Leergebied mens en maatschappij: een versnipperd veld

1 september 2014
Auteurs:
Gerhard van der Pot
Faculteit Educatie, Hogeschool Utrecht
Arie Wilschut
Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding & Hogeschool van Amsterdam
Dit artikel is verschenen in: geografie september 2014
onderwijs
Nederland
Kennis
maatschappij
FOTO: VINCENT/FLICKR

Sinds 2006 hebben scholen de mogelijkheid hun onderwijs te organiseren in leergebieden, zoals mens en maatschappij. Dat gebeurt vooral in vmbo-bb en -bk, sporadisch in havo/vwo. Docenten vinden dat het leer - gebied niet leidt tot meer samenhang in het lesaanbod, en dat de prestaties van leerlingen er niet op vooruitgaan.

 

De Onderwijswet van 2006 stelt dat scholen in het voortgezet onderwijs meer samenhang in het lesaanbod moeten aanbrengen. Behalve deze verplichting is er ook ruimte gecreëerd om schooleigen keuzes te maken in de manier waarop samenhang bereikt wordt. Eén manier is werken in leergebieden, zoals mens en maatschappij. Verschillende vakken (of onderdelen ervan) kunnen daarin worden gecombineerd om het aantal vakken in te perken en de leerinhoud zinvol te structureren. Omdat scholen ook vrijheid kregen in de combinatie van vakken, bestaan er nu diverse varianten van het leergebied mens en maatschappij. De maatschappijvakken aardrijkskunde en geschiedenis komen er verreweg het meest in voor, dikwijls aangevuld met maatschappijleer, economie en soms vakken als levensbeschouwing en Nederlands.

In 2013/2014 hebben we docenten die lesgeven in het leergebied mens en maatschappij via allerlei media uitgenodigd een uitgebreide vragenlijst in te vullen over kerndoelen, opleidingsniveau en ervaring met het leergebied, gebruikte lesmethoden en leerresultaten. In totaal 137 docenten van 113 scholen hebben gereageerd. 

Grote variatie

Dat het leergebied mens en maatschappij het meest wordt aangeboden op het vmbo was al bekend. Uit het onderzoek blijkt nu dat mens en maatschappij het meest voorkomt in de vmbo-onderbouw (leerjaar 1 en 2) op de niveaus bb en bk. In 2 havo/vwo komt het slechts sporadisch voor. Er is grote variatie in het aantal lesuren per leerjaar en in lengte van de lesuren. Zo kan een leerling in het 1e jaar op de ene school slechts 45 minuten per week les krijgen in mens en maatschappij terwijl dat op een andere school drie lesuren van 75 minuten kan zijn. 

Tegen versnippering

De invoering van het leergebied mens en maatschappij blijkt vooral ingegeven door de wens de versnippering van het onderwijsaanbod te verminderen. Daarnaast speelt specifiek op het vmbo-bb en -bk het pedagogische aspect een belangrijke rol. Vooral respondenten die lesgeven op het vmbo-bb tot en met -tl vinden het voor de leerlingen beter als er minder verschillende docenten per klas zijn. Aan de andere kant kan het voor pubers ook saai en beklemmend zijn om van dezelfde docent veel uren per week les te krijgen. 

grafiek
‘Het vak mens en maatschappij bestaat op onze school uit de volgende vakken’

Bijscholing

Ruim de helft van de respondenten werkt vijf jaar of minder in het voortgezet onderwijs en twee derde heeft minder dan vier jaar ervaring met het leergebied mens en maatschappij. Van de 103 docenten die de vraag naar opleiding en opleidingsniveau beantwoorden, geven 48 aan dat zij een geschiedenisopleiding hebben afgerond en 32 een aardrijkskundeopleiding. Driekwart heeft een tweedegraads bevoegdheid en een kwart een eerstegraads. Hoewel er geen opleiding of expliciete bevoegdheid voor mens en maatschappij bestaat, acht 63 procent zich bekwaam om les te geven in het leergebied. De helft vindt een opleiding tot docent mens en maatschappij een goed idee, en 61 procent voelt voor een verplichte nascholing voor huidige docenten in vakken waarvoor ze niet zijn opgeleid. Sommige docenten vragen zich echter af of het wenselijk is dat vakspecialisten les geven in onderwerpen waarvoor zij niet zijn opgeleid. Behoeft e aan vakinhoudelijke bijscholing is er bij 25 docenten. Slechts 15 procent vindt doceren in leergebieden leuker dan lesgeven in het ‘eigen’ vak. Docenten geven dus bij voorkeur het vak waarvoor ze zijn opgeleid. 

Kerndoelen niet paraat

Willen scholen het onderwijs afstemmen op de doelgroep (‘arrangementen op maat’) dan zullen docenten ten minste op de hoogte moeten zijn van de kerndoelen mens en maatschappij om bijvoorbeeld eigen materiaal te kunnen ontwikkelen of weloverwogen een lesmethode te kiezen.

Docenten weten dat er kerndoelen zijn voor mens en maatschappij, maar hebben deze niet paraat. De leerboeken lijken hier leidend te zijn. De vraag of de eigen school voldoet aan de gestelde leerdoelen, wordt door meer dan de helft van de respondenten overgeslagen. Ruim 40 procent van degenen die wel antwoorden, vinkt hier ‘neutraal’ aan. Maakt het de docenten niet uit, hebben zij geen idee? 

Lesmethoden leidend

80 procent van de respondenten gebruikt een speciale lesmethode mens en maatschappij. De overige 20 procent werkt afwisselend met aardrijkskunde- en geschiedenismethoden, of eigen materiaal (33 procent), of werkt projectmatig zonder lesmethoden (27 procent). Bij de keuze van de lesmethode is gelet op de integratie en samenhang van de maatschappijvakken en meer specifiek de onderwerpen en vakinhouden van de traditionele schoolvakken aardrijkskunde, geschiedenis, economie en/of maatschappijleer.

Of de lesmethode daadwerkelijk voorziet in samenhangend onderwijs, daarover zijn de meningen verdeeld. Enkele docenten vinden dat de methode ‘oppervlakkig’, ‘onoverzichtelijk’ is, ‘van de hak op de tak springt’ en de leerlingen als het ware ‘kennis wordt ontnomen’. ‘Grieken en Egyptenaren worden niet besproken, maar wel Annie M.G. Schmidt’.

Over de aangeboden leerstof worden daarnaast opmerkingen geplaatst als ‘slappe thee, uitgeklede vakken en diepgang is onmogelijk’. Terwijl het leergebied mens en maatschappij mede is ingevoerd om gefragmenteerd onderwijs tegen te gaan, lijkt het erop dat de uitgevers vakinhouden juist versnipperd in de lesmethoden hebben opgenomen. ‘De meest vreemde verbanden worden gelegd tussen onderwerpen om maar een hoofdstuk te kunnen maken. Inhoudelijk geen diepgang, de vakken zijn uitgekleed. De methodes voor het vak/leergebied mens en maatschappij zijn geen van alle goed’, luidt het commentaar. Desondanks zegt slechts 17 procent te willen overstappen naar vakspecifieke lesboeken. De docenten vmbo-bb en -bk zijn sowieso niet van plan de lesmethode mens en maatschappij in te wisselen voor vakspecifieke lesboeken. Vanaf de niveaus mavo/havo en hoger is men veel meer geneigd dat om vakinhoudelijke redenen te doen. De eerstegraads docenten hebben duidelijk voorkeur voor vakspecifieke lesboeken. Dat er vaak toch niet wordt overwogen om over te stappen, kan het gevolg zijn van meerjarige contractuele verplichtingen met de uitgever. 

grafiek
‘Bij de lesmethodekeuze (of het schrijven van een eigen lesmethode) voor mens en maatschappij hebben wij onder andere gelet op het naar behoren behandelen van de kerndoelen van het vak’

Tegenvallende opbrengsten

Respondenten vinden dat de vakkennis en vakspecifi eke vaardigheden bij leerlingen die les hebben gekregen in het leergebied mens en maatschappij zowel in de onderbouw als in de bovenbouw achteruitgaan.

Eerstegraads aardrijkskunde- en geschiedenisdocenten zijn van mening dat leerlingen niet beter presteren in vergelijking tot de situatie met afzonderlijk gegeven maatschappijvakken. Veel docenten met een tweedegraads opleiding en minder dan vijf jaar ervaring in het voortgezet onderwijs kiezen voor het antwoord ‘neutraal’ op de vraag naar de prestaties van de leerlingen. Docenten vinden dat leerlingen mens en maatschappij niet aantoonbaar als leuker of nuttiger ervaren.

In een uitgebreide reactie maakt een respondent een opmerking over het hoge abstractieniveau van het leergebied. ‘Leerlingen hebben concrete onderwerpen nodig om te behandelen en onder te verdelen per vak, zoals aardrijkskunde. Docenten kunnen gedetailleerder ingaan op een onderwerp en leerlingen worden sneller gemotiveerd als ze concrete onderwerpen kunnen behandelen. Uit eigen ervaring vind ik geschiedenis bijvoorbeeld helemaal niet interessant als vakdocent aardrijkskunde. Lessen worden minder enthousiast gegeven waardoor leerlingen gedemotiveerd kunnen raken.’

Bij de vraag of de aansluiting van een onderbouw met mens en maatschappij op de bovenbouw met afzonderlijke maatschappijvakken goed is, vinkt 40 procent van de docenten ‘neutraal’ aan. De positieve en negatieve reacties houden elkaar min of meer in evenwicht. Niet overal worden afspraken gemaakt over doorlopende leerlijnen van onderbouw naar bovenbouw. Redenen voor gebrek aan overleg zijn divers en lopen uiteen van ‘geen vakgroep’ tot ‘gescheiden onderbouw- en bovenbouwlocaties’.

De gesignaleerde achteruitgang in vakkennis en vakspecifieke vaardigheden van leerlingen komt overal in het land voor. Doordat leerlingen (al dan niet onder invloed van de ouders) bij voorkeur geen vmbo maar liever havo gaan doen, telt het vmbo verhoudingsgewijs meer kinderen met een lager niveau. De vorm en organisatie van het leergebied, de gebruikte lesmethoden, genoten onderwijstijd, ervaring en opleiding van docenten zijn dus zeker niet de enige factoren die een rol spelen in de ervaren achteruitgang van de leerlingen.

Mens en maatschappij heeft onder docenten geen hoge status. Iets meer dan de helft is van mening dat dit komt doordat het geen examenvak is. Toch vinden docenten dat het vak niet moet worden ingevoerd in de bovenbouw. De minister neemt hierover eind 2014 een beslissing.

Over de vraag of mens en maatschappij om vakspecifieke redenen moet worden afgeschaft , zijn de meningen verdeeld. Een kleine meerderheid vindt van wel – hoofdzakelijk docenten vmbo-tl en hoger. Van deze groep geven 35 mensen een toelichting. Uit de reacties spreekt vooral bezorgdheid over de ontwikkeling van leerlingen. Hoe kun je hen verantwoord adviseren richting de bovenbouw over vakken die ze nooit hebben gehad? Is de vakinhoudelijke basis van mens en maatschappij wel voldoende om uiteindelijk examen te doen in een afzonderlijk gegeven maatschappijvak? 

De dupe

De algemene indruk van het huidige leergebied mens en maatschappij is dat formeel eigenlijk van alles mogelijk en toegestaan is, maar vooral dat er toch iets niet klopt. Zo bestaat er niet zoiets als één leergebied mens en maatschappij. Qua samenstelling van maatschappijvakken komen diverse varianten voor; ingeroosterde lestijden en lesuren lopen uiteen en er staan docenten met verschillende bevoegdheden voor de klas. De redenen voor invoering van het leergebied zijn bovendien sterk schoolgebonden.

Docenten maken zich zorgen om het vak en de ontwikkeling van de leerlingen. Over de lesmethoden is men eigenlijk niet tevreden. Er wordt gezegd dat de vakken allemaal ‘de dupe’ zijn geworden van integratie in het leergebied, en dat van samenhang weinig of niets terechtkomt. Bovendien geven docenten het liefst les in het ‘eigen’ vak.

Van de leerlingen valt niet te verwachten dat zij mens en maatschappij ineens veel leuker en nuttiger vinden dan aardrijkskunde of geschiedenis. Het is gewoon een schoolvak, net als andere.

Met de introductie van het leergebied mens en maatschappij is geprobeerd gefragmenteerd onder wijs te repareren. Het lijkt er sterk op dat deze reparatie slecht is uitgevoerd. Daarvan zijn zowel de vakken als de leerlingen de dupe. En wanneer leerlingen als burgers van de toekomst minder dan voorheen zijn opgeleid en weinig kennis hebben van maatschappelijk relevante onderwerpen, is het uiteindelijk de maatschappij die de rekening betaalt. 

 



Het onderzoek waarop dit artikel gebaseerd is, werd uitgevoerd door het lectoraat didactiek van de maatschappijvakken van de Hogeschool van Amsterdam, en de Hogeschool Utrecht