kletskousen komen meerdere keren per dag. Wie een kamer zoekt of zijn kat kwijt is, moet het zeker even melden aan de man of vrouw die de kiosk runt. De Budenbesitzer kent iedereen in de buurt – en iedereen kent hem of haar, soms alleen bij de voornaam. Een enkele kioskondernemer geniet zelfs regionale bekendheid, zoals Willy Göken, die in zijn Bude in Essen zelfs honden- en kattenvoer verkocht. In 2012 moest zijn markante Trinkhalle – vanwege de vele plastic dierenbeelden op het dak van de kiosk ook wel ‘Ark van Noach’ genoemd – echter wijken in het kader van het stedelijke vernieuwingsbeleid van de gemeente Essen.

Regionaal erfgoed

In het Ruhrgebied zijn de mijnen en hoogovens zo goed als verdwenen, maar de Trinkhallen zijn er nog. Ze hebben alle crisissen overleefd en houden zich staande in de moderne 24-uurseconomie. Wel krijgen ze steeds meer concurrentie, vooral van supermarkten en shops bij benzinestations, waardoor hun aantal langzaam maar zeker afneemt. Bovendien: kioskeigenaren op leeftijd die willen stoppen om van hun oude dag te genieten, vinden lang niet altijd een opvolger. Want de meeste Duitsers zijn niet meer bereid om zulke lange dagen te maken voor een inkomen dat lager is dan het minimumloon – een thema dat vakbonden regelmatig aan de orde stellen. Steeds vaker zie je in het Ruhrgebied migranten en hun familieleden achter de raampjes van de minisupermarktjes zitten.

Toch klagen de kioskondernemers niet: ze zijn eigen baas en mogen hun zaak inrichten zoals zij dat willen. Op menig kiosk in het Ruhrgebied staat tegenwoordig het telecombedrijf Lycamobile, terwijl de ene nog meer schreeuwende reclame heeft dan de andere. Veel Trinkhallen-fans vinden dat jammer, want een échte Bude heeft drie kenmerken: een Langnese-ijsvlaggetje, een lichtbak met daarop reclame voor Coca Cola, bier of de lokale krant en een belletje waarop je kunt drukken als de eigenaar even niet op zijn plek zit. Uit liefde voor de kiosk is in Dortmund ‘Der 1. Kioskclub Museum am Ostwall 06’ opgericht, een club die zich inzet voor het behoud van de Trinkhalle als regionaal erfgoed. In veel Ruhrsteden staan nu een of meerdere Buden onder monumentenzorg. En met steun van de regionale overheid, de Metropole Ruhr, heeft de kioskvereniging 2016 uitgeroepen tot das Jahr der Trinkhalle. Met artikelen in de media, culturele activiteiten en rondleidingen langs kiosken wordt een lofzang gebracht op de kleine, maar o zo belangrijke icoon van het Ruhrgebied. 

Kiosken buiten het Ruhrgebied
K67

In de 13e eeuw waren er al kiosken in Perzië, India en het Ottomaanse rijk. Anders dan nu waren het een soort tuinhuisjes in parken, bedoeld om uit te rusten. Als het warm was, kwamen er in de paviljoentjes vruchten en dranken op tafel. In Turkije werd het assortiment van de kiosken uitgebreid en kwamen ze behalve in parken ook in steden voor. Het zijn ook de Turken geweest die de kiosk in de 16e eeuw in Europa hebben geïntroduceerd, in Wenen om precies te zijn. Daar werden de gebouwtjes later Tabaktrafik genoemd, ook al was er meer te koop dan tabak. Vooral in Zuid- en Oost-Europa vind je tegenwoordig nog veel kiosken met een verkoopfunctie, veelal gespecialiseerd in snacks, kranten of bloemen. Ze hebben het niet makkelijk in het veranderende winkellandschap. Zo staan de kiosken in Slovenië sterk onder druk. Om de legendarische K67-kiosk – een modulair exemplaar van plastic uit de socialistische Tito-periode – niet te vergeten, houdt architect Helge Kühnel zelfs een website bij met foto’s van de Yugo-kiosk: www.publicplan-architects.com/k67/. In vergelijking met de rest van Europa is Nederland nooit echt een kioskland geweest. Wel vinden we op veel treinstations winkeltjes die luisteren naar de merknaam ‘Kiosk’. De eigenaar, NS Stations, verwijst daarmee naar het kleine winkelassortiment en hoopt natuurlijk dat ze uitgroeien tot een ontmoetingspunt.
 

FOTO: MOMPL 
De legendarische K67-kiosk: een modulair exemplaar van plastic uit de socialistische Tito-periode.

BRONNEN

• Dahlmann, W. 2016. Das Ruhrgebiet feiert seine geliebte Bude. Die Welt, 29 januari 2016.
• Franke, J. & C. Niedenthal (red.) 2004. KioskKultur: der Ort, die Dinge, die Menschen. Aschenbeck & Holstein, Delmenhorst.
• Naumann, E. 2003. Kiosk: Entdeckungen an einem alltäglichen Ort. Jonas Verlag, Marburg.
• Osses, D. (red.) 2009. Die Bude: Trinkhallen im Ruhrgebiet, Klartext Verlag, Essen (met foto’s van Brigitte Kraemer).
• Rolla, A. 2012. Kommse anne Bude: Trinkhallen-Geschichte(n) aus dem Revier. Wartberg Verlag, Gudensberg.