Op fietsexcursie door het Groene Hart

1 oktober 2019
Auteurs:
Dit artikel is verschenen in: geografie oktober 2019
GIS
onderwijs
Nederland
Kennis
FOTO: WIKIPEDIA/SONTY567
Bethunepolder gezien vanaf de dijk (Middenweg).

In de cursus over het Nederlandse Landschap fiets ik met tweedejaars studenten een middag door het Groene Hart. Voor de Brabantse deelnemers van de ‘hoge zandgronden’ is dit een landschap dat ze niet goed kennen. Sinds dit jaar gebruiken de studenten een webapp die helpt bij het leggen van relaties tussen boven- en ondergrond, en maken ze een storymap van hun bevindingen.  

 

Als voorbereiding op de fietsexcursie heb ik in ArcGIS Online een eenvoudige webapp gemaakt met de route en excursiepunten. In de app zijn diverse kaartlagen opgenomen waartussen je kunt schakelen. In het veld kunnen studenten daarmee onder andere het AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland), de grondwaterstand en de grondsoortenkaart raadplegen. Veel van deze kaartlagen zijn standaard beschikbaar in de online database. Daarnaast krijgen de studenten een ‘ouderwets’ bronnenboekje met historische kaarten en (historische) afbeeldingen van het gebied. Deze geven hen onderweg inzicht in de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Je kunt de bronnen overigens eenvoudig opnemen in de webapp, iets wat ik wil aanpassen in een volgende editie. 

Onderweg 

Tijdens de fietsexcursie stoppen we op zeven punten. Hier raadplegen de studenten de kaartlagen uit de webapp en het bronnenboekje. Met de webapp hebben ze op elk moment gedetailleerde kaarten bij de hand en kunnen ze zich makkelijk oriënteren in het veld, al vermindert dat wel het trainingsaspect. De app geeft immers aan waar je bent. En zoals altijd met technologie kan een lege batterij of gebrek aan MB-tegoed roet in het eten gooien. 

Bethunepolder (stoppunt 2) 
De Bethunepolder, ten noordwesten van de stad Utrecht, is een uitgeveende plas die droogviel in 1887. Het was daarmee de laatste droogmakerij in de provincie. Een gelukkige keus was het niet, want door de zandige ondergrond had de droogmakerij te kampen met sterke kwel vanuit ’t Gooi. Er kwam zo veel water omhoog dat een van de latere eigenaren zelfs failliet ging aan de hoge bemalingskosten. De polder was bovendien door de natte omstandigheden niet geschikt voor de land- en tuinbouw die er gepland was. Anders dan in de meeste droogmakerijen vind je in de Bethunepolder dan ook weiland en is een deel ingericht als natte natuur. Ook de verkaveling is in deze polder een stuk kleinschaliger dan elders. Op dit stoppunt (figuur 1) laat ik studenten op deductieve wijze nadenken over het ontstaan van het gebied. Ik vraag ze om zich heen te kijken en te observeren. In hoeverre voldoet deze polder aan de kenmerken van een droogmakerij? De verkaveling is rationeel en toponiemen als Machinekade, Middenweg en Nieuweweg wijzen op een ontginning uit de moderne tijd. Maar het landgebruik en de grootte van de kavels wijken af. Hoe zit dat? Het AHN en de grondsoortenkaart in de webapp geven duidelijkheid. Op het AHN is weliswaar de lagere ligging van de polder te zien, maar de bodem van de polder bestaat niet uit klei. We gaan daarover in gesprek en met behulp van een geologisch dwarsprofiel vinden we een sluitende verklaring voor de afwijkende hydrologische situatie in de Bethunepolder. 

Figuur 1: Screendump van de webapp waarin de lage ligging van de Bethunepolder te zien is op het AHN.

Kockengen (stoppunt 6) 
Het Utrechtse dorp Kockengen ligt ten westen van de Vecht ter hoogte van Breukelen. In 1085 gaf de Utrechtse bisschop Koenraad dit moerasgebied vrij voor ontginning. De centrale aansturing zie je nog altijd terug in de strakke verkaveling. De kenmerkende cope-ontginningen met een vaste lengte van 1250 meter werden vanaf de Vecht vijf keer herhaald. De blokken kregen exotische namen als Kortrijk, Demmerik (Denemarken), Portengen (Bretagne), Spengen (Spanje) en Kockengen (Pays de Cockange = Luilekkerland) om boeren te lokken. De ondergrond in dit gebied bestaat uit meters dikke veenpakketten, die vaak instabiel zijn om te bebouwen. De ontginners maakten daarom het liefst gebruik van de hogere plekken die van nature wat steviger waren. Bijvoorbeeld de oeverwallen van de Vecht of een fossiele stroomrug. Het dorp Kockengen werd gepland op een crevasserug van (een voorloper van) de Oude Rijn. Een crevasse is een geul die ontstaat bij een oeverwaldoorbraak van een rivier. 

Op deze plek maak ik op inductieve wijze gebruik van de webapp. Ik vraag studenten op hun telefoon het AHN en de grondsoortenkaart te bestuderen. Op beide kaartlagen is goed te zien dat er een crevasserug loopt van de buitenbocht van de (fossiele) Oude Rijn naar de plek waar we op dat moment staan. Vrij snel leggen studenten dan de relatie naar de ligging van Kockengen. De crevasserug zelf is in het veld moeilijk te zien, maar als je goed oplet, zie je dat het huis ‘Nabij’ aan de Wagendijk scheefgezakt is. Boven de voordeur zitten scheuren in het pleisterwerk. Waarschijnlijk is het huis net op de rand van de crevasse gebouwd, waardoor het aan een kant wegzakt in het veen. 

Verslaglegging 

Vanuit vakdidactisch oogpunt vind ik dat een fietstocht meer moet zijn dan een dagje uit. Het ligt voor de hand studenten onderweg aantekeningen te laten maken die ze thuis uitwerken in een verslag. Maar hoe saai is dat? Ik kan ze de leeropbrengst van deze fietsexcursie ook laten evalueren met een storymap, een interactieve kaart waarin je kaartlagen kunt combineren met foto’s, tekst en andere media. 

FOTO: EEFJE SMIT
Met de webapp kunnen de studenten onderweg gedetailleerde kaarten raadplegen van bijvoorbeeld hoogte, grondsoort en bodemdaling

Tijdens de excursie maken studenten foto’s en aantekeningen. Die informatie verwerken ze thuis met een beknopte handleiding in de storymap. Bij elk stoppunt plaatsen ze een of meerdere foto’s en schrijven ze een korte tekst van maximaal 150 woorden (figuur 2). Het resultaat is een overzichtelijk geheel, dat de studenten makkelijk kunnen delen. Ze zijn tevreden over deze manier van verslaglegging. Het maken van de storymap kost hen minder tijd dan het schrijven van een gemiddeld verslag en ze vinden het leuker om te doen. ‘Omdat je de foto’s in de kaart moet plaatsen, blijft je beeld van de stoppunten beter bestaan. Je weet beter wat je ziet’, zegt een student. Een ander merkt op: ‘Je ziet echt de hele ronde voor je en dat maakt het levendig’. Ook inspireert het studenten om deze manier van werken te gebruiken op stage: ‘Het zou leuk zijn dit met leerlingen uit voeren’. Als docent werk ik ook graag met storymaps. De korte teksten zijn snel na te kijken, al bestaat het risico dat de inhoudelijke diepgang ontbreekt. Toch lukt het de meesten de kern van de excursiepunten te vatten in 150 woorden. Wil je als docent dus een keer iets anders dan een verslag, overweeg het maken van een storymap.

Figuur 2: Screendump van een storymap van een van de studenten met het scheefgezakte huis in Kockengen. Op de grondsoortenkaart is in het groen de crevasse van de Oude Rijn te herkennen.
Tips

Aandachtspunten bij het gebruik van ArcGIS Online voor een excursie: 

  • Sinds 1 juli mag je niet meer fietsen met een smartphone in je hand. Je kunt de webapp nog wel gebruiken op de stoppunten. 
  • Voor het maken van de storymap moet je leerlingen toevoegen aan de ArcGIS Online-omgeving. Let op de eisen die gelden vanuit de AGV-wetgeving.
  • De webapp werkt niet offline. Houd daar rekening mee in gebieden met weinig bereik, zoals de Duitse Eifel. 
     

De webapp voor deze fietsexcursie is te raadplegen via tinyurl.com/excursieGH.
Via arcg.is/190vDn is een voorbeeld van een storymap van een van de studenten te vinden. 

BRONNEN