Van mijn vliegreis blijven ze af
Dat de klimaatverandering een serieus probleem is, daarvan zijn veel leerlingen zichtbaar doordrongen. Ook de actiebereidheid is groot, getuige de demonstratie in Den Haag begin februari. Maar hoe staan ze tegenover klimaatmaatregelen en misschien nog wel belangrijker, zijn ze ook van plan zelf iets in te leveren?
Het onderzoek onder 2200 derdeklassers dat we in het maartnummer van Geografie beschreven, bevestigt dat veel leerlingen klimaatverandering zien als een bedreiging voor de wereld. Dat is ook niet vreemd gezien alle berichtgeving in de media. De beelden van afbrokkelende gletsjers en ijsberen op ijsschotsen ontgaan niemand. Maar dat leerlingen de dreiging zelf ondervinden, nee. Zo zegt een meisje uit 3 havo: ‘Ik was even aan het nadenken van… merk ik het nou? Maar als ik een soort van op straat loop… dan heb ik persoonlijk niet door van oh ja… misschien in het weer een klein beetje, maar ook niet dat ik denk van goh, wat een klimaatverandering.’
Dat de zeespiegelstijging in Nederland een extra dreiging oplevert, is leerlingen wel duidelijk. Maar dat dit grote consequenties heeft, wordt toch betwijfeld: ‘Nou, omdat ik denk dat Nederland zo goed georganiseerd is, dus als er bijvoorbeeld echt een overstroming zou kunnen zijn, dat we daar al wel meteen een oplossing voor hebben. Omdat de dijken zo goed zijn gebouwd, dat het eigenlijk niet echt zou kunnen overstromen.’
Ook dit is op zich een logische reactie. Uit de psychologie blijkt dat veel mensen zichzelf immuun achten voor natuurgevaren die ze zelf niet aan den lijve hebben ondervonden. Deze optimismebias laat zich het best samenvatten als: ‘ik weet dat het kan gebeuren, maar mij zal het niet overkomen’. Daarnaast wordt onze perceptie van risico’s sterk beïnvloed door kenmerken van het medium waarvan de dreiging uitgaat. Zo wordt een kerncentrale als veel bedreigender ervaren dan natuurverschijnselen. De centrale geldt als ‘onnatuurlijke’ technologie met angstaanjagende gevolgen, terwijl het klimaat, hoe abstract ook, hoort bij de natuurlijke habitat waarin we leven.
* Enquête onder 2200 leerlingen uit de derde klas, en enkele uitspraken uit interviews.
Maatregelen
Wat betekent die ambivalentie voor de bereidheid om maatregelen te nemen? In het eerder genoemde onderzoek blijkt dat het gros van de leerlingen niet weet wat ze zelf zouden kunnen doen om de klimaatverandering te stoppen. En als ze zouden mogen stemmen, is slechts een minderheid bereid milieuaspecten mee te wegen in de politieke keuze (figuur 1). Ze krijgen ook stellingen voorgelegd over specifieke maatregelen zoals groene stroom, consuminderen, minder vlees eten en minder vliegen (figuur 2) om na te gaan of ze (a) die maatregel nuttig vinden en (b) bereid zijn die maatregel na te leven. Minder vlees eten vindt slechts een kleine groep leerlingen zinvol, en ook de bereidheid om dit zelf te doen, is laag. Blijkbaar ontbreekt hier de kennis van het effect. De meeste leerlingen zijn bereid een hogere prijs voor groene in plaats van grijze stroom te accepteren. Dat is dan wel een maatregel waarvan ze zelf (nog) geen last ondervinden – de rekening wordt immers betaald door hun ouders. Over de hele linie scoort de bereidheid om een maatregel na te leven lager dan het ingeschatte nut ervan. Ook voor deze tegenstrijdigheid biedt de psychologie verklaringen. Allereerst geldt het principe van delay discounting. Hoe verder weg iets in de tijd ligt, des te lager we de waarde ervan inschatten. Minder vliegen op de korte termijn is dus een te grote opgave voor wat het oplevert op lange termijn, namelijk het voorkomen van klimaatverandering. Daarnaast verkeren adolescenten in een levensfase waarin ze hun identiteit aan het ontwikkelen zijn. Het opgeven van activiteiten die daarbij een grote rol spelen, zoals reizen naar verre landen, is dan wel erg veel gevraagd.
In de klas
Het lijkt erop dat er in de schoolboeken en tijdens aardrijkskundelessen vooral aandacht is voor de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering, en dat het probleem vooral op mondiaal niveau wordt besproken. Leerlingen zeggen in ieder geval weinig te weten over klimaatmaatregelen (figuur 1); dat zou dus meer aandacht verdienen. Nog uitdagender is het de discussie over maatregelen te stimuleren in de klas. De uitspraken in figuur 2 over nut en naleving vormen hiervoor een mooi startpunt. De confrontatie met de gevolgen van het eigen gedrag én de mogelijkheid dat gedrag aan te passen zet leerlingen aan het denken: namelijk dat klimaatmaatregelen ook bij jezelf kunnen beginnen. En dat als je klimaatbeleid belangrijk vindt, je naast de politiek ook jezelf kunt aanspreken.
BRON
- Marschall, G. 2014. Don’t Even Think About It. Why Our Brains Are Wired to Ignore Climate Change. London: Bloomsbury Publishing.