Over hunebedden en reuzen – op zoek naar het verhaal achter de kaart

23 december 2021
Auteurs:
Joop van der Schee
emeritus hoogleraar onderwijsgeografie
Blog: GeoEd
topografie
Opinie
FOTO: DYMPHIEH/WIKIMEDIA (CC)
Hunebedden in Havelte, Drenthe.

Topografie leren kan leiden tot boeiende gesprekken. Goede vragen stellen is het halve werk. Die leiden tot het verhaal achter de kaart en daar gaat het om. Met dat verhaal blijven de belangrijkste toponiemen je ook wel bij.

‘Wil je me helpen met topo?’ vraagt mijn kleinzoon Max van 9. Hij haalt zijn werkschrift en de 7e editie van de Junior Bosatlas tevoorschijn. Daarin staat een kaartje met hunebedden. ‘Toen moeten er wel reuzen gewoond hebben, toch?’ is Max reactie wijzend op het kaartje. Hij heeft de hunebedden wel eens in het echt gezien. ‘Of heeft God dat gedaan?’

Goede vragen. Want hoe komen die hunebedden daar? De canon van Nederland, waarin een venster over hunebedden voorkomt, besteedt er maar één zin aan: Ze zijn gebouwd van enorme zwerfkeien, die tijdens een van de ijstijden, zo’n 150.000 jaar geleden, vanuit Scandinavië hiernaartoe zijn geschoven. ‘Maar hoe kan dat dan?’ vraagt Max. Tijd voor een verhaal over klimaatverandering en de krachten in de natuur. We pakken er een kaart van Europa bij om beter te kunnen zien hoe dat ijs zich vroeger heeft uitgebreid. Dat het verhaal Max boeit, blijkt later op de dag wanneer hij het spontaan goed doorvertelt aan zijn vader die hem komt ophalen.

BEELD: NOORDHOFF
Kaartje met hunebedden in Mijn eigen Bosatlas Topografie Nederland, bij de Junior Bosatlas, 7e editie.

Bart maakt een werkstuk over hunebedden.

Hij beschrijft waar je de meeste hunebedden kunt vinden.

Van de 54 hunebedden in Nederland liggen er 52 in de provincie ………

Ze liggen op een heuvelrug tussen de hoofdstad ………..... in het noorden

en de stad …………… in het zuidwesten/zuidoosten.

De meeste hunebedden liggen niet ver van de grens met de provincie ……………

Topografie is een belangrijk onderdeel van het vak aardrijkskunde. Zonder enige topografische kennis kun je veel zaken in de wereld niet plaatsen. Op veel basisscholen besteden ze er een groot deel van de aardrijkskundelessen aan. Op sommige scholen komen ze zelfs amper verder dan dat. Dat is jammer en onnodig. Gert Jan Bent schreef in een prijswinnend artikel in het Amerikaanse Journal of Geography in 2013 al dat er veel zorgen zijn over de positie en het niveau van het aardrijkskundeonderwijs op basisscholen. Niet alleen In Nederland maar ook elders. Hoe leerkrachten op basisscholen zelf aardrijkskunde geleerd hebben en onderwijzen, is daarbij een belangrijk aandachtspunt volgens Bent. In een interview met het Dagblad van het Noorden zegt hij in 2016: ‘Als een docent het idee heeft dat hij goed onderwijs geeft, durft hij meer te experimenteren en de leerlingen uit te dagen. Dat zorgt ervoor dat leerlingen het vak interessanter vinden.’

In 2018 pleitte Marian Blankman in haar proefschrift Teaching about teaching geography voor meer oefenen op de pabo met geografische kernvragen als uitgangspunt voor aardrijkskundelessen in het basisonderwijs. Waar is het? Waarom is dat daar? Wat zie ik als ik in- of uitzoom? Hoe verandert het in de tijd? Wat zijn de consequenties? Dat biedt houvast en bevordert de diepgang. Dat kan ook bij topografie, blijkt uit het voorbeeld van de hunebedden.

Geografische kernvragen bieden houvast en bevorderen diepgang – ook bij topografie

Veel leerkrachten op basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs melden dat er twee  soorten leerlingen zijn bij topografie leren. Sommigen vinden topo saai en lastig en anderen vinden het best leuk en krijgen een kick van de hoge cijfers die ze ermee kunnen scoren. Leerlingen die moeite hebben met topografie leren, vinden vaak steun bij digitale topo-oefenprogramma’s. Dan kunnen ze in hun eigen tempo werken, krijgen ze meteen te zien of ze het goed doen en kunnen ze het gemakkelijker herhalen.

Maar daarmee ben je er niet. Kaarten zijn enkel hulpmiddelen. Het gaat om het verhaal van mens en natuur waarvan je sporen op de kaart kunt zien. Functionele topografie wordt dit wel genoemd. Topografielessen zouden dat verhaal achter de kaart als uitgangspunt moeten nemen. Ze zouden moeten gaan over de ligging van hunebedden, steden en de loop van rivieren, de redenen voor de aanleg van dijken en polders en ga zo maar door. Kortom, goede geografische vragen van leerlingen en leerkrachten gebruiken om een kaart te kunnen begrijpen en al doende ook de informatie op de kaart te kunnen onthouden – ook de topografie. Dat kan de broodnodige vakkennis én motivatie en interesse voor aardrijkskunde flink vergroten.

Wie voldoende vakkennis heeft, kan een kaart doen leven

Wie voldoende vakkennis heeft, kan een kaart doen leven. Dat geldt voor papieren kaarten en digitale kaarten. Maar dan moeten we leerlingen wel uitdagen met vragen of nog beter ze zelf vragen laten stellen. Veel kinderen zitten vol vragen. Als ze jong zijn zoals Max durven ze die vragen ook nog te stellen. Dat maakt lesgeven ook zo aantrekkelijk. Wie als leerkracht voldoende vakkennis in huis heeft, kan leerlingen reusachtige stappen laten zetten.