Nagekomen Bakkeriana: bauxiet en silicaplaatjes 

28 februari 2020
Dit artikel is verschenen in: geografie maart 2020
Suriname
Opinie
FOTO: SALOMON KROONENBERG
Bakkers schetskaart van de Nassau-expeditie.

Na mijn artikel ‘Professor Jan Pieter Bakker in Suriname’ in Geografie december 2017 ben ik nog een paar zaken op het spoor gekomen die iets meer licht doen schijnen op een aantal van zijn ontdekkingen. 

 

Tijdens de Natuurwetenschappelijke expeditie 1948-1949 werd het Nassaugebergte beklommen, waar Bakker hoogwaardige bauxiet ontdekte. Die vondst staat gerapporteerd in het artikel ‘Indrukken van de Natuurwetenschappelijke Expeditie naar Suriname 1948-’49’ van Bakker en Lanjouw in het Tijdschrift van het KNAG uit 1949. De beschreven chemische analyse zou later leiden tot uitgebreide bauxietexploratie. Maar waar die analyse vandaan komt, vertelt Bakker niet. 

In het archief van de Geologisch Mijnbouwkundige Dienst (GMD) van Suriname blijkt een rapport van zijn hand te liggen uit 1951, waarin Bakker zijn vondst nader toelicht. Het heet De witte bauxiet op de zuidelijke plateaus van het Nassaugebergte (Suriname). Dit geschrift komt in geen van zijn publicatielijsten voor. Het is dan ook enkel een doorslag van een rapport van zes pagina’s voor de GMD, dat nooit werd gepubliceerd. Er hoort ook een schetskaart van de expeditie bij, met de gelopen route en de monsterpunten. Die had ik nog niet eerder gezien. Het rapport beschrijft dat tijdens de expeditie, op 17 maart 1949, bauxietgeoloog dr. D.R. (Rob) de Vletter van Billiton langskomt, mogelijk via de radio geattendeerd op de vondst. De Vletter vindt ook zelf witte bauxiet en laat de monsters analyseren – inderdaad hoogstwaarschijnlijk door Billiton. Het wekt bevreemding dat Bakker in zijn artikel met Lanjouw noch De Vletter noch Billiton noemt. 

Silica 

Een tweede mysterie is dat van de silicaplaatjes die Bakker op de Voltzberg vond in zijn geliefde oriçangas of kociołki, kleine ronde holtes in het kale granietoppervlak van de berg. Die plaatjes zouden het gevolg zijn van de neerslag van silica uit het water in de holtes, dat door fotosynthese van blauwalgen een hoge pH-waarde had gekregen. Ik ben sindsdien zelf op de Voltzberg geweest en heb geen silicaplaatjes gevonden. Wel zitten er in het gruis in die ‘water-ogen’ veelvuldig vierkante splijtstukjes van de kaliveldspaatmegakristen die uit de graniet zijn uitverweerd. Bakker zal die stukjes veldspaat toch niet voor silica hebben aangezien? Ik blijf me verbazen over die man. 

Oproep 

In een artikel van Bakker en Levelt uit 1964, ‘An inquiry into the probability of a polyclimatic development of peneplains and pediments (etchplains) in Europe during the Senonian and Tertiary period’, verwijzen de auteurs naar een nog niet verschenen artikel van J.P. Bakker en A.J. Wiggers (1964), ‘Studies on pediplanation and altiplanation in Surinam’. Joop Wiggers was in 1955 bij Bakker gepromoveerd op de wordingsgeschiedenis van de Noordoostpolder en werd later hoogleraar aan de VU. In het boekje Wosuna 1954-1959 staat dat Wiggers in 1956 onder leiding van Bakker in Suriname het onderzoeksproject Geomorphological and sedimentological research in the Sabanpassie area to the south of Kwakoegron and in certain other areas of Surinam heeft uitgevoerd. Ook heeft hij bodemtypen in het Surinaamse Wageningen en in Nieuw Nickerie bestudeerd. Ik ben al heel lang op zoek naar rapportage van dat veldwerk, zowel vanwege de kwartairgeologische geschiedenis als vanwege de voorkomens van goud en diamant in het Sabanpassiegebied. Ik hoop van harte dat iemand mij daaraan kan helpen.